Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM5503

Datum uitspraak2003-10-27
Datum gepubliceerd2003-10-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.021151-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Als ervaren leidinggevende kon en mocht van verdachte verwacht en geëist worden dat hij binnen de grenzen van het recht zou handelen. Hij had, toen het slachtoffer weigerachtig bleek, de hulp van de politie kunnen inroepen of assistentie kunnen vragen om de zaak zonder geweld af te doen. Door het aanwenden van geweld heeft verdachte de grenzen van het recht overschreden.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de politierechter in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1972, wonende [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2003. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden. De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Bruins-Slot. De vordering houdt in: een geldboete van € 360,-- subsidiair 8 dagen hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 10 augustus 2003, te en in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of (met kracht) tegen een muur heeft gedrukt/geduwd, waardoor deze werd gewond en/of pijn ondervond. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De politierechter acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en hij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 10 augustus 2003, te en in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] met kracht tegen een muur heeft geduwd, waardoor deze werd gewond en pijn ondervond. Verdachte heeft ten aanzien van het opzet aangevoerd dat zijn opzet niet gericht is geweest op het toebrengen van letsel of pijn, maar op het verwijderen van [naam slachtoffer] toen deze na drie maal daartoe te zijn gesommeerd de ruimte niet wilde verlaten. De politierechter overweegt dat het verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [naam slachtoffer] zich, ook op het moment dat hij werd vastgepakt, niet wilde verwijderen. Verdachte heeft vervolgens door toch zijn plan door te zetten, willen en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat hij [naam slachtoffer] zou verwonden of pijn zou toebrengen. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op: mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft aangevoerd dat het optreden van zijn cliënt niet mishandeling in de zin van de wet oplevert, nu het een verwijdering betrof van een wetsovertreder, waarbij worsteling onvermijdelijk is, evenals pijn en letsel. Deze opvatting vindt geen steun in het recht, nu geen sprake was van passend handelen bij de verwijdering, noch van aanhouding op passende wijze ter overlevering aan opsporingsambtenaren. STRAFBAARHEID De politierechter acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De politierechter heeft er begrip voor dat verdachte zich in een lastig parket bevond toen hij werd geconfronteerd met aangever [naam slachtoffer], die weigerde te vertrekken zolang hij zijn geld niet terug zou krijgen. Hij heeft terecht gesommeerd dat [naam slachtoffer] zich zonder meer diende te verwijderen uit het gebouw en van het terrein, maar hij is over de schreef gegaan toen hij vervolgens fysiek geweld heeft gebruikt om zijn eis kracht bij te zetten. De politierechter overweegt hierbij dat verdachte, hoewel op de hoogte van, niet betrokken is geweest bij de eerdere incidenten die zich op het terrein hebben afgespeeld en die aanleiding vormden om [naam slachtoffer] en zijn kompanen van het terrein te verwijderen. Verdachte is met andere woorden emotioneel relatief onbeladen het gesprek met [naam slachtoffer] begonnen. Als ervaren leidinggevende kon en mocht van hem verwacht en geëist worden dat hij in de gegeven omstandigheden binnen de grenzen van het recht zou handelen. Verdachte had, toen [naam slachtoffer] weigerachtig bleek, de hulp van de politie kunnen inroepen of assistentie kunnen vragen van andere personeelsleden om de zaak zonder geweld af te doen. Door het aanwenden van geweld heeft verdachte de grenzen van het recht overschreden. De politierechter is op grond van genoemde feiten en omstandigheden en gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 19 augustus 2003 betreffende verdachte, van oordeel dat in dit geval een geldboete aangewezen is. De politierechter heeft bij de vaststelling van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de politierechter dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De politierechter heeft mede gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE POLITIERECHTER LUIDT: verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: betaling van een geldboete ten bedrage van € 360,--, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door H. de Wit, politierechter, in tegenwoordigheid van A.D. Brinkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter op 27 oktober 2003.-