
Jurisprudentie
AN4571
Datum uitspraak2003-08-21
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/2567 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/2567 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Voorziening op grond van art 21 WUV terzake van telefoonkosten reeds toegekend daarom ontbeert eiser een belang bij het door hem ingestelde beroep.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
01/2567 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verweerster heeft onder dagtekening 19 april 2001, kenmerk JZ/J70yy/2001/0313, ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiser bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift (met bijlagen) is uiteengezet waarom eiser zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Nadien heeft eiser nog nadere reacties ingezonden bij brieven van 27 december 2001 en van 23 mei 2003.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 10 juli 2003. Aldaar is eiser, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiser, geboren 16 mei 1918 in het voormalige Nederlands-Indië, door verweersters rechtsvoorganger bij besluit van 29 augustus 1975 erkend als vervolgde in de zin van de Wet en is hem met ingang van
1 september 1973 een periodieke uitkering toegekend. Nadien zijn aan eiser nog een aantal bijzondere voorzieningen op grond van de Wet toegekend. In het verleden is aanvaard dat zijn psychische klachten, maag/darmklachten en psychosomatische nek- en rugklachten in verband staan met de vervolging die hij heeft ondergaan.
In december 1999 heeft eiser, voor zover hier van belang, bij verweerster een aanvraag ingediend om toekenning van een bijzondere voorziening ter zake van de kosten van telefoongesprekken. Bij besluit van 17 juli 2000 heeft verweerster die aanvraag afgewezen. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerster bij het thans bestreden besluit, in navolging van het advies van haar geneeskundig adviseur, in verband met de uit de vervolging voortvloeiende ziekten en gebreken van eiser alsnog een medisch-sociale indicatie aanwezig geacht voor telefooncontact met zijn familieleden in het buitenland en heeft zij met toepassing van artikel 21 van de Wet met ingang van 1 december 1999 een tegemoetkoming toegekend van f. 16,50 per maand, voorzover de kosten niet op andere wijze worden vergoed. Voor zover hier van belang, heeft verweerster hierbij in het bijzonder overwogen dat de somatische rugklachten van eiser niet in verband staan met de door hem ondergane vervolging, maar duidelijk zijn voortgekomen uit andere oorzaken.
In zijn beroepschrift en de aanvullingen daarop heeft eiser aangevoerd zich niet met de beoordeling van de non-causaliteit van zijn somatische rugklachten te kunnen verenigen.
Ter beantwoording staat de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen door eiser in beroep is aangevoerd, in rechte stand kan houden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerster de door eiser gevraagde tegemoetkoming in zijn telefoonkosten toegekend. In beroep zijn daartegen door eiser geen grieven aangevoerd.
Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de beoordeling van de causaliteit van zijn somatische rugklachten kan in het kader van de thans voorliggende aanvraag voor een voorziening terzake van telefoonkosten niet tot een verdergaande aanspraak leiden dan de reeds toegekende tegemoetkoming. Mitsdien ontbeert eiser een belang bij het door hem ingestelde beroep. Het beroep dient dan ook op die grond niet- ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad tekent hierbij aan dat in het geval eiser zich opnieuw met aanvragen om voorzieningen tot verweerster wendt, waarbij diens somatische rugklachten mogelijk een rol spelen, terzake door verweerster een nieuwe medische beoordeling zal plaatsvinden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2003.
(get.) G.P.J. Goorden.
(get.) A. Kovács.15.07