Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM5331

Datum uitspraak2003-10-28
Datum gepubliceerd2003-10-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/025239.03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging tot moord op vader verdachte


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/025239-03 Uitspraakdatum: 28 oktober 2003 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te (geboorteplaats) op [geboortedatum] 1978, wonende te (woonplaats), [adres] thans preventief gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 oktober 2003. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juli 2003. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 06 mei 2003 te Eindhoven ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, met een hamer, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, met kracht tegen diens hoofd heeft geslagen en/of genoemde (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval een hard en/of scherp voorwerp, in diens (onder)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (artikel 289 juncto 45 Wetboek van Strafrecht); subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 06 mei 2003 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet genoemde (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, met een hamer, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, met kracht tegen diens hoofd heeft geslagen en/of genoemde (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval een hard en/of scherp voorwerp, in diens (onder)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht). De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primaire feit heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding. Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 37a, 38, 38a, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van het primaire feit: - een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling onder de voorwaarde dat verdachte een forensische deeltijdbehandeling bij "De Tender" te Deventer zal ondergaan in combinatie met een klinische opname binnen de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Warnsveld; - verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen te weten: twee messen en een klauwhamer. De op te leggen straf, bijkomende straf en maatregel. Bij de beslissing over de straf, bijkomende straf en maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder diens draagkracht. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - het zeer gewelddadige karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit; dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen de dood van een medemens te beramen en daartoe dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemens te gebruiken, alsmede dat verdachte in eerste instantie met zijn medeverdachte (medeverdachte) heeft samengespannen teneinde de ware toedracht te camoufleren en daartoe leugenachtig heeft verklaard om zichzelf van verdenking te vrijwaren; - het feit dat het slachtoffer de vader van verdachte betreft; - verdachte heeft het slachtoffer een onherstelbaar leed aangedaan; bij de aanslag is het slachtoffer levensgevaarlijk gewond geraakt; na diverse operaties en maandenlang verblijf in het ziekenhuis is het slachtoffer opgenomen in een verpleeghuis; - het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft een grote impact gehad op de buurtbewoners van het slachtoffer. Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid: - uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten door psychiater drs. I.M. Smoktunowicz van 2 oktober 2003 en psycholoog drs. A.J. de Groot van 9 oktober 2003 blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat -zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting- dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan, danwel die tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden, danwel dat degene aan wie zij toebehoorden bekend was met het gebruik in verband met het strafbare feit. De rechtbank overweegt dat het hierna te kwalificeren feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank baseert zich daarbij mede op de reeds genoemde rapporten van psychiater drs. I.M. Smoktunowicz en psycholoog drs. A.J. de Groot. Op 2 oktober 2003 heeft psychiater drs. I.M. Smoktunowicz een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende in: (inhoud rapport) Het lijkt nuttig om betrokkene een behandeling (gezien zijn neiging tot symbiose in relatie en afhankelijkheid) te adviseren om hem in de toekomst weerbaar te maken tegen dit soort invloeden. Indien het past binnen het juridische kader wordt geadviseerd op grond van psychopathologie van betrokkene een TBS met voorwaarden op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarde een behandeling in een psychotherapeutische gemeenschap plaats zou kunnen vinden. Op 9 oktober 2003 heeft psycholoog drs. A.J. de Groot een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende in: (inhoud rapport) Gezien de ernst van het feit en de diepte van de stoornis is het kader van de terbeschikkingstelling geïndiceerd. Gedacht kan worden aan een "TBS met voorwaarden". Wellicht in de vorm van een gecombineerde behandeling: forensische deeltijdbehandeling bij "De Tender" te Deventer kan gecombineerd worden met een klinische opname binnen de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Warnsveld. De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare. De rechtbank overweegt voorts dat de verdachte zich ter terechtzitting bereid heeft verklaard tot naleving van de hierna te melden voorwaarden. De rechtbank baseert haar beslissing, voor zover betrekking hebbend op de hierna op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden, op de ten tijde van het wijzen van het vonnis voorhanden zijnde informatie. De rechtbank realiseert zich dat de aard en strekking van de thans te formuleren voorwaarden welke gepaard gaan met de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling, gelet op de eveneens op te leggen gevangenisstraf, op het moment van aanvang tijdens de executiefase van de opgelegde gevangenisstraf wellicht geheel of gedeeltelijk niet meer adequaat of opportuun blijken te zijn. Indien een dergelijke situatie zich zal voordoen, kan de rechtbank op de voet van artikel 38b van het Wetboek van Strafrecht op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de ter beschikking gestelde of diens raadsman, eventueel de wijzigingen in de voorwaarden aanbrengen die haar alsdan geraden voorkomen. DE UITSPRAAK Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: primair medeplegen van poging tot moord (artikel 45, eerste lid, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1, juncto artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht). Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregel: - een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: - een mes, kleur bruin, bruin heft totale lengte 30 cm; - een mes, kleur bruin, bruin heft totale lengte 23 cm; - een klauwhamer, kleur metaal, voorzien van groenkleurig kunststof handvat; - gelast de terbeschikkingstelling van verdachte zonder bevel tot verpleging en stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikking gestelde: - dat de terbeschikking gestelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Arrondissementaal Secretariaat van de Reclassering, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht; - dat de terbeschikking gestelde een forensische deeltijdbehandeling bij "De Tender" te Deventer zal ondergaan in combinatie met een klinische opname binnen de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Warnsveld. Dit vonnis is gewezen door, mr. M.A.A. Dellaert, voorzitter, mr. J.J.A. Kooijman en mr. D.P. van der Veen, leden, in tegenwoordigheid van J.H.G.M. van Goch, griffier en is uitgesproken op 28 oktober 2003. De bewezenverklaring: hij op of omstreeks 06 mei 2003 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde (slachtoffer) meermalen met een hamer, met kracht tegen diens hoofd heeft geslagen en genoemde (slachtoffer) meermalen met een mes, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid