Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM2551

Datum uitspraak2003-10-06
Datum gepubliceerd2003-11-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers02/80 AWBZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Door eiser is bij verweerder een aanvraag ingediend voor de verstrekking van een brailleleesregel, een cassetterecorder en een dicteerapparaat (memorecorder).


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector bestuursrecht Reg.nr.: 02/80 AWBZ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: A, wonende te B, eiser, en Agis Zorgverzekeringen, gevestigd te Amersfoort, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 30 november 2001. 2. Procesverloop Door eiser is bij verweerder een aanvraag ingediend voor de verstrekking van een brailleleesregel, een cassetterecorder en een dicteerapparaat (memorecorder). Bij besluit van 22 maart 2001 heeft verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van de kosten van een memorecorder afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 27 maart 2001 bezwaar gemaakt. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder - overeenkomstig het op 28 november 2001 uitgebrachte advies van het College voor zorgverzekeringen - het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 22 maart 2001 gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 9 januari 2002 beroep bij de rechtbank ingesteld. Verweerder heeft op 8 februari 2002 een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 29 augustus 2003. Eiser is aldaar in persoon verschenen, vergezeld van zijn dochter C. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn medewerker juridische zaken mw. mr. M.C.Y. Vorderman. 3. Overwegingen In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van de kosten van een memorecorder heeft afgewezen, omdat het een hulpmiddel betreft dat voor eiser niet per se noodzakelijk is omdat hij het brailleschrift beheerst. Nu er daarnaast recent een brailleleesregel en een cassetterecorder is verstrekt kan er naar verweerders oordeel niet meer gesproken worden van een doelmatige zorgverlening. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat een brailleleesregel een computeraanpassing is, die niet te hanteren is bij de telefoon, op straat, in winkels of op stations, terwijl opgeslagen gegevens alleen via de PC kunnen worden opgeroepen. Braille lezen buitenshuis is volgens eiser bij lage temperaturen, dus met koude vingers, niet doenlijk. Tevens zou het zowel verzekeraars als visueel gehandicapten tot voordeel strekken wanneer de ervaringsdeskundigheid van visueel gehandicapten meer serieus werd genomen. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 8, eerste lid, onder i, van de Ziekenfondswet (hierna: de ZFW) hebben verzekerden ter voorziening in hun geneeskundige verzorging aanspraak op hulpmiddelen. Ingevolge artikel 8, derde lid, van de ZFW kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de inhoud en omvang van de aanspraken nader worden geregeld en kunnen voor het tot gelding brengen van de aanspraken voorwaarden worden gesteld. Op grond hiervan is het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering (hierna: het Verstrekkingenbesluit) vastgesteld. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van het Verstrekkingenbesluit omvatten hulpmiddelen de middelen welke bij ministeriële regeling als zodanig zijn aangewezen. Op basis hiervan is de Regeling hulpmiddelen 1996 (hierna: de Regeling) vastgesteld. Ingevolge artikel 2, eerste lid aanhef en onder t, van de Regeling - zoals deze luidde ten tijde hier van belang - omvat de aanspraak op hulpmiddelen de verschaffing in eigendom van hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering als aangegeven in artikel 26. Ingevolge artikel 26, eerste lid, onder g, van de Regeling zijn de in artikel 2, eerste lid onder t, bedoelde middelen cassette- en memorecorders voor visueel gehandicapten. In de toelichting op dit artikel wordt opgemerkt dat de memorecorder de functie heeft van een (zak-)agenda of aantekenboekje en gebruikt wordt voor het maken van aantekeningen of voor het vastleggen van gegevens. Voor de visueel gehandicapte die het brailleschrift beheerst, kan de memorecorder worden beschouwd als efficiënt, maar niet per se noodzakelijk voor het maken van aantekeningen en dergelijke. In artikel 2a, eerste lid, van het Verstrekkingenbesluit is ten slotte bepaald dat een aanspraak op een verstrekking slechts tot gelding kan worden gebracht voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen. De rechtbank acht op grond van de gedingstukken en hetgeen door eiser in zijn beroepschrift en ter zitting naar voren is gebracht genoegzaam aannemelijk geworden dat een memorecorder voor eiser een hulpmiddel vormt dat een wezenlijke (aanvullende) functie vervult op de twee overige verstrekte hulpmiddelen. Hieraan doet niet af dat eiser het brailleschrift beheerst, nu moet worden vastgesteld dat de verstrekte - kennelijk slechts aan een computer te koppelen - brailleleesregel in talrijke situaties buitenshuis niet als een adequaat hulpmiddel voor de dagelijkse communicatie, informatievoorziening en signalering kan worden benut. Als zodanig kan evenmin gelden de verstrekte cassetterecorder, die immers gezien zijn omvang en gebruikmogelijkheden niet de functie van een (zak)agenda of aantekenboekje kan vervullen en zich ook overigens niet eenvoudig leent voor hantering in bedoelde situaties buitenshuis. Gezien het vorenstaande kan niet worden gezegd dat eiser, gezien zijn behoefte zo veel mogelijk zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen, redelijkerwijs niet op een memorecorder is aangewezen zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid van het Verstrekkingenbesluit. De rechtbank is voorts van oordeel dat aan dit hulpmiddel in de gegeven omstandigheden het karakter van een doelmatige verstrekking niet kan worden ontzegd (vgl. in dit verband ook het advies van de Commissie voor beroepszaken Ziekenfondsraad van 23 juni 1997, RZA 1997/89). Uit het vorenoverwogene volgt dat het bestreden besluit, nu daarbij voor de verstrekking van het gevraagde hulpmiddel een strikt noodzakelijkheidscriterium is gesteld, niet op een deugdelijke motivering berust en mitsdien voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep dient mitsdien gegrond te worden verklaard. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van eiser, bestaande uit de reiskosten die eiser voor zichzelf en zijn dochter als begeleidster redelijkerwijs heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting. Deze kosten worden begroot op € 30,- zijnde tweemaal de kosten van openbaar vervoer voor de afstand B-Arnhem v.v. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank, verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van eiser; veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 30,- te betalen door de Onderlinge Waarborgmaatschappij Agis Zorgverzekeringen U.A.; bepaalt dat de Onderlinge Waarborgmaatschappij Agis Zorgverzekeringen U.A. het door eiser gestorte griffierecht van € 29,- aan hem vergoedt. Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries als rechter en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2003, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M.J. Mooren als griffier. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Verzonden op: 6 oktober 2003