
Jurisprudentie
AN7293
Datum uitspraak2003-11-05
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304020/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304020/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 16 oktober 2000 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) de door appellant gevraagde ligplaatsvergunning voor zijn vaartuig "[naam]" geweigerd.
Uitspraak
200304020/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 9 mei 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2000 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) de door appellant gevraagde ligplaatsvergunning voor zijn vaartuig "[naam]" geweigerd.
Bij besluit van 3 juli 2001 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2000 herroepen, de door appellant ingediende aanvraag aangemerkt als een verzoek om ontheffing van het verbod om met een stationerend vaartuig een ligplaats in te nemen en de aanvraag om ontheffing van het verbod om met een stationerend vaartuig een ligplaats in te nemen geweigerd.
Bij uitspraak van 9 mei 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 augustus 2003 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij de Landelijke Woonboten Organisatie, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M. Goosens, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij er bezwaar tegen heeft dat de herroeping van de weigering ligplaatsvergunning te verlenen niet tot het verstrekken van een vergunning heeft geleid. Voorts heeft hij toen aangevoerd dat hij het er niet mee eens is dat zijn vaartuig “[naam]” niet als woonboot wordt aangemerkt.
2.2. Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank ten onrechte het geschil beperkt tot de vraag of het dagelijks bestuur in redelijkheid tot weigering van de ontheffing heeft kunnen komen. De rechtbank had het beroep van appellant eerst en vooral moeten opvatten als gericht tegen het na herroeping van het primaire besluit niet nemen van een nieuwe beslissing op de aanvraag om ligplaatsvergunning. De rechtbank heeft derhalve miskend dat in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) na herroeping van het primaire besluit geen nieuw besluit op de aanvraag om ligplaatsvergunning daarvoor in de plaats is gesteld. Het wel genomen besluit omtrent ontheffing kan niet als zodanig besluit worden aangemerkt omdat daarom niet is gevraagd.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen wegens strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb voorzover daarbij is nagelaten een nieuwe beslissing te nemen op de door appellant ingediende aanvraag alsmede voorzover daarbij is beslist op de door appellant niet gedane aanvraag om ontheffing voor een stationerend vaartuig.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 9 mei 2003, AWB 01/2821 GEMWT;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam van 3 juli 2001 voorzover daarbij is nagelaten een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag om ligplaatsvergunning alsmede voorzover daarbij is beslist omtrent verlening van een ontheffing voor een stationerend vaartuig;
V. gelast dat de gemeente Amsterdam aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 102,10 en € 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Matulewicz
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003
395.