Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM2717

Datum uitspraak2003-09-22
Datum gepubliceerd2003-10-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-004591-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opzettelijke belediging van de vermoedelijke opvolger van de Koning en opzettelijke belediging van de echtgenoot van de vermoedelijke opvolger van de Koning.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-004591-02 datum uitspraak 22 september 2003 tegenspraak VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 8 mei 2002 in de strafzaak onder parketnummer 13/010414-02 van het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum en -plaats], [adres en woonplaats] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 april 2002 en in hoger beroep van 8 september 2003. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting van 8 september 2003 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewijs Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 2 februari 2002 te Amsterdam opzettelijk de vermoedelijke opvolger van de koningin, te weten Prins Willem-Alexander en de echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de koningin, te weten Maxima Zorrequieta, tijdens de rijtoer met de Gouden Koets, ter gelegenheid van hun huwelijk, in het openbaar door feitelijkheden heeft beledigd door een in vloeistof gedrenkte tampon naar de Gouden Koets te gooien. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Nadere bewijsoverweging Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen het navolgende af. Verdachte is op 2 februari 2002 naar het Koningsplein in Amsterdam gegaan, welk plein die dag was omgedoopt tot het "Witte Plein". Daar wilde verdachte demonstreren tegen de monarchie en de eenvoudige wijze waarop Maxima Zorrequieta tot de monarchie was toegelaten. Daar aangekomen kreeg hij van omstanders, die zich voor de gelegenheid hadden behangen met tampons, een tampon aangeboden. Verdachte drenkte die tampon in limonade. Verdachte hield vervolgens die natte tampon enige tijd in zijn hand. Toen de gouden koets met daarin Prins Willem Alexander en Prinses Maxima in zicht kwam, gooide verdachte die tampon in de richting van de koets. Hoewel aannemelijk is, dat verdachte ten tijde van het gooien van de tampon leed onder de ingrijpende gebeurtenissen die zich kort tevoren in zijn relatie hadden voorgedaan, is noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk geworden dat hij toen niet besefte wat hij deed en bij hem alle opzet om te beledigen ontbrak. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wel begreep dat het gooien van een tampon naar de gouden koets onacceptabel was, maar dat hij niet had verwacht dat hij daarvoor gearresteerd en vervolgd zou worden. Het hof leidt hieruit af dat verdachte zich bewust is geweest van het laakbare van zijn handelen. Van een zodanig impulsieve handeling, dat verdachte niet heeft beseft wat hij deed -zoals door de raadsman is betoogd- is dan ook naar het oordeel van het hof geen sprake geweest. Het gooien van een natte tampon naar een rijtuig met daarin jong gehuwden tijdens een rijtoer ter ere van hun huwelijk, kan naar het oordeel van het hof op grond van algemeen geldende ervaringsregels in Nederland niet anders worden aangemerkt dan als een uiting van minachting jegens de inzittenden, door welke uiting de eer en de goede naam van de betrokkenen worden aangetast. Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad om te beledigen als bedoeld in artikel 112 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid van het bewezengeachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezengeachte levert op: Opzettelijke belediging van de vermoedelijke opvolger van de Koning en opzettelijke belediging van de echtgenoot van de vermoedelijke opvolger van de Koning. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,- bij gebreke van betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis. Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 250,- bij gebreke van betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft door de natte tampon naar de koets te gooien waarin Prins Willem Alexander en zijn echtgenote Prinses Maxima waren gezeten, inbreuk gemaakt op de waardigheid van het bruidspaar dat ter ere van hun zojuist gesloten huwelijk een rijtoer door Amsterdam maakte. In het voordeel van verdachte laat het hof wegen de emotionele staat waarin hij op dat moment verkeerde als gevolg van de ingrijpende gebeurtenissen die zich kort tevoren in zijn relatie hadden voorgedaan. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 22 juli 2003, is verdachte niet eerder veroordeeld. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57 en 112 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 100 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) DAGEN. Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Stelt daarbij de proeftijd vast op TWEE JAREN. Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. De Vries, Scholten en Heuveling van Beek, in tegenwoordigheid van mr. Van Zeggeren, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2003.