Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM3182

Datum uitspraak2003-08-21
Datum gepubliceerd2004-01-07
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/1698
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wav / tewerkstellingsvergunning / practicant. De enkele omstandigheid dat de werkgever geen beroep heeft ingesteld tegen het door de werknemer bestreden besluit, is onvoldoende voor het oordeel dat de werknemer geen belang heeft bij een beslissing op het door haar ingestelde beroep. Nu de werkgever de onderhavige aanvraag niet op enig moment heeft ingetrokken en niet heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het in dienst nemen van de werknemer, is er geen reden te veronderstellen dat de werkgever kennelijk geen gebruik meer wenst te maken van de door hem aangevraagde tewerkstellingsvergunning. De werknemer dient derhalve te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 juncto artikel 8:1 Awb. Beroep ongegrond.


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage nevenvestigingsplaats Haarlem Enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken U I T S P R A A K Artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb) artikel 21 Wet arbeid vreemdelingen (Wav) artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) reg.nr: AWB 02 / 1698 WAV H inzake: A, geboren op [...] 1981, van Keniaanse nationaliteit, eiseres, hierna te noemen: de werknemer, Gemachtigde: mr. L.B. Vellenga-van Nieuwkerk, advocaat te Alkmaar, tegen: de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna ook te noemen: COWI), gevestigd te Zoetermeer, verweerder, gemachtigde: mr. W.F. Jacobson, werkzaam bij de COWI. 1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING 1.1. Per 1 januari 2002 zijn de bevoegdheden bedoeld in artikel 5, eerste lid, Wav in plaats van aan de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (hierna ook: ADA) gedelegeerd aan de Centrale organisatie werk en inkomen. In artikel 30 van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is bepaald dat in bestuursrechtelijke gedingen waarin de Arbeidsvoorzieningsorganisatie partij is, COWI in haar plaats treedt. Een en ander brengt mee, dat laatstgenoemd bestuursorgaan sedertdien als verweerder in onderhavige procedure moet worden aangemaakt. In deze uitspraak wordt onder verweerder, voor zover gedoeld wordt op handelingen van het bestuursorgaan van voor 1 januari 2002, verstaan de ADA. 1.2. Op 15 augustus 2000, aangevuld per brieven van 22 augustus 2000 en 7 september 2000, is ten behoeve van de werknemer, in de functie van practicant, een aanvraag ingediend om afgifte van een tewerkstellingsvergunning (twv) ingevolge de Wav door GROEN HOLDING B.V. te Alkmaar, hierna te noemen: de werkgever. Bij besluit van 30 oktober 2000 heeft verweerder de verzochte twv geweigerd. De werkgever en de werknemer hebben op 20 november 2000 tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 21 februari 2001 zijn de werkgever en de werknemer gehoord door een onder verweerder ressorterende ambtelijke commissie naar aanleiding van het ingediende bezwaar. Per brief van 29 oktober 2001 is het bezwaar aangevuld. 1.3. Verweerder heeft op 19 november 2001 het bezwaar ongegrond verklaard. Bij beroepschrift van 24 december 2001 heeft de werknemer beroep ingesteld bij de rechtbank, aangevuld per brief van 6 februari 2002. 1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift van 27 mei 2003 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. 1.5. De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 25 juni 2003. Ter zitting heeft verweerder bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt nader uiteengezet. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van afwezigheid, niet verschenen ter zitting. 2. OVERWEGINGEN 2.1. In dit geding dient te worden beoordeeld of de ongegrondverklaring van het bezwaar in rechte stand kan houden. Daartoe worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven of ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2.2. Ingevolge artikel 2 Wav is het een werkgever, behoudens uitzonderingen genoemd in de artikelen 3 en 4 Wav, verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsverguning. In de artikelen 8 en 9 zijn geregeld de gronden voor weigering van een tewerkstellingsvergunning. In de Uitvoeringsregels Wet arbeid vreemdelingen behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wav, verder te noemen de Uitvoeringsregels, zijn door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid regels gesteld voor de uitvoering van de Wav. In paragraaf 2 van de Uitvoeringsregels is onder meer bepaald dat uitgangspunt voor de uitvoering van Wav is een consequente toepassing van het restrictieve toelatingsbeleid en dat dit inhoudt dat in beginsel alle toepasselijke weigeringsgronden waarin de Wav voorziet, zullen worden tegengeworpen. 2.3. Voor vreemdelingen die naar Nederland komen om werkervaring op te doen, die voor hun toekomstig functioneren in hun herkomstland van belang is, kan ingevolge paragraaf 25 van de Uitvoeringsregels een twv worden verleend voor in de regel maximaal 24 weken zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, Wav. Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze practicanten reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd en op basis van een overeenkomst tussen een in het buitenland gevestigde onderneming en een in Nederland gevestigde onderneming in de laatstgenoemde bij wijze van onderricht bedrijfservaring opdoen. Bij de aanvraag dient het leerplan te zijn bijgevoegd, alsmede een verklaring van de Nederlandse werkgever inhoudende dat de practicant geen reguliere arbeidsplaats inneemt en een verklaring van de buitenlandse werkgever dat hij de practicant na ommekomst van de praktijkperiode weer daadwerkelijk in dienst zal nemen. Het aantal practicanten staat in een redelijke verhouding tot het aantal werknemers dat bij een werkgever werkzaam is. 2.4. De werkgever en de werknemer hebben een beroep gedaan op de in het voorgaande weergeven practicantenregeling als bedoeld in paragraaf 25 van de Uitvoeringsregels. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat geen sprake is van practicantschap als bedoeld in paragraaf 25 van de Uitvoeringsregels. De aanvraag dient derhalve volledig te worden getoetst aan de artikelen 8 en 9 Wav, op grond waarvan de twv aan de werkgever is geweigerd. 2.5. De werknemer heeft daar in beroep tegen ingebracht dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat geen sprake is van practicantschap. De aanvraag van de werkgever is ten onrechte aan de artikelen 8 en 9 Wav getoetst. Er is aan alle in paragraaf 25 van de Uitvoeringsregels genoemde voorwaarden voldaan. De werknemer heeft voldoende vakgerichte basisopleiding gevolgd. Er is een overeenkomst met een in het buitenland gevestigde onderneming. Er is een leerplan overgelegd. Er is een verklaring dat de werknemer geen reguliere arbeidsplaats inneemt. Er is een verklaring van de buitenlandse onderneming dat hij de werknemer na de praktijkperiode in dienst neemt. 2.6. Verweerder heeft zijn standpunt gehandhaafd dat niet (geheel) is voldaan aan paragraaf 25 Uitvoeringsregels. Ter zitting heeft verweerder zijn verweer aangevuld met het primaire standpunt dat de werknemer geen belang heeft bij het onderhavige beroep, nu niet ook de werkgever beroep heeft ingesteld. De werkgever is kennelijk niet meer voornemens de werknemer een practicantenplaats te bieden. De rechtbank overweegt als volgt. 2.7. De enkele omstandigheid dat de werkgever geen beroep heeft ingesteld tegen het door de werknemer bestreden besluit, is onvoldoende voor het oordeel dat de werknemer geen belang heeft bij een beslissing op het door haar ingestelde beroep. Nu de werkgever de onderhavige aanvraag niet op enig moment heeft ingetrokken, noch heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het in dienst nemen van de werknemer als practicant, is er geen reden te veronderstellen dat de werkgever kennelijk geen gebruik meer wenst te maken van de door hem aangevraagde twv. De werknemer dient derhalve te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 juncto artikel 8:1 Awb. 2.8. De rechtbank is van oordeel dat niet is aangetoond dat de werknemer reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding heeft gevolgd. De werkgever biedt de werknemer een practicantenplaats met het oog op het toekomstig functioneren van de werknemer als handelsvertegenwoordiger in de buitenlandse onderneming Ngendo Ndungu Investment (NNI) te Kenia. Een middelbare schoolopleiding kan niet worden aangemerkt als een voldoende vakgerichte basisopleiding voor die functie. De rechtbank stelt voorts vast dat geen sprake is van een overeenkomst tussen de in het buitenland gevestigde onderneming NNI en de in Nederland gevestigde onderneming van de werkgever. De overgelegde overeenkomst tussen NNI en de werknemer, inhoudende dat de werknemer bij NNI in dienst zal treden alsmede de overgelegde arbeidsovereenkomst tussen NNI en de werknemer kunnen niet als zodanige overeenkomst gelden. Uit deze overeenkomsten blijkt voorts niet dat NNI de werknemer weer in dienst zal nemen na ommekomst van de praktijkperiode in Nederland. De datum van indiensttreding bij NNI is immers onbepaald. 2.9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden die in paragraaf 25 van de Uitvoeringsregels zijn gesteld aan de toepassing van de practicantenregeling. Dat een leerplan en een verklaring van de werkgever zijn overgelegd dat de werknemer als practicant geen reguliere arbeidsplaats inneemt, doet er niet aan af dat dient te zijn voldaan aan alle voorwaarden die in paragraaf 25 Uitvoeringsregels worden gesteld aan het verlenen van een twv zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, aanhef onder a en b, Wav. 2.10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van de werkgever om afgifte van een twv terecht getoetst aan de artikelen 8 en 9 Wav. Gesteld noch gebleken is dat verweerder een twv aan de werkgever heeft geweigerd in strijd met artikel 8 en 9 Wav. 2.11. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in strijd met geschreven of ongeschreven rechtsregels heeft gehandeld door het bezwaar tegen de weigering aan de werkgever een tewerkstellingsvergunning af te geven, ongegrond te verklaren. 2.12. Het beroep is mitsdien ongegrond. 2.13. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken. 3. BESLISSING De rechtbank: 3.1. verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2003, in tegenwoordigheid van mr. J. van der Kluit als griffier. afschrift verzonden op: 26 augustus 2003 Coll: RECHTSMIDDEL Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC, 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.