Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM3296

Datum uitspraak2003-10-01
Datum gepubliceerd2003-10-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005407-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vier jaar gevangenisstraf opgelegd voor het plegen van diverse overvallen, diefstallen en poging tot zware mishandeling.


Uitspraak

Parketnummer: 03/005407-03 Datum uitspraak: 1 oktober 2003 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [M.] op [geboortedatum verdachte], wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Limburg Zuid - Huis van Bewaring Overmaze te [M.], Willem Alexanderweg 21. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2003. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 mei 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 3454 euro) en/of 242, in elk geval een aantal, strippenkaarten (ter waarde van ongeveer 1635 euro) en/of 21, in elk geval een aantal, telefoonkaarten (opwaardeerkaarten) (ter waarde van ongeveer 460 euro) en/of een aantal postzegels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 1]] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 1] en/of (een) andere persoon/personen heeft/hebben gezegd: "Ga liggen" en/of daarbij een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond; 2. hij op of omstreeks 10 mei 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 1200 euro), althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [V.] gelegen aan [adres V.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) [slachtoffer 3] in het gezicht heeft geslagen, althans zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), handen in het gelaat van [slachtoffer 3] heeft geduwd en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld, ik wil geld" en/of vervolgens een voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en/of een kettingslot heeft/hebben getoond; Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 10 mei 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 1200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [V.] gelegen aan [adres V.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) [slachtoffer 3] in het gezicht heeft geslagen, althans zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), handen in het gelaat van [slachtoffer 3] heeft geduwd en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld, ik wil geld" en/of vervolgens een voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en/of een kettingslot heeft/hebben getoond; 3. hij op of omstreeks 01 maart 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 250 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een mes heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 5] en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd: "Als je ons verraad dan vind/of steek ik jou, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking; 4. hij op of omstreeks 10 februari 2003 te [M.] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag, met geschoeide voet tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 10 februari 2003 te [M.] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag, met geschoeide voet tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 5. hij in of omstreeks 01 oktober 2002 t/m 20 februari 2003 te [M.] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 730 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; 6. hij op of omstreeks 09 augustus 2002 in de gemeente [M.] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets, merk Peugeot Fox, kleur zwart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 26 mei 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 3454 euro) en 242 strippenkaarten (ter waarde van ongeveer 1635 euro) en 21 telefoonkaarten (opwaardeerkaarten) (ter waarde van ongeveer 460 euro) en een aantal postzegels, toebehorende aan [tankstation], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en een ander persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader tegen die [slachtoffer 1] en een andere persoon heeft gezegd: "Ga liggen" en een mes, heeft/hebben getoond; 2 primair. hij op 10 mei 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [V.] gelegen aan [adres V.], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededader [slachtoffer 3] in het gezicht heeft geslagen, en tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld, geld, ik wil geld" en hij, verdachte die [slachtoffer 2] een kettingslot heeft getoond; 3. hij op 01 maart 2003 te [M.] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld (ongeveer 250 euro), toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 5] en tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd: "Als je ons verraadt dan vind/of steek ik jou, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking; 4 primair. hij op 10 februari 2003 te [M.] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag, met geschoeide voet tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 5. hij in de periode van 27 januari 2003 tot en met 20 februari 2003 te [M.] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 730 euro, toebehorende aan [slachtoffer 7]; 6. hij op 09 augustus 2002 in de gemeente [M.] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets, merk Peugeot Fox, kleur zwart, toebehorende aan [slachtoffer 8]. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair, 3, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: Ten aanzien van feit 1: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312, eerste en tweede lid, aanhef en sub 2º van het Wetboek van Strafrecht; Ten aanzien van feit 2 primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, juncto artikel 312, tweede lid aanhef en sub 2º van het Wetboek van Strafrecht; Ten aanzien van feit 3: diefstal, vergezeld of gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312, eerste en tweede lid, aanhef en sub 2º van het Wetboek van Strafrecht; Ten aanzien van feit 4 primair: poging tot zware mishandeling, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid juncto artikel 45, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht; Ten aanzien van feit 5: diefstal, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; Ten aanzien van feit 6: diefstal door twee of meer verenigde personen, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311, aanhef en sub 4º van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. Ten aanzien van verdachte is door [H.], klinisch psycholoog, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Van dat onderzoek is in augustus 2003 een rapport opgemaakt dat, zakelijk weergegeven, de volgende conclusie vermeldt. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens te benoemen als een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Deze stoornis speelde een rol ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Verdachte moet als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De rechtbank verenigt zich geheel met deze conclusie en maakt deze tot de hare. Overigens zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluiten. De redengeving van de op te leggen straf en maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straffen en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het gewelddadige karakter van het bewezenverklaarde en de angst en het leed dat daarmee teweeg is gebracht bij de slachtoffers. De rechtbank heeft er voorts rekening mee gehouden dat verdachte eerder terzake geweldsmisdrijven is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij volgt derhalve niet het advies van eerdergenoemde klinisch psycholoog om verdachte in aanmerking te laten komen voor een psychotherapeutische behandeling. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten: - 010209-03 26 april 2002, [slachtoffer 9], gemeente [M.], diefstal van een stereotoren bij Stichting [K.]; - 010643-02 20 augustus 2002, [slachtoffer 10] gemeente [M.], diefstal van een fiets; - 010643-02 20 juli 2002, [slachtoffer 11], gemeente [M.], diefstal van een snorfiets. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij eerdere vonnissen is veroordeeld tot straf en nu opnieuw is schuldig verklaard aan een strafbaar feit dat voor die datum is gepleegd. De op te leggen straf en maatregel zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 57 en 63, van het Wetboek van Strafrecht. De vorderingen van de benadeelde partijen Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 1] haar vordering verhoogd met een bedrag van € 50,--. Zij heeft deze vordering mondeling toegelicht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 700,--. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiele schade is toegebracht tot een bedrag van € 539,30, terzake van het onrechtmatig gebruik van een mobiele telefoon van het merk Nokia. Nu verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 1 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair, 3, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER jaren; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 700,-- (zegge: ZEVENHONDERD euro); - veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 700,--, (zegge: ZEVENHONDERD euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] voormeld bedrag van € 700,--, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag ad. € 700,--, heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] komt te vervallen; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] [M.] , te betalen een bedrag van € 539,30 (zegge: VIJFHONDERDNEGENENDERTIG euro en DERTIG eurocent); - veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 539,30, (zegge: VIJFHONDERDNEGENENDERTIG euro en DERTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 539,30, heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 539,30, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door [rechters] in tegenwoordigheid van [griffier] en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2003.