Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM2391

Datum uitspraak2003-10-10
Datum gepubliceerd2003-10-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/006252-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van 'MDMA en/of MDEA' en OVAR tav ten laste gelegde 'XTC'


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer : 11/006252-03 Zittingsdatum : 7 oktober 2003 Uitspraak bij vervroeging : 10 oktober 2003 VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen: [verdachte], geboren in 1978 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Noordsingel, Noordsingel 115 te Rotterdam. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie - het ten laste gelegde bewezen achtend - heeft gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting. 3.2 De verdediging De verdediging heeft partiƫel vrijspraak bepleit voor hetgeen is ten laste gelegd en heeft tevens een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 01 september 2002 tot en met 25 juni 2003 te Sliedrecht , opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, hoeveelheden van een materiaal bevattende XTC. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.2 De bewijsmiddelen De overtuiging van de rechtbank, dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.3 Nadere bewijsoverweging. Door de officier van justitie is aan verdachte tenlastegelegd -kort samengevat - dat het materiaal onder meer bevatte de stoffen "MDMA en/of MDEA". Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat tijdens het opsporingsonderzoek pillen bij of van verdachte zijn aangetroffen en inbeslaggenomen. Het was dan ook niet mogelijk om een test uit te voeren teneinde de samenstelling van de pillen vast te stellen. Feit van algemene bekendheid is dat onder de aanduiding "XTC" pillen worden verhandeld waarin zich naast MDMA/MDEA ook andere, al dan niet krachtens artikel 2 van de Opiumwet aangewezen stoffen bevinden. Bij gebrek aan een laboratoriumrapport en/of aan andere bewijsmiddelen terzake kan hier dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte gehandeld heeft in materialen, bevattende MDMA en/of MDEA. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Uit de voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen kan slechts volgen -kort samengevat- dat verdachte in voornoemde periode heeft gehandeld in XTC-pillen. Echter het "verkopen en afleveren en verstrekken van XTC" als zodanig is niet strafbaar nu deze substantie niet als zodanig is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I of anderszins kan worden aangemerkt als een stof vermeld in artikel 2 van de Opiumwet. De bewezenverklaarde feiten zijn dan ook niet strafbaar en verdachte zal dan ook dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. 6. De beslissing De rechtbank: verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde GEEN strafbare feiten oplevert en ONTSLAAT verdachte te dien aanzien VAN ALLE RECHTSVERVOLGING. heft op met onmiddellijke ingang het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte. Dit vonnis is gewezen door: Mr. E.C. Koekman, voorzitter, en mrs. A.P. Hameete en M.A.C. Prins, rechters, in tegenwoordigheid van [naam griffier], griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2003.