
Jurisprudentie
AM5452
Datum uitspraak2003-10-29
Datum gepubliceerd2003-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200302473/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200302473/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 28 februari 2000 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan appellante op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (hierna: de Arbowet) de eis gesteld dat - kort samengevat - de opgang naar het reactorplatform in het bedrijfspand van appellante aan de Bruningweg 1 te Arnhem dient te worden uitgevoerd middels een trap.
Uitspraak
200302473/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Desmepol B.V.", gevestigd te Ambt Delden,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 10 maart 2003 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2000 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan appellante op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (hierna: de Arbowet) de eis gesteld dat - kort samengevat - de opgang naar het reactorplatform in het bedrijfspand van appellante aan de Bruningweg 1 te Arnhem dient te worden uitgevoerd middels een trap.
Bij besluit van 25 juni 2001 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de staatssecretaris), op wie de beslissingsbevoegdheid in aangelegenheden als deze is overgegaan, het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 15 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brieven van 4 en 23 juli 2003 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.
Bij brief van 8 juli 2003 heeft appellante gereageerd op de brief van de staatssecretaris van 4 juli 2003. Dit stuk is aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. H. van Doesburg, ambtenaar op het departement, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vaststaat dat het bedrijf van appellante met ingang van 1 april 2003 is verhuisd naar een ander pand. Gelet hierop moet worden bezien of bij een beoordeling van het hoger beroep nog een processueel belang bestaat.
2.2. Door appellante is betoogd dat een beoordeling van het hoger beroep van belang is om een principiƫle uitspraak te krijgen over de vraag of een kooiladder wel of niet is toegestaan in de situatie zoals die in de inmiddels verlaten bedrijfsvestiging bestond.
2.3. Dit betoog slaagt niet. In het kader van de Algemene wet bestuursrecht is de administratieve rechter alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen geroepen als dat van betekenis is voor het geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Daar het bedrijfsgebouw, waarvoor de eis is gesteld, in verband met de verhuizing van het bedrijf van appellante, niet meer door haar in gebruik is, is de betekenis voor het geschil niet langer aanwezig. Van de rechter kan geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiƫle betekenis daarvan.
2.4. In een mogelijke proceskostenveroordeling is onvoldoende aanleiding gelegen om het hoger beroep inhoudelijk te beoordelen. Nu overigens geen schade is gesteld of gebleken, moet het hoger beroep derhalve wegens het ontbreken van het vereiste procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2003
204-290.