Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL8411

Datum uitspraak2003-10-14
Datum gepubliceerd2003-10-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830372-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij halsstarrig blijft weigeren mee te werken aan de terugkeer van de minderjarige. Hij geeft er blijk van de belangen van de moeder en het kind ernstig te minachten.


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] in 1970, verblijvende in [verblijfplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 09 juli 2003, 12 augustus 2003 en 30 september 2003. De verdachte is verschenen, en werd op 30 september 2003 bijgestaan door mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. Geerds. De vordering houdt in: een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 20 september 2000 tot en met 08 april 2003, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [naam minderjarige], geboren in 1997, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, voornoemde minderjarige ondergebracht en/of ondergebracht gehouden ergens in Algerije, in elk geval op een plaats onbekend aan mevrouw [naam betrokkene], zijnde degene die het wettig gezag over genoemde minderjarige uitoefende. ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE Verdachte is bij arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 juni 2000 veroordeeld, onder meer en voor zover hier van belang, ter zake het op 10 juli 1999 medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gestelde gezag als bedoeld in artikel 279 Sr. Verdachte wordt thans weliswaar vervolgd voor overtreding van datzelfde artikel 279 Sr., gepleegd met betrekking tot dezelfde minderjarige, maar de tenlastelegging ziet op een andere periode, te weten die van 20 september 2000 tot en met 8 april 2003 en doelt naar het oordeel van de rechtbank op onttrekken in de zin van onttrokken houden. Er is sprake van een ander strafbaar feit gepleegd in een ander periode en van dubbele vervolging wegens hetzelfde feitelijke gebeuren in de zin van art. 68 Sr. is derhalve geen sprake. De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij de periode van 20 september 2000 tot en met 08 april 2003, te Assen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, opzettelijk een minderjarige, te weten [naam minderjarige], geboren in 1997, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gesteld gezag, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, voornoemde minderjarige ondergebracht gehouden ergens in Algerije, in elk geval op een plaats onbekend aan mevrouw [naam betrokkene], zijnde degene die het wettig gezag over genoemde minderjarige uitoefende. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op: Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gestelde gezag, strafbaar gesteld bij artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt hierbij dat blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad "onttrekken" zowel kan bestaan uit het wegvoeren van de minderjarige als uit het onttrokken houden van deze minderjarige aan het wettig gezag of het bevoegd opzicht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - De aard en de ernst van het gepleegde feit. - De omstandigheden waaronder dit is begaan. - Hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. - De eis van de officier van justitie. - De inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 31 december 2002. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Hoe ernstig de wetgever het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag wenst te bestempelen, komt tot uitdrukking in de maximumstraf: 6 jaar gevangenisstraf als het kind ouder dan 12 jaar is en zelfs 9 jaar bij een kind dat jonger is. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij halsstarrig blijft weigeren mee te werken aan een terugkeer van de minderjarige, blijft weigeren openheid van zaken te geven, en dat hij er blijk van geeft de belangen van de moeder en het kind ernstig te minachten en dat hij een arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 20 september 2000 naast zich neerlegt. De rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel, dat in dit geval niet kan worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf van de hierna te vermelden duur. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. E. van der Herberg en mr. J.E. Münzebrock, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 oktober 2003.-