Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN1422

Datum uitspraak2003-10-29
Datum gepubliceerd2003-10-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/020384-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte deed zich voor als professioneel verkoper van computers en toebehoren alsmede van mobiele telefoons. Gekochte artikelen werden echter na (aan)betaling niet geleverd. Bovendien kocht verdachte een groot aantal goederen van bedrijven zonder deze te betalen. Verdachte werd veroordeeld tot onder andere 18 maanden gevangenisstraf. Bovendien dienen de benadeelde partijen schadeloos te worden gesteld.


Uitspraak

Parketnummer: 03/020384-02 Datum uitspraak: 29 oktober 2003 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte], wonende te [adres verdachte], Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2003. De tenlastelegging Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks het tijdvak van 29 mei 2000 tot en met 13 mei 2002 te [K], [A], [I], '[G], [E], [A], [B], [adres], [R], [N], [N], [K] en/of [Z], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna te noemen personen/bedrijven heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte toen in dat tijdvak (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als potentiële verkoper van hierna te noemen goederen en/of zich voorgedaan alsof hij, verdachte, ten behoeve van potentiële kopers beschikte en/of kon beschikken over de hierna te noemen goederen en/of daartoe gebruik gemaakt van een valse naam en/of van een of meer valse bedrijfsnamen en/of bedrijven welke niet op naam van hem, verdachte, stonden, waardoor de hierna te noemen personen/bedrijven (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte, te weten: - in of omstreeks de periode van 18 april 2002 tot en met 3 mei 2002 te [K], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van Euro 1000,-- door [A] voor de aankoop van een noteboek; (zaak 12) - in of omstreeks de periode van 29 mei 2000 tot en met 9 juni 2000 te [A], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 500,- door [B] voor de aankoop van een laptop; (zaak 2) - in of omstreeks de periode van 10 oktober 2001 tot en met 18 oktober 2001 te [I], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 2000[adres] door [C] voor de aankoop van een laptop; (zaak 4) - in of omstreeks de periode van 25 oktober 2001 tot en met 7 november 2001 te '[G], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 1600,- door [D] voor de aankoop van een laptop; (zaak 5) - in of omstreeks de periode van 1 september 2001 tot en met 22 november 2001 te [E], in elk[ geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 7902,50 door [E] voor de aankoop van 5 laptops; (zaak 6) - in of omstreeks de periode van 26 oktober 2001 tot en met 16 november 2001 te [A], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 1400,- door [F] voor de aankoop van 7 mobiele telefoons; (zaak 7) - in of omstreeks de periode van 19 oktober 2001 tot en met 21 november 2001 te [B], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 400,- door [G] voor de aankoop van 1 mobiele telefoon; (zaak 9) - in of omstreeks de periode van 8 oktober 2001 tot en met 23 november 2001 te [adres], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 375,- door [H] voor de aankoop van 1 mobiele telefoon; (zaak 10) - in of omstreeks de periode van 15 februari 2002 tot en met 12 april 2002 te [R], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van Euro 500,- door [I] voor de aankoop van 2 mobiele telefoons; (zaak 11) - in of omstreeks de periode van 22 april 2002 tot en met 29 april 2002 te [N], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van Euro 2000,- door [J] voor de aankoop van laptops; (zaak 13) - in of omstreeks de periode van 26 februari 2002 tot en met 5 mei 2002 te [N], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van Euro 1250,- door [K] voor de aankoop van 3 laptops; (zaak 14) - in of omstreeks de periode van 11 november 2001 tot en met 7 mei 2002 te [K], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van fl 1500,- door [L] voor de aankoop van 1 computer; (zaak 15) - in of omstreeks de periode van 15 april 2002 tot en met 13 mei 2002 te [Z], in elk geval in Nederland, een (aan)betaling van Euro 800,- door [M] voor de aankoop van 1 laptop; (zaak 16); 2. hij in of omstreeks het tijdvak van 11 februari 2000 tot en met 24 december 2001 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - in of omstreeks de periode van 11 februari 2000 tot en met 16 mei 2001 te [A], in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) een of meer telecom-producten van [N] (zaak 1); - in of omstreeks de periode van 1 december 2000 tot en met 18 december 2000 te [A], in elk geval in Nederland, een radio/cd-speler, een portable computer en/of een walkman van [O] (zaak 3); - in of omstreeks de periode van 22 mei 2001 tot en met 24 december 2001te [R], in elk geval in Nederland, een bewegingsdetector en/of een TV camera van [P] (zaak 8); - in of omstreeks de periode van 12 juli 2000 tot en met 31 juli 2000 te [M], in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) een of meer gebruiksartikelen voor computers en/of printers van [Q] (zaak 17). Verbeterde schrijffouten Tengevolge van kennelijke schrijffouten staat in de dagvaarding in regel 19 van het onder 1 ten laste gelegde vermeld noteboek in plaats van notebook en in de laatste regel van het onder 2 ten laste gelegde vermeld [Q] in plaats van Q. De rechtbank herstelt deze fouten, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij in het tijdvak van 29 mei 2000 tot en met 13 mei 2002 in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, de hierna te noemen personen en het hierna te noemen bedrijf heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen in dat tijdvak met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid zich voorgedaan als potentiële verkoper van hierna te noemen goederen en zich voorgedaan alsof hij, verdachte, ten behoeve van potentiële kopers beschikte en/of kon beschikken over de hierna te noemen goederen, waardoor de hierna te noemen personen en het hierna te noemen bedrijf werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, te weten: - in de periode van 18 april 2002 tot en met 3 mei 2002, een betaling van € 1000,- door [A] voor de aankoop van een notebook; - in de periode van 29 mei 2000 tot en met 9 juni 2000, een betaling van fl 500,- door [B] voor de aankoop van een laptop; - in de periode van 10 oktober 2001 tot en met 18 oktober 2001, een betaling van fl 2000,- door [C] voor de aankoop van een laptop; - in de periode van 25 oktober 2001 tot en met 7 november 2001, een betaling van fl 1600,- door [D] voor de aankoop van een laptop; - in de periode van 1 september 2001 tot en met 22 november 2001, een betaling van fl 7902,50 door [E] voor de aankoop van 5 laptops; - in de periode van 26 oktober 2001 tot en met 16 november 2001, een betaling van fl 1400,- door [F] voor de aankoop van 7 mobiele telefoons; - in de periode van 19 oktober 2001 tot en met 21 november 2001, een betaling van fl 400,- door [G] voor de aankoop van 1 mobiele telefoon; - in de periode van 8 oktober 2001 tot en met 23 november 2001, een betaling van fl 375,- door [H] voor de aankoop van 1 mobiele telefoon; - in de periode van 15 februari 2002 tot en met 12 april 2002, een betaling van € 500,- door [I] voor de aankoop van 2 mobiele telefoons; - in de periode van 22 april 2002 tot en met 29 april 2002, een betaling van € 2000,- door [J] voor de aankoop van laptops; - in de periode van 26 februari 2002 tot en met 5 mei 2002, een betaling van € 1250,- door [K] voor de aankoop van 3 laptops; - in de periode van 11 november 2001 tot en met 7 mei 2002, een betaling van fl 1500,- door [L] voor de aankoop van 1 computer; - in de periode van 15 april 2002 tot en met 13 mei 2002, een betaling van € 800,- door [M] voor de aankoop van 1 laptop; 2. hij in het tijdvak van 11 februari 2000 tot en met 24 december 2001 in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten: - in de periode van 11 februari 2000 tot en met 16 mei 2001, meermalen telkens een of meer telecom-producten van [N]; - in de periode van 1 december 2000 tot en met 18 december 2000 te [A], een radio/cd-speler, een portable computer en een walkman van [O]; - in de periode van 22 mei 2001 tot en met 24 december 2001 te [R], een bewegingsdetector en een TV camera van [P]; - in de periode van 12 juli 2000 tot en met 31 juli 2000 te [M], meermalen telkens een of meer gebruiksartikelen voor computers en/of printers van[Q]. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs in feit 1 De rechtbank is van oordeel dat de benadeelden in feit 1 tot betaling van verdachte zijn overgegaan doordat verdachte zich via internet heeft gepresenteerd als professionele verkoper van computers dan wel van mobiele telefoons. Hij verstrekte gedetailleerde informatie over producten waarover hij geen beschikking had en ook geen beschikking kon krijgen. In meerdere gevallen bood verdachte bovendien korting of extra garantie aan bij spoedbetaling. Hij presenteerde zich in de meeste gevallen als eigenaar van diverse feitelijk niet bestaande bedrijven zoals [R] of [D], welk laatste bedrijf was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel op naam van [R]. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: T.a.v. feit 1: oplichting, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 2: een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een taakstraf of een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake vermogensdelicten is veroordeeld; - de aanzienlijke schade en ergernis die het bewezen verklaarde teweeg heeft gebracht bij een groot aantal gedupeerden; - de wijze waarop verdachte met betrekking tot feit 1 na het "niet leveren" elke koper geruime tijd aan het lijntje bleef houden waarbij hij een aantal van hen vergeefse reizen liet maken om "de gekochte waar" in ontvangst te nemen of de problemen rond "de koop" te regelen. Voorts houdt de rechtbank er ten nadele van verdachte rekening mee, dat verdachte niet eerder is overgegaan tot schadeloosstelling van de gedupeerden. Steeds begon hij -zelfs nadat zijn faillissement werd uitgesproken op 19-04-2001- met een nieuw "papieren" bedrijf, op naam van zijn moeder, met dezelfde verkooppraktijken, waardoor hij opnieuw schade heeft toegebracht aan een groot aantal mensen. Tenslotte heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij na mei 2002 het bedrijf [I] heeft "opgericht" waarmee hij nieuwe schulden heeft gemaakt. Bovendien vindt de rechtbank het in zijn nadeel, dat verdachte niet heeft gereageerd op meerdere oproepingen van de reclassering, waardoor hij geen openheid heeft betracht over de omstandigheden die een rol speelden bij de tenlastegelegde feiten en hetgeen zich daarna heeft afgespeeld. De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens eigen opgave aan verdachte toebehorend, zijn in gezamenlijkheid vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft die aan de veroordeelde toebehoren en met betrekking tot welke het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is begaan. De op te leggen straffen en maatregel zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. De vorderingen van de benadeelde partijen Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, [A], [B], [C,D,E,G,H,I,J,K,L,M] [O,P,Q] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd. Ter terechtzitting hebben 4 benadeelde partijen hun vordering toegelicht, waarbijeen van hen zijn vordering heeft beperkt tot € 2000,-- euro. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [A], [B], [C,D,E,G,H,I,J,K,L,M] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht voor een bedrag van respectievelijk € 1000,--, € 306,73, € 907,56, € 726,--, € 3232,68, € 181,51, € 170,17, € 500,-, € 2000,--, € 1375,--, € 680,67 en € 920,-- euro en nu aan verdachte ter zake van dat feit op de voet van het bepaalde in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht een straf zal worden opgelegd, zullen deze vorderingen tot de hiervoor vermelde bedragen worden toegewezen. De vordering van [E] moet niet ontvankelijk worden verklaard voor zover deze betrekking heeft op de laptop besteld door een vriend daar het geen rechtstreekse schade betreft die het gevolg is van de oplichting van [verdachte]. Voorts moet de vordering met betrekking tot het aangegeven uurloon worden afgewezen, omdat hieromtrent onvoldoende is komen vast te staan, alsmede de hierover berekende rente. Ten aanzien van de vordering van [K] en [M] heeft de rechtbank de schade met betrekking tot respectievelijk de reiskosten en de telefoon- en rentekosten op een lager bedrag geschat. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [N], [P] en [Q] door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot de door hen gevorderde bedragen van respectievelijk € 75.781,30 (na correcte omrekening naar euro's), € 418,53 en € 1246,32 euro en nu aan verdachte ter zake van dat feit op de voet van het bepaalde in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht een straf zal worden opgelegd, zullen deze vorderingen geheel worden toegewezen. Het restant van de vordering van [N] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, vanwege het ontbreken van rechtstreekse schade. Nu verdachte ter zake van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, [A], [B], [C,D,E,G,H,I,J,K,L,M] [N, P,Q] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ACHTTIEN maanden; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen: 2001081510 1 1 witte Computer, C-merk kloon; 2001081510 2 1 kleine witte Computer, C-merk kloon; 2001081510 3 1 lege Cd-Rom; 2001081510 4 1 lege zwarte diskette. - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij 1. [A] te betalen een bedrag van € 1000,-- (zegge: DUIZEND euro); 2. [B] te betalen een bedrag van € 306,73 (zegge: DRIEHONDERDZES euro en DRIEENZEVENTIG eurocent); 3. [C] te betalen een bedrag van € 907,56 (zegge: NEGENHONDERDZEVEN euro en ZESENVIJFTIG eurocent); 4. [D] te betalen een bedrag van € 726,-- (zegge: ZEVENHONDERDZESENTWINTIG euro); 5. [E] te betalen een bedrag van € 3232,68 (zegge: DRIEDUIZENDTWEEENDERTIG euro en ACHTENZESTIG eurocent); verklaart niet ontvankelijk de vordering van de benadeelde partij [F] voor zover deze betreft: - 1 laptop ad € 704,80; wijst af de vordering voor zover deze betreft: - uurloon ad € 510,--; - rente ad € 68,55; 6. [G] te betalen een bedrag van € 181,51 (zegge: HONDERDEENENTACHTIG euro en EENENVIJFTIG eurocent ); 7. [H], te betalen een bedrag van € 170,17 (zegge: HONDERDZEVENTIG euro en ZEVENTIEN eurocent); 8. [I] , te betalen een bedrag van € 500,-- (zegge: VIJFHONDERD euro); 9. [J], te betalen een bedrag van € 2000,-- (zegge: TWEEDUIZEND euro); 10. [K], te betalen een bedrag van € 1375,-- (zegge: EENDUIZENDDRIEHONDERDVIJFENZEVENTIG euro); wijst af het door de benadeelde partij [J] meer of anders gevorderde, zijnde € 125,-- ter zake de post reiskosten; 11. [L], te betalen een bedrag van € 680,67 (zegge: ZESHONDERDTACHTIG euro en ZEVENENZESTIG eurocent); 12. [M] te betalen een bedrag van € 920,-- (zegge: NEGENHONDERDTWINTIG euro); wijst af een deel van de vordering van de benadeelde partij [M] ter zake de posten: - fax/bel/internetkosten, te weten een bedrag van € 80,--; - renteschade, te weten een bedrag van € 100,--; 13. [N] te betalen een bedrag van € 75.781,30 (zegge: VIJFENZEVENTIGDUIZENDZEVENHONDERDEENENTACHTIG euro en DERTIG eurocent); verklaart niet ontvankelijk de vordering van [N] voor het overige; 14[P] te betalen een bedrag van € 418,53 (zegge: VIERHONDERDACHTTIEN euro en DRIEENVIJFTIG eurocent); 15. [Q], te betalen een bedrag van € 1246,32 (zegge: EENDUIZENDTWEEHONDERDZESENVEERTIG euro en TWEEENDERTIG eurocent); - veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van 1. [A], te betalen een bedrag van € 1000,--, (zegge DUIZEND euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen; 2. [B] te betalen een bedrag van € 306,73, (zegge: DRIEHONDERDZES euro en DRIEENZEVENTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen; 3. [C] te betalen een bedrag van € 907,56, (zegge: NEGENHONDERDZEVEN euro en ZESENVIJFTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen; 4. [D] te betalen een bedrag van € 726,-- (zegge: ZEVENHONDERDZESENTWINTIG euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen; 5. J. [F] te betalen een bedrag van € 3232,68 (zegge: DRIEDUIZENDTWEEHONDERDTWEEENDERTIG euro en ACHTENZESTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 64[F] te betalen een bedrag van € 181,51, (zegge: HONDERDEENENTACHTIG euro en EENENVIJFTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen; 7. [H], te betalen een bedrag van € 170,17, (zegge: HONDERDZEVENTIG euro en ZEVENTIEN eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen; 8. [I], te betalen een bedrag van € 500,--, (zegge: VIJFHONDERD euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen; 9. [J], te betalen een bedrag van € 2000,--, (zegge: TWEEDUIZEND euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen; 10. [K], te betalen een bedrag van € 1375,--, (zegge: EENDUIZENDDRIEHONDERDVIJFENZEVENTIG euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen; 11. [L] te betalen een bedrag van € 680,67, (zegge: ZESHONDERDTACHTIG euro en ZEVENENZESTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen; 12. [M] te betalen een bedrag van € 920,--, (zegge: NEGENHONDERDTWINTIG euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen; 13. [N], te betalen een bedrag van € 75.781,30, (zegge: VIJFENZEVENTIGDUIZENDZEVENHONDERDEENENTACHTIG euro en DERTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1515 dagen; 14[P] te betalen een bedrag van € 418,53, (VIERHONDERDACHTTIEN euro en DRIEENVIJFTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen; 15. [Q] [M] , te betalen een bedrag van € 1246,32, (zegge: EENDUIZENDTWEEHONDERDZESENVEERTIG euro en TWEEENDERTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen; - verstaat dat toepassing van de onder 1 tot en met 15 genoemde vervangende hechtenis de opgelegde verplichtingen tot betaling niet opheft; - bepaalt dat, indien verdachte aan een benadeelde partij het voormelde bedrag heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van de voormelde bedragen heeft voldaan, de verplichting tot betaling van deze bedragen aan de desbetreffende benadeelde partijen komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door [rechters], in tegenwoordigheid van [griffier], en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2003.