Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7222

Datum uitspraak2003-10-31
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305886/1 en 200305886/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek de aanvraag van appellant om verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart afgewezen.


Uitspraak

200305886/1 en 200305886/2. Datum uitspraak: 31 oktober 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem van 10 juli 2003 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek (hierna: het college) de aanvraag van appellant om verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart afgewezen. Bij besluit van 8 april 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, en de grondslag van zijn besluit van 22 februari 2002 gewijzigd onder handhaving van dit besluit voor het overige. Bij uitspraak van 10 juli 2003, verzonden op 22 juli 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 oktober 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Voorts heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft nadere stukken ingediend, welke aan appellant zijn toegezonden. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, is verschenen. Het college heeft zich met kennisgeving niet doen vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1. De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (2 juli 2001, Stcrt. 2001, 130; hierna: de Regeling) kunnen in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerkaart, bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. 2.3. Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat geen reden bestaat te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van het college, dat appellant in staat is, eventueel met gebruikmaking van een loophulpmiddel, in redelijkheid meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Appellant heeft betoogd hiertoe niet in staat te zijn, niet alleen in verband met zijn longklachten, maar tevens in verband met reeds lang bestaande rug- en heupklachten. Volgens appellant heeft college aan de laatstgenoemde klachten onvoldoende aandacht besteed. 2.4. Dit betoog slaagt niet. In zijn bezwaarschrift van 11 maart 2002 heeft appellant betoogd niet in staat te zijn om 100 meter aan een stuk te overbruggen vanwege ernstige hart- , vaat- en longklachten. In zijn aanvullend bezwaarschrift van 28 mei 2002 heeft appellant erop gewezen dat hij geen grotere afstanden te voet kan afleggen zonder in ademnood te komen. Van bij hem bestaande rug- of heupklachten heeft appellant in geen van de beide brieven melding gemaakt. Uit de nadere informatie van de adviserend arts van het Regionaal Indicatieorgaan Nijmegen en Omstreken (hierna: het RIO) van 15 oktober 2003 blijkt voorts dat appellant bij het aan het besluit van 8 april 2003 ten grondslag liggende onderzoek evenmin melding heeft gemaakt van rug- en heupklachten. De Voorzitter heeft geen reden hieraan te twijfelen. Tenslotte heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat appellant geen medische gegevens in het geding heeft gebracht, op grond waarvan moet worden betwijfeld of appellant in staat is om 100 meter achtereen te lopen. De enkele verwijzing naar een fysiotherapeut op 20 januari 2003 is daartoe onvoldoende. Met de voorzieningenrechter ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het aan het besluit van 8 april 2003 ten grondslag liggende medisch advies van 21 februari 2003 van het RIO onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het college heeft zich op grond van dit advies dan ook op het standpunt mogen stellen dat de aanvraag van appellant om verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart diende te worden afgewezen. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Koutstaal Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2003 383.