
Jurisprudentie
AM2973
Datum uitspraak2003-10-24
Datum gepubliceerd2003-10-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers133992 /VZ VERZ 03-607
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2003-10-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers133992 /VZ VERZ 03-607
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Friesland Bank verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomsten van tientallen werknemers in verband met een reorganisatie. 6 werknemers vechten het ontslag aan. Drie verzoeken worden toegewezen. Drie verzoeken worden afgewezen.
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
Uitspraak: 24 oktober 2003
Zaaknummer: 133992 /VZ VERZ 03-607
BESCHIKKING EX ARTIKEL 7:685 BW
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
FRIESLAND BANK NV,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster,
hierna te noemen: Friesland Bank,
gemachtigde: mr. W.M. Veldjesgraaf,
tegen
[x],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: [x],
gemachtigde: mr. S.T. Kooistra.
OVERWEGINGEN
ten aanzien van het procesverloop
1.1. Bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 12 september 2003, heeft Friesland Bank verzocht de tussen haar en [x] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
1.2. Het verweerschrift van [x] is binnengekomen op 8 oktober 2003.
1.3. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2003. Ter zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht, waarbij de gemachtigden van partijen gebruik hebben gemaakt van pleitnotities. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. De beschikking is vervolgens bepaald op heden.
ten aanzien van de motivering
2. De vaststaande feiten
2.1. In deze procedure hebben de volgende feiten als vaststaand te gelden.
2.2. [x], thans 45 jaar oud, is sedert 17 februari 1975 in dienst bij Friesland Bank, laatstelijk in de functie van senior productiebeheerder, tegen een laatstgenoten bruto salaris van € 2744,95 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering.
2.3. In 2002 heeft Friesland Bank besloten tot invoering van een nieuw bancair systeem ter vervanging van het overgrote deel van de technisch en economisch verouderde systemen. Deze invoering heeft tot gevolg dat er bij de werkeenheden Operations en ICT alsook in de kantorenorganisatie en bij de staf- en ondersteunende afdelingen verlies van arbeidsplaatsen zal optreden. In dat kader ziet Friesland Bank zich genoodzaakt om de arbeidsovereenkomsten met circa 50 medewerkers te beëindigen. Na overleg met de vakbonden over de sociale gevolgen en het verlies van arbeidsplaatsen is een sociaal plan tot stand gekomen, dat op 6 juni 2003 in werking is getreden.
2.4. Friesland Bank heeft in juni 2003 conform de in het sociaal plan vastgelegde procedures vastgesteld welke functies zullen worden geraakt door de invoering van het nieuw bancair systeem. Vervolgens is door matchingscommissies bepaald wie van de betrokken werknemers binnen de betreffende werkeenheid kunnen worden herplaatst. Voor die medewerkers die niet voor herplaatsing in de werkeenheid in aanmerking komen, is conform het sociaal plan gedurende een periode van tien maanden een intern en extern herplaatsingstraject ingezet. Het traject is per 1 juli 2003 gestart.
2.5. Ten aanzien van de procedure voor het vaststellen van de boventalligheid van werknemers staat in Hoofdstuk 3.1. van het Sociaal Plan onder meer het volgende vermeld:
' Vervolgens vindt de selectie van werknemers
(i) van wie de functies c.q. arbeidsplaatsen vervallen, of
(ii) van wie de functie in overwegende mate (is meer dan 50%) verandert (qua inhoud of niveau of mede als gevolg van een andere taakverdeling binnen de werkeenheid) dan wel vervalt, terwijl de verwachting niet gerechtvaardigd is dat de ontbrekende kwaliteiten binnen een redelijke termijn -die in beginsel zes maanden bedraagt- kunnen worden aangeleerd,
plaats volgens de regels van het anciënniteitsbeginsel. Zulks laat onverlet de mogelijkheid van de Werkgever om in voorkomende gevallen de selectie te laten plaatsvinden op basis van bijzondere kennis, bekwaamheden of competenties. De concreet toe te passen selectieregels zijn vermeld in Bijlage 3, dat als onderdeel geldt van het Sociaal plan.'
2.6. Ten aanzien van de concreet toe te passen selectieregels bepaalt Bijlage 3 van het Sociaal Plan onder meer het volgende:
'1. Indien de functie niet of beperkt verandert als gevolg van NBS en het aantal arbeidsplaatsen/fte's is binnen de betreffende werkeenheid gelijk of hoger dan het aantal aanwezige personen/fte's, dan worden betrokkenen alleen geconfronteerd met opleidingsactiviteiten.
2. Indien de functie in overwegende mate (is meer dan 50%) verandert (qua inhoud of niveau of mede als gevolg van een andere taakverdeling binnen de werkeenheid) dan wel vervalt, dient betrokkene naar een nieuwe of grotendeels gewijzigde functie te solliciteren. Bij directe geschiktheid of door scholing en ervaring geschikt te maken binnen maximaal een half jaar, dit gebaseerd op een oordeel van de huidige direct leidinggevende, de naast hogere leidinggevende, de P&O-adviseur en de externe HR-manager, wordt betrokkene herplaatst op basis van anciënniteit. De medewerker die niet geschikt gevonden wordt of niet geschikt te maken is of over onvoldoende dienstjaren beschikt, dit eveneens naar het unanieme oordeel van de onder hiervoor genoemde functionarissen, komt direct voor externe herplaatsing in aanmerking.
3. Tegen de uitkomst van de selectie zoals hiervoor beschreven, kan bezwaar worden aangetekend bij de Toetsingscommissie.
2.7. In Hoofdstuk 3.2. van het sociaal plan staat met betrekking tot voormelde Toetsingscommissie (onder meer) vermeld dat deze beoordeelt of het Management in redelijkheid heeft kunnen komen tot haar besluit om de functie en/of arbeidsplaats te laten vervallen. Indien dat het geval is, wordt beoordeeld of de procedure genoemd in Hoofdstuk 3.1. op de juiste wijze is gevolgd.
2.8. Bij de werkeenheid ICT zijn thans 71 fte verdeeld over staf/leiding en vier afdelingen, te weten business consultancy, ontwikkeling, beheer en exploitatie. Binnen de afdelingen ontwikkeling, beheer en exploitatie komen door de komst van NBS de volgende functies te vervallen: functioneel ontwerper, database-administrator, applicatie-ontwikkelaar, applicatiebeheerder, hoofd exploitatie, shiftleader, productiebeheerder en systeemoperator. Het gaat daarbij in totaal om 33 medewerkers. Voor de hiervoor genoemde werkzaamheden zijn vier nieuwe functiebeschrijvingen gemaakt. Dit betreft in totaal 19 fte, zodat 14 medewerkers boventallig worden op de afdelingen ontwikkeling, beheer en exploitatie. Voor elk van de vier nieuwe functies is beoordeeld in hoeverre de 33 kandidaten daarvoor geschikt zijn of geschikt te maken zijn.
2.9. Ook de functie van [x] als senior productiebeheerder is komen te vervallen. Ten aanzien van [x] heeft Friesland Bank vervolgens geoordeeld dat deze niet geschikt is en ook niet binnen zes maanden geschikt te maken is voor een van de nieuwe functies bij de afdeling ICT. Hij is daarom boventallig verklaard.
2.10. [x] heeft bij de Toetsingscommissie bezwaar gemaakt tegen zijn boventalligverklaring. Na verweer van de zijde van Friesland Bank heeft de Toetsingscommissie geoordeeld het bezwaar van [x] gegrond te achten. Hiertoe heeft de Toetsingscommissie onder meer het volgende overwogen:
'Gelet op de duur van het dienstverband kon het besluit tot boventalligverklaring van [x] niet op grond van het anciënniteitsbeginsel worden genomen. Het management is op basis van het functioneren van de werknemer tot de conclusie gekomen dat hij niet geschikt is (dan wel binnen zes maanden geschikt te maken) voor een functie in de nieuwe ICT-organisatie. Het management heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat een andere medewerker dan de heer [x] inderdaad beschikt over bijzondere kennis, bekwaamheden of competenties en dat daarom van het anciënniteitsbeginsel afgeweken zou mogen worden. De commissie heeft derhalve moeten constateren dat het management in redelijkheid niet tot zijn besluit heeft kunnen komen de heer [x] boventallig te verklaren.
Overigens heeft de comissie vastgesteld dat er een verschil bestaat tussen enerzijds artikel 3.1. en anderzijds Bijlage 3 van het Sociaal Plan over de bepaling van boventalligheid. Artikel 3.1. stelt dat selectie plaats vindt op grond van het anciënniteitsbeginsel, waarop enkele uitzonderingen mogelijk zijn (zie boven). In Bijlage 3 wordt gesteld dat de bepaling van boventalligheid plaats kan vinden op basis van geschiktheid, respectievelijk geschikt te maken en anciënniteit. De commissie heeft moeten constateren dat de formulering in artikel 3.1. strikter is dan Bijlage 3 en om die reden voorgaat. De commissie heeft zich derhalve in haar advies gebaseerd op artikel 3.1.'
3. Het standpunt van Friesland Bank
3.1. Friesland Bank doet haar verzoek steunen op de hiervoor vermelde vaststaande feiten en stelt zich op het standpunt dat zij, na vastgesteld te hebben dat de functie van [x] was komen te vervallen, op grond van de selectieregels uit het sociaal plan heeft onderzocht of er mogelijkheden waren om [x] te herplaatsen in een nieuwe of grotendeels gewijzigde functie. Daarbij is allereerst de functie van operator beoordeeld. Volgens Friesland Bank is [x] niet geschikt en ook niet binnen zes maanden geschikt te maken voor deze functie, omdat, hoewel [x] voldoende kennis in huis heeft, hij een reactieve en afwachtende werkhouding heeft, zijn communicatie richting zijn collega's en zijn leidinggevende onvoldoende is, en verwacht wordt dat [x] niet kan omschakelen van de nu vooral productiebeherende taken naar de straks vooral uitvoerende taken.
3.2. Friesland Bank stelt dat zij voorts gekeken heeft naar de functies van software engineer, technical application engineer en systeem engineer. Op deze vakgebieden heeft [x] volgens Friesland Bank echter onvoldoende kennis en ervaring in huis. Een opleidingstraject om deze tekortkoming te verhelpen, zou veel langer dan een half jaar duren. Ook is er sprake van een onvoldoende werk- en denkniveau.
3.3. Met betrekking tot het door de Toetsingscommissie gegeven oordeel omtrent het door [x] ingediende bezwaar tegen zijn boventalligverklaring heeft Friesland Bank aangevoerd, dat dit oordeel onjuist is, nu de Toetsingscommissie er ten onrechte van uit is gegaan dat de selectie van boventallige medewerkers (uitsluitend) dient plaats te vinden op basis van het ancienniteitsbeginsel, waarbij de Toetsingscommissie uit het oog verloren heeft dat bij de selectie van medewerkers voor een nieuwe of veranderde functie eerst dient te worden gekeken naar de geschiktheid van de medewerkers in kwestie. De toetsingscommissie heeft dan ook ten onrechte Bijlage 3 van het sociaal plan niet bij haar oordeel betrokken.
3.4. Friesland Bank is bereid om aan [x] een vergoeding te betalen overeenkomstig het bepaalde in het sociaal plan.
4. Het standpunt van [x]
4.1. [x] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van Friesland Bank, waartoe hij heeft aangevoerd dat Friesland Bank niet zorgvuldig te werk gegaan is jegens hem. Er is weliswaar een gesprek met [x] gevoerd, waarin is medegedeeld dat zijn functie zou komen te vervallen, maar daarbij is het gebleven. Friesland Bank heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom juist [x] boventallig moet worden verklaard, en wat daarbij de motieven zijn geweest. De informatie naar [x] toe is tot dusverre dan ook volstrekt onvoldoende geweest.
4.2. [x] stelt zich op het standpunt dat zijn functioneren tot op heden nooit een punt van discussie is geweest. Er zijn ook geen beoordelingen opgemaakt, die eventueel onvoldoende functioneren van [x] zouden ondersteunen.
De omstandigheid dat Friesland Bank in weerwil van het oordeel van de Toetsingscommissie toch een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [x] aanhangig heeft gemaakt, onderstreept volgens [x] dat Friesland Bank onzorgvuldig handelt jegens hem, en haar eigen verplichtingen uit hoofde van het sociaal plan in feite aan haar laars lapt.
4.3. Gezien het vorenstaande verzoekt [x] primair om afwijzing van het verzoek van Friesland Bank. Subsidiair, in geval van ontbinding, verzoekt hij om de toekenning van een vergoeding, hoger dan die op grond van het sociaal plan, nu Friesland Bank op vele fronten jegens [x] heeft gehandeld in strijd met het sociaal plan.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5.2. De kantonrechter is allereerst van oordeel dat Friesland Bank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat door de komst van NBS het noodzakelijk is om over te gaan tot een ingrijpende reorganisatie van diverse afdelingen binnen haar onderneming, leidende tot het vervallen van arbeidsplaatsen op deze afdelingen. Tot deze afdelingen behoort ook de ICT afdeling van Friesland Bank, alwaar [x] werkzaam is. De noodzaak van de door Friesland Bank gewenste reorganisatie is door [x] overigens ook niet betwist.
5.3. Bij het vaststellen van boventalligheid van werknemers ten gevolge van de reorganisatie bij Friesland Bank gelden -naar de kantonrechter verstaat- op grond van Hoofdstuk 3.1. van het sociaal plan, in samenhang gelezen met Bijlage 3 van het sociaal plan, de volgende procedureregels:
a. er vindt een inventarisatie plaats van het aantal vervallen/veranderde functies alsmede van welke functies het hier betreft;
b. er vindt een selectie plaats van werknemers van wie de arbeidsplaats komt te vervallen en van de medewerkers van wie de functie voor meer dan 50% verandert, en er wordt vervolgens beoordeeld of van hen kan worden verwacht dat zij voldoende geschikt zijn, dan wel binnen zes maanden geschikt te maken zijn, voor een nieuwe functie. Zo niet, dan komen zij voor externe herplaatsing in aanmerking;
c. van de in voldoende mate geschikte, dan wel binnen zes maanden geschikt te maken, werknemers worden de medewerkers met het langstdurende dienstverband herplaatst (anciënniteitsbeginsel).
5.4. Gelet op hetgeen in de vorige rechtsoverweging is overwogen omtrent de procedureregels bij het vaststellen van boventalligheid van werknemers, komt de kantonrechter tot de conclusie dat het oordeel van de Toetsingscommissie omtrent de boventalligheid van [x] op een onjuiste interpretatie van Hoofdstuk 3.1. alsmede Bijlage 3 van het sociaal plan berust. De toetsing aan het anciënniteitsbeginsel komt, en daar zijn beide partijen het blijkens de processtukken ook over eens, immers eerst aan de orde op het moment dat is vastgesteld dat een werknemer geschikt is of binnen zes maanden geschikt te maken is voor een nieuwe functie. Dat nu is volgens de matchingscommissie bij [x] niet het geval, zodat hij op grond van Bijlage 3 van het sociaal plan direct voor externe herplaatsing in aanmerking komt. Aan de toetsing aan het anciënniteitsbeginsel kon de Toetsingscommissie derhalve niet toekomen, tenzij zij zelf zou hebben geoordeeld [x] wel geschikt te achten, dan wel binnen zes maanden geschikt te maken te achten, voor een nieuwe functie, maar dat oordeel heeft de Toetsingscommissie niet gegeven. Gezien vorenstaande zal de kantonrechter dan ook voorbijgaan aan het oordeel van de Toetsingscommissie. Ten overvloede wenst de kantonrechter nog wel op te merken dat Hoofdstuk 3.1. van het sociaal plan niet bepaald uitmunt in duidelijkheid, omdat de indruk wordt gewekt dat het anciënniteitsbeginsel een rol speelt in het kader van de selectieprocedure van iedere werknemer, geschikt (te maken binnen zes maanden) voor een nieuwe functie dan wel ongeschikt voor een nieuwe functie, en dat nu is op grond van Bijlage 3 van het sociaal plan, waarin de concreet toe te passen selectieregels staan vermeld, onjuist. Hoofdstuk 3.1. en Bijlage 3 van het sociaal plan conflicteren naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dusdanig dat Hoofdstuk 3.1. moet voorgaan, zoals de Toetsingscommissie heeft geoordeeld.
5.5. Vervolgens komt aan de orde het geschilpunt of [x] geschikt is, dan wel binnen zes maanden geschikt te maken is, voor een functie op de (nieuwe) afdeling ICT binnen Friesland Bank. Hiertoe overweegt de kantonrechter in de eerste plaats dat het eindoordeel omtrent de vraag of een werknemer wel of niet geschikt is voor een bepaalde functie in laatste instantie is voorbehouden aan de werkgever. In de onderhavige situatie is het geven van een dergelijk oordeel neergelegd bij een zogenaamde matchingscommissie. Deze matchingscommissie staat genoemd bij de selectieregels van het tussen Friesland Bank en de vakbonden afgesloten sociaal plan, zodat ervan uit moet worden gegaan dat zowel Friesland Bank als de vakbonden zich konden vinden in de omstandigheid dat deze commissie een oordeel zou geven omtrent de geschiktheid van een werknemer voor een bepaalde functie. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de matchingscommissie voldoende competent is om een oordeel te vellen omtrent de geschiktheid van een werknemer van Friesland Bank voor een bepaalde functie. De matchingscommissie betrekt daarbij terecht niet alleen de wijze waarop een werknemer van Friesland Bank tot dusverre heeft gefunctioneerd, maar vormt zich tevens een oordeel omtrent de vaardigheden die de werknemer in kwestie heeft en omtrent de vraag of die vaardigheden na de invoering van NBS nog volstaan.
Het is niet aan de kantonrechter om op de stoel van de matchingscommissie te gaan zitten en de geschiktheid van een werknemer voor een bepaalde functie diepgaand te toetsen. De kantonrechter dient zich bij de toetsing van de geschiktheid te beperken tot een marginale (redelijkheids)toetsing, in casu hierop neerkomend dat beoordeeld moet worden of de matchingscommissie in redelijkheid tot haar oordeel omtrent de geschiktheid van een werknemer voor een bepaalde functie heeft kunnen komen.
[x] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, die nopen tot het oordeel dat de matchingscommissie in redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat [x] niet geschikt is, dan wel niet binnen zes maanden geschikt te maken is, voor een nieuwe functie op de afdeling ICT van Friesland Bank. De kantonrechter gaat er derhalve met de matchingscommissie van uit dat [x] niet geschikt is, dan wel niet binnen zes maanden geschikt te maken is, voor een nieuwe functie op de afdeling ICT. Dit brengt tevens met zich mee dat aan [x] -gelet op de hiervoor onder rechtsoverweging 5.3. omschreven selectieprocedure- geen aanspraak op anciënniteitsbescherming toekomt.
5.6. Ten aanzien van het verweer van [x] dat Friesland Bank jegens hem onzorgvuldig heeft gehandeld door lange tijd na te laten om voldoende inzichtelijk te maken waarom juist [x] boventallig moest worden verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat Friesland Bank dit verwijt gemotiveerd heeft betwist. Voor zover er al sprake van is geweest van onzorgvuldige voorlichting aan [x], heeft dit geen relevant nadeel voor [x] opgeleverd, en staat dit niet in de weg aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.7. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de slotsom dat [x] in het kader van de reorganisatie terecht boventallig is verklaard. Er is daarmee sprake van een verandering in de omstandigheden, die maakt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden. Het verzoek van Friesland Bank zal dan ook worden toegewezen.
5.8. Bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens reorganisatie als in casu acht de kantonrechter het redelijk dat aan [x] een vergoeding wordt toegekend. De kantonrechter ziet bij de toekenning van een vergoeding geen aanleiding om af te wijken van hetgeen daaromtrent is opgenomen in het sociaal plan, dat Friesland Bank met de vakbonden is overeengekomen. Het sociaal plan is immers schriftelijk overeengekomen met representatieve vakorganisaties, terwijl gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een evident onbillijke uitkomst voor [x] bij toepassing van het sociaal plan. Er zal derhalve een vergoeding aan [x] worden toegekend conform het bepaalde in het sociaal plan.
5.9. Gezien het vorenstaande behoeft aan Friesland Bank geen termijn te worden gegund het verzoek in te trekken.
5.10. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
1. ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 mei 2004;
2. kent aan [x] ten laste van Friesland Bank ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding toe overeenkomstig het bepaalde in het sociaal plan;
3. compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2003 door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119.