Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL7560

Datum uitspraak2003-09-29
Datum gepubliceerd2003-10-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305537/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 april 2000 heeft verweerder krachtens het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer aan de inrichting gelegen aan de Steenbergsestraat 42 te Bergen op Zoom nadere eisen opgelegd, onder meer inhoudende het niet verhogen van de in tabel I van voorschrift 1.1.1 van dit besluit opgenomen waarden met 5 dB(A), het aanbrengen van een geluidlimiter op de binnen de inrichting aanwezige muziekinstallatie en het gesloten houden van ramen en deuren tijdens de avond- en nachtperiode gedurende de tijd dat muziek wordt voortgebracht in de inrichting.


Uitspraak

200305537/2. Datum uitspraak: 29 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de firma onder vennootschap "VOF Café De Lachende Vos”, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 april 2000 heeft verweerder krachtens het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer aan de inrichting gelegen aan de Steenbergsestraat 42 te Bergen op Zoom nadere eisen opgelegd, onder meer inhoudende het niet verhogen van de in tabel I van voorschrift 1.1.1 van dit besluit opgenomen waarden met 5 dB(A), het aanbrengen van een geluidlimiter op de binnen de inrichting aanwezige muziekinstallatie en het gesloten houden van ramen en deuren tijdens de avond- en nachtperiode gedurende de tijd dat muziek wordt voortgebracht in de inrichting. Bij besluit van 29 juli 2003, verzonden op 31 juli 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 18 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2003, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 september 2003, waar verweerder, vertegenwoordigd door J.B.J.M. Merkx en ing. G.A.A.M. Rockx, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Verzoekster is van mening dat verweerder haar bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2.3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.4. Het besluit van 27 april 2000 is blijkens de stukken op dezelfde datum bekend gemaakt, zodat de termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift, gelet op artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht, is begonnen op 28 april 2000. Verzoekster heeft eerst bij brief van 25 maart 2003 bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit, derhalve ruim na het verstrijken van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn. Nu niet is gebleken van zodanige feiten of omstandigheden dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster in verzuim is geweest, is de Voorzitter van oordeel dat verweerder terecht het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk heeft verklaard. Nu de Voorzitter verwacht dat de Afdeling in de hoofdzaak het bestreden besluit in stand zal laten, ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat. w.g. Konijnenbelt w.g. Montagne Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2003 374.