Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM2881

Datum uitspraak2003-10-24
Datum gepubliceerd2003-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/085031-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

In genoemde periode was verdachte als zelfstandig ondernemer zeer nauw gelieerd aan [medeverdachte 1], die voor hem zijn enige klant was. Verdachte was bekend en is ook getuige geweest van het strafwaardig optreden van [medeverdachte 1] maar heeft daarin geen aanleiding gezien zich van dat optreden van [medeverdachte 1] te distantiëren, doch veeleer heeft hij diens handelswijze ondersteund, onder meer door - in de ogen van verdachte - onwillige debiteuren te bedreigen dan wel hen de naam en/of reputatie van [medeverdachte 1] voor te houden. Voorgaande brengt de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die geleid/bestuurd werd door [medeverdachte 1].


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummers: 01/085031-02 en 01/089128-01 Uitspraakdatum: 24 oktober 2003 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ingeschreven te [woonplaats] doch verblijvende op het adres [verblijfplaats] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7, 8 en 10 oktober 2003. Ter terechtzitting van 7 oktober 2003 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht . De tenlastelegging. De zaak met parketnummer 01/085031-02 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 november 2002. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 oktober 2003 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht. Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2002 tot en met 27 mei 2002 te 's-Hertogenbosch, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten het aanvaarden van een schuld van 1500 EURO, althans van enig geldbedrag, en/of het accepteren van een ontslag op staande voet, welke bedreiging met geweld (onder meer) heeft/hebben bestaan (kort samengevat en zakelijk weergegeven) uit het die [slachtoffer 1] op intimiderende en/of dreigende toon toevoegen: "Je weet dat Den Bosch mijn stad is. Ik weet alles en kom overal achter" teneinde die [slachtoffer 1] een schuldbekentenis te laten ondertekenen en/of die [slachtoffer 2] er toe te bewegen die [slachtoffer 1] te laten afzien van haar bezwaar tegen ontslag op staande voet door dreigend die [slachtoffer 2] mede te delen dat als haar cliënte ([slachtoffer 1]) de zaak door zou zetten zij dan voortaan maar beter twee keer achterom kon kijken;(artikel 317 lid 1 en 3 Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 01 maart 2002 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (kort samengevat en zakelijk weergegeven) ten overstaan van die [slachtoffer 3] met een sabel/samuraizwaard op tafel geslagen en/of met dat sabel/zwaard in de richting van die [slachtoffer 3] gewezen en/of de punt van dat sabel/zwaard tegen de keel van die [slachtoffer 3] gehouden en/of gedrukt en/of tegen die [slachtoffer 3] geroepen, althans gezegd, dat hij hem eraan zou rijgen;(artikel 285 Wetboek van Strafrecht) en/althans hij op of omstreeks 01 maart 2002 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;(artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht) 3. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 3 september 2002 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of Rovet B.V. en/of Horog Holding B.V. en/of [medeverdachte 10].( handelende onder de naam Sauna Deshima) en/of [medeverdachte 11]. en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer (andere) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk afpersing en/of dwang en/of bedreiging en/of mishandeling en/of een of meer andere (gewelds)misdrijven en/of valsheid in geschrift;(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht) De zaak met parketnummer 01/089128-01 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 september 2003. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 27 september 2001, in ieder geval in of omstreeks de periode van 20 september 2001 tot en met 12 november 2001 te 's-Hertogenbosch, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een goed en/of tot het aangaan van een schuld, te weten een volmacht tot de overdracht van de onverdeelde helft van het recht van erfpacht met betrekking tot de loods met erf aan de Duikerweg 27 te Waalwijk (kadastraal bekend gemeente Waalwijk, sectie A, nummer 1388) en/of van de onverdeelde helft van het recht van erfpacht met betrekking tot de loods met bedrijfsterrein aan de Duikerweg te Waalwijk (kadastraal bekend gemeente Waalwijk, sectie A, nummer 1498 en sectie A, nummer 1503) (met een taxatiewaarde van fl. 800.000,- of daaromtrent) en/of een of meer (andere) formulieren en/of documenten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of enige schuld, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) heeft/hebben bestaan (kort samengevat en zakelijk weergegeven) uit het slaan van die [slachtoffer 4] en/of het bedreigen van die [slachtoffer 4] met een ijzeren staaf teneinde hem meerdere formulieren/volmachten betrekking hebbend op het doen van afstand en/of het overdragen aan een of meer ander(en) van voormeld recht op erfpacht te laten ondertekenen en/of het (vervolgens) aan die [slachtoffer 4] toevoegen dat zijn vrouw gedood zou worden indien hij naar de politie zou gaan;(artikel 317 lid 1 en 3 Wetboek van Strafrecht) Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is tussen de woorden "te weten" en "een volmacht" in de zevende regel weggevallen "het verstrekken van". De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De geldigheid van de dagvaarding. De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat de dagvaarding betreffende feit 3 van de zaak met parketnummer 01/085031-02 nietig dient te worden verklaard, omdat het tenlastegelegde onvoldoende feitelijk is beschreven. De rechtbank is van oordeel dat het in de tenlastelegging onder 3 omschreven feit voldoende duidelijk en feitelijk is omschreven. Middels de tenlastelegging is voldoende duidelijk welke gedragingen verdachte worden verweten. De rechtbank is van oordeel dat in een tenlastelegging betreffende artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht de misdrijven op welke het oogmerk van de organisatie was gericht dienen te worden omschreven. Dat is in het onderhavige geval ook geschied. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het proces-verbaal terzake de verdenking van overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht zoals opgemaakt door de politie voldoende aanknopingspunten om te herleiden welke specifieke feiten zijn te scharen onder de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de eisen zoals is bepaald in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt het verweer. De dagvaardingen voldoen ook voor het overige aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Vrijspraak. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de strafzaak met parketnummer 01/085031-02 onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten in de zaak met parketnummer 01/085031-02 onder 1 en 3 tenlastegelegd en het feit in de zaak met parketnummer 01/089128-01 heeft begaan zoals is weergegeven op de in dit vonnis opgenomen bijlage. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Voor zover in de bewijsmiddelen wordt gesproken over "[medeverdachte 1]" begrijpt de rechtbank dit als "[medeverdachte 1]", gelet op de omstandigheid dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op 27 mei 1994 zijn geslachtsnaam heeft gewijzigd van "[medeverdachte 1]" in "[medeverdachte 1]". Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Overwegingen omtrent de kwalificatie van het onder parketnummer 01/089128-01 bewezen- verklaarde feit. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er niet is voldaan aan de wettelijke omschrijving van afpersing zoals neergelegd in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht nu het in de tenlastelegging opgenomen "wederrechtelijke bevoordeling" niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verwerpt dit verweer. [slachtoffer 4] en [betrokkene 1] hebben verklaard dat [slachtoffer 4] niet genegen was om de onverdeelde helft van het recht op erfpacht met betrekking tot de loods met bedrijfsterrein over te dragen aan een ander. Het enkele feit dat iemand een onroerend kan verwerven wat een ander niet genegen was te verkopen, leidt al tot een voordeel als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 140, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 01/085031-02 en het feit in de zaak met parketnummer 01/089128-01: - een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De op te leggen straf. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de rol van medeverdachte [medeverdachte 1]: in zijn zakelijke contacten heeft medeverdachte [medeverdachte 1], middellijk dan wel onmiddellijk, op diverse personen ongeoorloofde druk uitgeoefend. Deze druk kwam verbaal tot uitdrukking waar het betreft het spreken met stemverheffing en het uiten van bedreigende bewoordingen alsmede het benadrukken van diens reputatie in het Bossche. Deze reputatie kwam er op neer dat [medeverdachte 1] een machtige ondernemer was tegen wiens onrechtmatige praktijken de politie en/of de gemeente weinig tot niets ondernamen. [medeverdachte 1] schuwde evenmin het gebruik van fysiek geweld door hemzelf en/of - door hem ter intimidatie ingeschakelde - potige lieden. De slachtoffers hiervan waren mensen die bij [medeverdachte 1] of bij een aan hem gelieerde rechtspersoon in dienst waren, evenals een aantal debiteuren. [medeverdachte 1] stond bij het onder druk (laten) zetten van de slachtoffers doorgaans voor ogen hen te bewegen overeenkomsten aan te gaan en/of hen te dwingen tot het (versneld) aflossen van schulden. De wijze waarop dit gebeurde, de afspraken die hierover - al dan niet stilzwijgend - werden gemaakt, de periode waarover, de frequentie waarin alsmede het georganiseerde karakter hebben de rechtbank tot de overtuiging gebracht dat in casu sprake was van een criminele organisatie, als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Binnen deze organisatie fungeerde [medeverdachte 1] als leider en bestuurder. [medeverdachte 1] was degene die ofwel instructies gaf ofwel wist wat er onder zijn gezag gebeurde, ook al was hij daarbij niet of niet steeds persoonlijk aanwezig en ook al was er niet steeds sprake van specifieke opdrachten. Uit onder meer getapte telefoongesprekken blijkt dat transacties doorgaans werden geïnitieerd en uiteindelijk beklonken in [medeverdachte 1]s sauna Deshima en dat [medeverdachte 1] hierbij de belangrijkste stem in het kapittel had. [medeverdachte 1] heeft door zijn manier van optreden grote angst en onzekerheid veroorzaakt onder de slachtoffers. Dat die angst groot was kan onder meer worden afgeleid uit het feit dat maar een enkeling spontaan aangifte bij de politie heeft gedaan, maar toen [medeverdachte 1] eenmaal was gedetineerd meer mensen bereid waren te verklaren over hetgeen zij met of door toedoen van verdachte [medeverdachte 1] hadden doorgemaakt. De rol van verdachte: In de periode van 1 januari 2001 tot en met 3 september 2002 fungeerde verdachte als de juridische rechterhand van [medeverdachte 1]. Hij stelde - al dan niet in samenspraak met [medeverdachte 1] - contracten op, voerde onderhandelingen en gesprekken met (potentiële) zakelijke partners en was in die hoedanigheid een onmisbare - faciliterende - schakel binnen het zakelijk imperium van [medeverdachte 1]. In genoemde periode was [verdachte] als zelfstandig ondernemer zeer nauw gelieerd aan [medeverdachte 1], die voor hem zijn enige klant was. [verdachte] was bekend en is ook getuige geweest van het strafwaardig optreden van [medeverdachte 1] maar heeft daarin geen aanleiding gezien zich van dat optreden van [medeverdachte 1] te distantiëren, doch veeleer heeft hij diens handelswijze ondersteund, onder meer door - in de ogen van verdachte - onwillige debiteuren te bedreigen dan wel hen de naam en/of reputatie van [medeverdachte 1] voor te houden. Voorgaande brengt de rechtbank tot de overtuiging dat [verdachte] deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die geleid/bestuurd werd door [medeverdachte 1]. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Overwegingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Ter terechtzitting is namens verdachte het verzoek gedaan de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen, waarbij ten aanzien van de schorsing diverse modaliteiten zijn voorgesteld. De rechtbank wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Zoals uit dit vonnis blijkt acht de rechtbank de ernstige bezwaren en de gronden, zoals vereist ex artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, aanwezig. Ook het verzoek tot schorsing in al zijn modaliteiten wijst de rechtbank af. In deze stand van de procedure moet, in aanmerking genomen dat de rechtbank tot een veroordeling komt van verdachte en hem zal veroordelen tot een gevangenisstraf van een aantal jaren, het strafvorderlijk belang weer gaan prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte. DE UITSPRAAK Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01/085031-02 onder 2 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: Ten aanzien van 01/085031-02 feit 1: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. (artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht) Ten aanzien van 01/085031-02 feit 3: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. (artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) Ten aanzien van 01/089128-01: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. (artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht) Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. De rechtbank legt op: Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank wijst gezien de hierboven vermelde bewezenverklaring en opgelegde gevangenisstraf het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte af. Dit vonnis is gewezen door, mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter, mr. O.T. Brouwer en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, leden, in tegenwoordigheid van E. Roelofsen, griffier en is uitgesproken op 24 oktober 2003. Bijlage:1. hij in de periode van 18 februari 2002 tot en met 27 mei 2002 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het teniet doen van een inschuld, te weten het accepteren van een ontslag op staande voet, welke bedreiging met geweld heeft bestaan (kort samengevat en zakelijk weergegeven) uit het de [slachtoffer 2] er toe te bewegen die [slachtoffer 1] te laten afzien van haar bezwaar tegen ontslag op staande voet door dreigend die [slachtoffer 2] mede te delen dat als haar cliënte ([slachtoffer 1]) de zaak door zou zetten zij dan voortaan maar beter twee keer achterom kon kijken; 3. hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 3 september 2002 te 's-Hertogenbosch en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] en Rovet B.V. en Horog Holding B.V. en [medeverdachte 10].( handelende onder de naam Sauna Deshima) en [medeverdachte 12] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk afpersing en dwang en bedreiging en mishandeling en valsheid in geschrift; De zaak met parketnummer 01/089128-01 hij op 27 september 2001 te 's-Hertogenbosch, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of andere, met het oogmerk om anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld, te weten het verstrekken van een volmacht tot de overdracht van de onverdeelde helft van het recht van erfpacht met betrekking tot de loods met erf aan de Duikerweg 27 te Waalwijk (kadastraal bekend gemeente Waalwijk, sectie A, nummer 1388) en van de onverdeelde helft van het recht van erfpacht met betrekking tot de loods met bedrijfsterrein aan de Duikerweg te Waalwijk (kadastraal bekend gemeente Waalwijk, sectie A, nummer 1498 en sectie A, nummer 1503), welk geweld en welke bedreiging met geweld hebben bestaan (kort samengevat en zakelijk weergegeven) uit het slaan van die [slachtoffer 4] en het bedreigen van die [slachtoffer 4] met een ijzeren staaf teneinde hem een volmacht betrekking hebbend op het overdragen aan een of meer ander(en) van voormeld recht op erfpacht te laten ondertekenen en het aan die [slachtoffer 4] toevoegen dat zijn vrouw gedood zou worden indien hij naar de politie zou gaan; 8 Parketnummers 01/085031-02 en 01/089128-01 [verdachte]