Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM5335

Datum uitspraak2003-10-23
Datum gepubliceerd2003-10-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304210/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Steenwijk (thans: Steenwijkerland), op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "Waterpark Belterwiede". Verweerder heeft bij besluit van 20 mei 2003, kenmerk RWB/2002/3033, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 18 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2003, beroep ingesteld. Bij brief van 18 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.


Uitspraak

200304210/2. Datum uitspraak: 23 oktober 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Steenwijk (thans: Steenwijkerland), op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "Waterpark Belterwiede". Verweerder heeft bij besluit van 20 mei 2003, kenmerk RWB/2002/3033, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 18 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2003, beroep ingesteld. Bij brief van 18 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 oktober 2003, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar als partij gehoord de gemeenteraad van Steenwijkerland, vertegenwoordigd door J. Mulder, ambtenaar van de gemeente, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Belterwiede B.V.” vertegenwoordigd door [gemachtigden] en door mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen en [partij] in persoon en bijgestaan door mr. S. Maakal voornoemd. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Met het plan wordt beoogd de bouw van 65 recreatiewoningen mogelijk te maken aan de noordelijke oever van de Belterwiede. In het gebied zijn momenteel een camping voor stacaravans en een jachthaven gevestigd. 2.3. Verzoeker voert aan dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat de landschappelijke en natuurlijke waarden van de Belterwiede zullen worden aangetast doordat een deel van het meer wordt gedempt. Voorts zal schade aan de oevers ontstaan omdat ter plaatse bouwwerken voor de waterrecreatie mogen worden opgericht. Tevens meent hij dat de afstand van de woningen tot de oever van het meer te klein is en dat onvoldoende gewaarborgd is dat de oevers natuurvriendelijk zullen worden onderhouden. 2.4. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zullen de ter plaatse aanwezige 145 stacaravans en de jachthaven verdwijnen. Een deel van de jachthaven, die buiten de oeverlijn in het meer ligt, zal worden gedempt. Een deel van het vasteland zal worden afgegraven teneinde een landschap van weren of ribben te creëren. Op de drie aldus ontstane landtongen zullen 65 recreatiewoningen met aanlegplaatsen voor boten worden gebouwd. 2.4.1. De Voorzitter is er niet van overtuigd dat nader onderzoek redelijkerwijs achterwege kan blijven ter beoordeling van de zaak. Gelet hierop acht hij geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.4.2. Aangaande de landschappelijke en natuurlijke waarden van De Belterwiede en de oevers ziet de Voorzitter voorshands geen reden om aan te nemen dat de aanleg en exploitatie van de recreatiewoningen deze zodanig zullen aantasten dat verweerder het plan niet in redelijkheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten. Hierbij neemt hij in aanmerking dat de Vereniging Natuurmonumenten na aanvankelijke bezwaren geen bedenkingen heeft ingediend en niet in beroep is gekomen tegen het besluit van verweerder. Voorts zal de beplanting van het terrein en de oevers plaatsvinden volgens een bedrijfsnatuurplan waarin is voorgeschreven dat de vegetatie zal moeten bestaan uit inheemse en streekeigen beplantingen. Daarbij is van belang dat in de koopovereenkomst met de (toekomstige) eigenaren van de recreatiewoningen een kettingbeding is opgenomen waarin is bepaald dat de oever- en kavelbeplantingen volgens het bedrijfsnatuurplan dienen te worden behouden en onderhouden. Vooralsnog is niet aannemelijk dat deze contracten onvoldoende waarborg geven dat het recreatieterrein in de omgeving zal worden ingepast. Ten aanzien van de bezwaren van verzoeker met betrekking tot de mogelijke bouwwerken aan de oevers en de afstand van de woningen tot de oevers is de Voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat verweerder hierin aanleiding had moeten zien om goedkeuring aan het plan te onthouden. Het voorgaande in overweging genomen ziet de Voorzitter geen reden tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Troost Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2003 234-411.