Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL9039

Datum uitspraak2003-10-15
Datum gepubliceerd2003-10-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/093219-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplichtigheid tot moord en poging tot moord op portiers van de Matrixx in Nijmegen.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Meervoudige Kamer Parketnummer : 05/093219-02 Datum zitting : 01 oktober 2003 Datum uitspraak : 15 oktober 2003 VONNIS TEGENSPRAAK in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] te Curaçao adres : [woonplaats] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in het huis van bewaring “Ooyerhoekseweg”, gevestigd aan de Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen. Raadsman: mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. [medeverdachte] op of omstreeks 3 november 2002 te Nijmegen, opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat [medeverdachte] opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit met een vuurwapen een of meermalen op voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, tot/bij welk misdrijf verdachte op 3 november 2002 te Nijmegen opzettelijk behulpzaam is geweest door (via [medeverdachte]) [medeverdachte] een vuurwapen te verschaffen. 2. [medeverdachte] op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [medeslachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgeschoten op voornoemde [medeslachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij/tot welk strafbare feit verdachte op 3 november 2002 te Nijmegen opzettelijk medeplichtig is geweest door [medeverdachte] (via [medeverdachte]) een vuurwapen te verschaffen; 3. hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen een wapen van categorie III, te weten een pistool of een revolver, heeft overgedragen aan [medeverdachte]; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 4. hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een vuist tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslgen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 5. hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk tegen een ruit en/of een of meerdere gokkasten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft geslagen en/of geduwd en aldus dat goed heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt; De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd conform de door de officier van justitie ingediende vordering wijziging tenlastelegging. Van deze vordering is hierna een kopie opgenomen als bijlage I a en de inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 09 juli 2003 en 01 oktober 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [medeslachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres], die vordert dat verdachte -wordt veroordeeld aan hem te beta-len een bedrag van € 215,00 aan schadever-goe-ding. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaar-delijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht. De officier van justitie heeft voorts geëist dat de vordering van de benadeelde partij [medeslachtoffer] tot een bedrag van € 215,00 hoofdelijk wordt toegewezen en dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot een derde van dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechte-nis. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd. 3. De beslis-sing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. [medeverdachte] op of omstreeks 3 november 2002 te Nijmegen, opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat [medeverdachte] opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit met een vuurwapen een of meermalen op voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, tot/bij welk misdrijf verdachte op 3 november 2002 te Nijmegen opzettelijk behulpzaam is geweest door (via [medeverdachte]) [medeverdachte] een vuurwapen te verschaffen. 2. [medeverdachte] op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [medeslachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgeschoten op voornoemde [medeslachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij/tot welk strafbare feit verdachte op 3 november 2002 te Nijmegen opzettelijk medeplichtig is geweest door [medeverdachte] (via [medeverdachte]) een vuurwapen te verschaffen; 3. hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen een wapen van categorie III of categorie II, te weten een pistool of een revolver, heeft overgedragen aan [medeverdachte]; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 4. hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een vuist tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 5. hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk tegen een ruit en/of een of meerdere gokkasten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft geslagen en/of geduwd en aldus die goederen heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. 3a. Bewijsmiddelen Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3: Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 02-160377, d.d. 05 december 2002, opge-maakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelder-land-Zuid, district Stad Nijmegen, “Luifelteam”, met bijlagen, voor zover inhoudende: a. Het op 05 december 2002 door verbalisanten [verbalisant I] en [verbalisant II] op ambtsbelofte cq. ambtseed opgemaakte proces-verbaal, onder meer inhoudende: “Op zondag 03 november 2002 omstreeks 05:30 uur vond er een schietincident plaats in de discotheek “The Matrixx” gevestigd aan de Wijchenseweg te Nijmegen. Bij dit schietincident werden twee medewerkers (portiers) van genoemde discotheek ernstig gewond. Een van deze mannen ([slachtoffer]) kwam ten gevolge (van: Rechtbank) zijn verwondingen opgelopen bij dit schietincident te overlijden. (…) Op maandag 04 november 2002 werd door de patholoog anatoom dr. [XY], verbonden aan het Nederlands Forensisch instituut, sectie verricht op het overleden slachtoffer [slachtoffer]. (…) De handgeschreven voorlopige conclusie is opgenomen in incidentdeel 1 van dit proces-verbaal. (zie blad 210)” b. Het proces-verbaal van aangifte inhoudende de op 04 november 2002 ten overstaan van verbalisanten [verbalisant III] en [verbalisant IV] door [medeslachtoffer] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: “Ik stond in de ruimte van de Vip-ingang en ik stond met mijn rug tegen de buitenmuur. Eddy stond recht tegenover mij bij de toegangsdeur van de Vip-ingang. De toegangsdeur van de Vip-ingang ging open en dicht omdat Eddy mensen naar buiten liet. (…) In een flits zag ik de (…) neger bij de toegangsdeur, waar Eddy nog steeds stond. De neger stak iets over de mensen die bij Eddy stonden heen. Ik zag een vuurwapen, ik kon niet zien wat voor wapen het was. Ik zag in ieder geval dat het een klein vuurwapen was. (…) Ik zag dat hij het vuurwapen in mijn richting hield. Ik hoorde een knal. Ik voelde een scherpe pijn midden boven op mijn borst. Het voelde als een doffe dreun. (…) Ik zakte door mijn knieën en ik zag de neger nog steeds in de deuropening stond. Ik viel om mijn rechterschouder en ik hoorde weer een knal. Ik zag dat er vuur uit de loop van het wapen kwam. Ik zag dat Eddy naar zijn borst greep en enkele seconden bleef staan. Vervolgens zag ik dat hij voorover viel en op zijn knieën terecht kwam. (…) Ik zag dat toen Eddy op zijn knieën zat, die neger pas weg ging.” c. Een schriftelijk bescheid, zijnde het onder a. genoemde verslag van patholoog anatoom dr. [XY] (dossierpag. 210) inhoudende zijn voorlopige sectiebevindingen betreffende [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te Vught, zoals hieronder afgebeeld en onder meer inhoudende: “Het oplopen van de schotverwonding heeft de dood tot gevolg gehad, obv orgaan- en weefselbeschadiging met daardoor bloedverlies.” d. Een schriftelijk bescheid, zijnde de medische verklaring d.d. 05 november 2002 betreffende het letsel geconstateerd bij [medeslachtoffer], opgemaakt door geneeskundige [arts], onder meer inhoudende dat als uitwendig letsel is geconstateerd “inschot opening hals li” en waarbij in het bijzonder wordt medegedeeld “ernstig bloedvatletsel hals/borstkas”. e. Een schriftelijk bescheid, zijnde de deskundigenrapportage d.d. 17 december 2002 betreffende schotresten- en munitieonderzoek naar aanleiding van het schietincident in Nijmegen op 03 november 2002 opgemaakt door [deskundige], onder meer inhoudende: “De hulzen zijn afkomstig van pistoolpatronen kaliber 6,35 mm Browning, merk Sellier & Bellot en Magtech. In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. (…) Gezien de vorm en de ligging van de afvuursporen zijn de hulzen waarschijnlijk afkomstig uit een omgebouwd (gas-) alarmpistool van het merk Tanfoglio.” f. Het proces-verbaal inhoudende de op 16 juni 2003 ten overstaan van rechter-commissaris mr. C.M.J. Peters door getuige [X] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: “Ik weet waar dit verhoor over zal gaan, de schietpartij november 2002. Ik was op dat moment werkzaam. (…) Ik heb gezien dat [medeverdachte] de toegang werd ontzegd. (…) [medeverdachte] is uitgelegd waarom hij eruit was gezet. Hij flipte toen helemaal door. Dit bleek uit de gebaren die hij maakte. Hij zei: ik zweer het op mijn moeder, ik zweer het op mijn dochter, ik schiet jullie allemaal kapot. Dit kwam dreigend over, hij zei het op dreigende toon, hij was heel agressief. Hij meende het.” g. Het proces-verbaal inhoudende de op 16 juni 2003 ten overstaan van rechter-commissaris mr. C.M.J. Peters door getuige [Y] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: “Ik weet waarover dit verhoor zal gaan, het schietincident van 03 november 2002. Ik was getuige van dit incident. Ik ging met mijn vriend naar buiten. We stonden voor de McDonalds. De dader werd eruit gezet. (…) Hij riep tegen de portier: ik kom over tien minuten terug en ik schiet je dood. (…) De jongen kwam dus naar buiten. En liep weg. (…) Hij zei ook nog eens tegen mij dat hij over tien minuten terug zou komen en de portier dood zou schieten. (…) Tien minuten later kwam hij terug. Hij liep naar de deur van de Matrixx. (…) Hij pakte de deur vast met zijn rechter hand en toen schoot hij met links naar binnen. (…) Ik zag dat de uitsmijter neergeschoten werd. De ene uitsmijter was volgens mij gelijk dood, hij viel gelijk achterover op zijn buik en bewoog niet meer. (…) De andere viel tegen de muur.” h. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 03 november 2002 ten overstaan van verbalisant [verbalisant V] door [getuige Z] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: “Vannacht zaterdag op zondag 2 op 3 november 2002 ging ik met vrienden naar de Matrix te Nijmegen. (…) Daar kwam toen iemand aanlopen die zo later bleek Joe te zijn. (…) Ik hoorde dat hij zei; "je moet niet met mij sollen en iets van dit krijg je als met mij bemoeit." Het waren ieder geval woorden van die strekking. Hierop volgde eigenlijk gelijk het schieten.” i. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 03 november 2002 ten overstaan van verbalisanten [verbalisant V] en [verbalisant VI] door [getuige XX] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: “Ik ben afgelopen nacht vanuit Bussum naar Nijmegen gegaan naar discotheek de Matrix. (…) Joe schoot in eerste instantie een of twee keer gericht. Hij schoot duidelijk in de richting van een portier die rechts naast de Vip ingang stond. (…) Nadat die portier neerviel stapte hij twee, drie stappen naar voren. (…) Vervolgens hoorde ik dat Joe hard riep: “een beetje bij de hand doen tegen mij” waarop hij nog een keer schoot op de dezelfde portier die al op de grond lag dan wel door knieën was gezakt langs muur op.” j. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 14 november 2002 omstreeks 13:55 uur ten overstaan van verbalisanten [verbalisant VII] en [verbalisant VIII] door verdachte afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: “Ik wil u vertellen over de Ambassadeur. Bianca komt naar mij toe in de Ambassadeur en zij vertelt dat June problemen heeft bij de Matrixx. Bianca vraagt aan mij of zij mijn pistool mag hebben. Ik heb daarna het wapen in haar tas gedaan. Ik ben met Bianca naar de garderobe gegaan. Ik heb June ook nog aan de telefoon gehad in de Ambassadeur. Hij vroeg mij het wapen te geven aan Bianca.” En voorts: k. De door [medeverdachte] ter terechtzitting van 09 juli 2003 afgelegde verklaring, welke verklaring op verzoek van de officier van justitie en met instemming van de raadsman ter terechtzitting van 09 juli 2003 is gevoegd in het strafdossier van verdachte, onder meer inhoudende: “Ik belde Bianca op en vroeg waar ze was. Ik vroeg om een vuurwapen. Ik noemde dat niet "vuurwapen", maar "ding". Ze wist meteen wat ik bedoelde. Het was een normaal gesprek. Ik vroeg ook of Steve er was. Ik vroeg aan haar of hij dat ding bij zich had. Toen kreeg ik Steve aan de lijn. Ik heb hem gevraagd of hij dat ding kon meenemen. Ik zei dat ik problemen had. Bianca is mij toen het wapen komen brengen.” Ten aanzien van de feiten 4 en 5: Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 02-160377, d.d. 05 december 2002, opge-maakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelder-land-Zuid, district Stad Nijmegen, “Luifelteam”, met bijlagen, voor zover inhoudende: l. Het proces-verbaal van aangifte inhoudende de op 03 november 2002 ten overstaan van verbalisant [verbalisant IX] door [slachtoffer] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: Op 03 november 2002 ben ik in Nijmegen in grillroom “Hou-je” met een vuist op mijn oog geslagen. Dit deed pijn. Ik ben op de eerste hulp behandeld voor het letsel aan mijn oog, het is nog onduidelijk hoeveel schade aan mijn oog is ontstaan omdat alles zo gezwollen is. De man die mij geslagen heeft, heeft ook één van de twee gokkasten omgegooid. Ik hoorde een harde klap. Ik zag de man die mij geslagen had buiten staan met allemaal bloed aan zijn hand. Ik zag dat de ruit kapot was. En voorts: m. De door verdachte ter terechtzitting van 09 juli 2003 afgelegde verklaring, onder meer inhoudende: Het klopt dat ik op 03 november 2002 in grillroom “Hou-je” een man met gebalde vuist in het gezicht heb geslagen. Ik kan me ook herinneren dat ik een ruit heb ingeslagen. Ik kan me het omgooien van de gokkast niet meer herinneren. Het zou wel kunnen dat ik dat ook gedaan heb. 3b. Opzet Met betrekking tot de bewezenverklaarde opzettelijke medeplichtigheid in de feiten 1 en 2 overweegt de rechtbank daarnaast nog het volgende. Verdachte heeft op 03 november 2003, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, op verzoek van [medeverdachte] een vuurwapen aan [medeverdachte] overgedragen, met de bedoeling dat zij dat naar [medeverdachte] ging brengen. Uit zowel de verklaring van verdachte tegenover de politie als de hiervoor geciteerde verklaring van [medeverdachte] ter terechtzitting van 9 juli 2003 blijkt dat verdachte er op dat moment van op de hoogte was dat [medeverdachte] problemen had bij de ‘Matrixx’. Het overdragen van het vuurwapen, zo verklaart verdachte zelf, heeft hij opzettelijk gedaan. Hij is dan ook opzettelijk behulpzaam geweest. De rechtbank is van oordeel dat de opzet van verdachte ook gericht is geweest op het gevolg, en wel in de vorm van voorwaardelijk opzet. Zij is van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [medeverdachte] zou gaan schieten op de portiers op zodanige wijze dat dit de dood ten gevolge zou kunnen hebben. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte moeten weten dat deze aanmerkelijke kans bestond, en heeft hij deze bewust aanvaard cq. op de koop toe genomen. Ten aanzien van de ‘aanmerkelijke kans’: Of de gedragingen de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het gaat om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De rechtbank overweegt dat verdachte, in de wetenschap dat [medeverdachte] problemen had in de Matrixx, hem midden in de nacht aan een geladen vuurwapen heeft geholpen. De rechtbank is van oordeel dat op dat moment naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestond dat [medeverdachte] met het wapen zou gaan schieten en dat dit de dood van een of meerdere personen tot gevolg zou kunnen hebben. Ten aanzien van het ‘willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans’: Dat verdachte niet alleen wetenschap heeft gehad van de hiervoor vastgestelde aanmerkelijke kans, maar dat hij deze ook bewust heeft aanvaard, leidt de rechtbank, nu de rechtbank geen (voldoende) inzicht heeft gekregen omtrent hetgeen ten tijde van de verweten gedragingen daadwerkelijk in verdachte is omgegaan, eveneens af uit het feit dat verdachte wist dat [medeverdachte] problemen in de Matrixx had en hem toch – via [medeverdachte] – een geladen vuurwapen heeft verschaft. Op basis van het vorenstaande kan het niet anders zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers bewust heeft aanvaard cq. op de koop heeft toegenomen. Hierbij is in aanmerking genomen dat feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden niet aannemelijk zijn geworden. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1: medeplichtigheid tot moord. Ten aanzien van feit 2: medeplichtigheid tot poging tot moord. De feiten zijn strafbaar. Ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III. Ten aanzien van feit 4: mishandeling. Ten aanzien van feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: - het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 september 2003; - een voorlichtingsrapport van (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 04 februari 2003, betreffende verdachte. De rechtbank overweegt verder nog als volgt. Op 03 november is Eddy [slachtoffer] als gevolg van een schietpartij bij de Matrixx om het leven gekomen. Dit heeft zijn nabestaanden een immens verdriet gedaan. De tweede portier, Jeroen [medeslachtoffer], heeft de aanslag overleefd, maar hij zal daaraan gedurende de rest van zijn leven herinnerd worden, niet alleen door het verlies van zijn collega, maar ook door de fysieke en psychische gevolgen die het voorval voor hem tot gevolg heeft gehad. Verdachte heeft zich, door [medeverdachte] op diens eerste verzoek via [medeverdachte] een wapen te verschaffen, schuldig gemaakt aan medeplichtigheid tot beide feiten. Op het moment dat [medeverdachte] verdachte belde, bevond verdachte zich met een geladen vuurwapen in de l’Ambassadeur, een uitgaansgelegenheid waar zich vele mensen bevonden. Het bezit van het vuurwapen door verdachte en het gemak waarmee verdachte vervolgens afstand doet van zijn vuurwapen om zijn vriend in de gelegenheid te stellen het wapen te gaan gebruiken om zijn problemen op te lossen is verbijsterend en absoluut onaanvaardbaar. Voorts heeft verdachte zich diezelfde nacht schuldig gemaakt aan mishandeling en vernieling. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een langdurige gevangenis-straf. Zij is van oordeel dat het feitencomplex zo ernstig is dat niet kan worden volstaan met de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist. Zij zal daarom een gevangenisstraf voor een langere duur opleggen. Aangezien het bewezenverklaarde sub 3 – overdragen van een wapen – samenloop oplevert in de zin van artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht met het sub 1 en sub 2 bewezenverklaarde verschaffen van een vuurwapen, zal de rechtbank bij de straftoemeting artikel 55 van de Wet wapens en munitie buiten toepassing laten. 6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De vordering van [medeslachtoffer] is niet betwist door verdachte. De recht-bank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Gelet op het feit dat medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] ook jegens het slachtoffer aansprakelijk zijn, zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen zoals in het dictum vermeld. Voor de toegewezen vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en de verdachte de verplich-ting zal opleggen – gelet op het aandeel van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] – een derde van het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 48, 55, 57, 91, 289, 300 en 350 van het Wetboek van Straf-recht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medeslachtoffer] ten aanzien van feit 2. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. - Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] of [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [medeslachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [medeslachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres], te betalen € 215,00 (zegge tweehonderd en vijftien euro). - Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad € 71,66, subsidiair 1 dag hechtenis. - Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [medeslachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres], te betalen € 71,66, (zegge éénenzeventig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. - Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde of [medeverdachte] of [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [medeslachtoffer], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Aldus gewezen door: mr. R.H. Koning, rechter als voorzitter, mr. T.H.P. de Roos, vice-president, mr. J.W.M. Tromp, vice-president, in tegenwoordigheid van D.W.A. van Kuppeveld, griffier. en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2003.