Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7310

Datum uitspraak2003-10-30
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers03/00246
Statusgepubliceerd


Indicatie

De werknemers van belanghebbende konden in december 2000 onvoorwaardelijk en definitief afstand doen van het aan het laatste uur van dat jaar toerekenbare loon, in ruil waarvoor belanghebbende verplichting op zich nam het totale (bruto-) bedrag aan salaris waarvan was afgezien, te verdubbelen en te verdelen over vijf goede doelen. De betreffende werknemers hebben een voordeel uit hun dienstbetrekking tot belanghebbende genoten, welk voordeel bestond uit de schenkingen die belanghebbende vanwege hun deelname heeft gedaan. Het moment van de betaling van de schenking, in januari 2001, dient te worden aangemerkt als het genietingsmoment.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Achttiende Enkelvoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X N.V. te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote Ondernemingen te P, de inspecteur. 1. Loop van het geding Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 8 januari 2003, ingediend door A als gemachtigde en aangevuld bij brief van 5 maart 2003. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 3 december 2002, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna loonheffing) over het tijdvak december 2000 ten bedrage van € 38.748. Voorts is bij het opleggen van de naheffingsaanslag heffingsrente ad € 2.426 in rekening gebracht en een boete ad € 3.874 opgelegd. Na bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.499 (exclusief heffingsrente). De boetebeschikking heeft hij vernietigd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur voor zover deze ziet op de naheffingsaanslag en tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Ter zitting van 26 augustus 2003 is verschenen A, bijgestaan door B. Namens de inspecteur is niemand verschenen. Voor en tijdens de zitting heeft de griffier telefonisch contact gezocht met de inspecteur. Meegedeeld werd dat de inspecteur geen uitnodiging zou hebben ontvangen. Gezien de juiste adressering van de uitnodiging en de vermelding op de kopie van de uitnodiging dat deze aangetekend is verzonden, heeft de mondelinge behandeling doorgang gevonden. Na afloop van de zitting is uit op elektronische wijze gedane navraag bij TPG Post gebleken dat de uitnodiging op 28 juni 2003 is uitgereikt ten kantore van de inspecteur. De inspecteur is derhalve op juiste wijze voor de zitting uitgenodigd. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Daarnaast heeft belanghebbende de schriftelijke regeling van de actie 'Geef een uur!' overgelegd. De pleitnota en de regeling worden tot de gedingstukken gerekend. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende is een houdster- en financieringsmaatschappij en houdt zich, onder andere door middel van haar dochtervennootschappen, bezig met het uitoefenen van de accountantspraktijk, de organisatieadviespraktijk en andere praktijken van professionele dienstverlening en het aangaan van samenwerkingsverbanden met andere professionele dienstverleners. 2.2. In november 2000 heeft belanghebbende de actie "Geef een uur!" (hierna de actie) binnen haar organisatie ingevoerd. Werknemers die deelnemen aan de actie hebben een "Aanvullende arbeidsovereenkomst in het kader van de actie 'Geef een uur!'" ondertekend, waarin staat vermeld: "Komen als volgt overeen: 1. De werknemer zal afzien van het aan hem/haar toekomende brutoloon voor een bedrag van ƒ (…). 2. De werknemer is bekend met en aanvaardt de gevolgen van het (gedeeltelijk) afzien van het brutoloon in geld, namelijk dat het niveau van alle loon in geld afhankelijke uitkeringen en verstrekkingen kan worden aangepast. Aldus overeengekomen (…)" 2.3. Ter zitting heeft belanghebbende het stuk "X Holding NV Geef een uur! 'X en de Samenleving' overgelegd, opgemaakt in november 2000, waarin onder andere staat geschreven: "Alle medewerkers w[o]rden uitgenodigd om het salaris dat ze in het laatste uur van dat jaar verdien[d]en, te schenken aan een goed doel. (…) formeel is er geen sprake van een 'gift' maar ziet een medewerker af van zijn recht op één uur salaris, waardoor een uur brutosalaris naar een goed doel gaat, terwijl de medewerker een uur nettosalaris zal missen. De Raad van Bestuur heeft het initiatief omarmd en geeft het goede voorbeeld door met een eerste inleg van honderdduizend gulden de medewerkers uit te nodigen mee te doen. Het totaalbedrag wordt door de Raad van Bestuur verdubbeld. (...) Middels een digitaal registratieformulier geven deelnemers hun personeelsnummer en naam op en gaan akkoord met de voorwaarden. (...) De globale planning ziet er als volgt uit: (...) wk 49 Registratie deelnemers (...) wk 4 Goede doelen ontvangen uit handen van commissie/RvB een cheque (...) Voorwaarden actie 'Geef een uur!' 1. Deelname aan de actie is vrijwillig. (…) Medewerkers die per 31 december 2000 uit dienst treden kunnen (...) niet deelnemen. 2. De Raad van Bestuur van X Holding zal het eindbedrag verdubbelen en garandeert hierbij een minimum-inleg van 100.000 gulden. 3. Deelnemers kunnen hun uur geven aan één van de vijf doelen die zijn geselecteerd. Andere doelen worden niet ondersteund door deze actie." 2.4. Belanghebbende heeft vóór en na de invoering van de actie overlegd met de inspecteur over de gevolgen voor de loonheffing. Dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid en uiteindelijk is de in geschil zijnde naheffingsaanslag met dagtekening 25 juli 2002 opgelegd. De naheffingsaanslag is opgelegd onder toepassing van het tabeltarief. Na bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd door de toepassing van het enkelvoudige tarief in plaats van het tabeltarief. 3. Geschil In geschil is wat de gevolgen voor de loonheffing zijn van de deelname aan de actie door werknemers van belanghebbende. 4. Standpunten van partijen Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding. Voor hetgeen belanghebbende ter zitting naar voren heeft gebracht, wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal. 5. Beoordeling van het geschil 5.1.1. Volgens het eerste lid van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna de Wet) is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. Het begrip loon moet ruim worden opgevat. Behalve de in geld genoten voordelen behoren ook tot het loon verstrekkingen in andere vorm, zoals beloningen in natura. 5.1.2. Uit de stukken en hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, maakt het Hof op dat Zij konden afstand doen van het salaris door het (op elektronische wijze) accepteren van een aanvullende arbeidsovereenkomst. In de aanvullende arbeidsovereenkomst was geen voorwaarde voor het afzien van het salaris opgenomen. Uit de stukken, met name de regeling "X Holding NV Geef een uur! 'X en de Samenleving'" (welke gelijk is aan de regeling die de inspecteur in november 2000 van belanghebbende heeft ontvangen), alsmede uit hetgeen belanghebbende ter zitting heeft verklaard, maakt het Hof voorts op dat belanghebbende ten gevolge van de deelname door werknemers aan de actie de verplichting op zich nam het totale (bruto-) bedrag aan salaris waarvan die werknemers in totaal hadden afgezien, te verdubbelen en te verdelen over vijf goede doelen. Uit voornoemde omstandigheden volgt dat de werknemers die (op elektronische wijze) de aanvullende arbeidsovereenkomst accepteerden, op dat moment daadwerkelijk, onvoorwaardelijk en definitief afstand deden van hun recht op het betreffende deel van hun salaris, zodat zij daarop nadien geen aanspraak meer konden doen gelden. Zij konden nadien slechts eisen dat de werkgever de in verband met het afzien op zich genomen verplichting, te weten de schenking, ten uitvoer zou brengen. De werknemers die deel hebben genomen aan de actie hebben dientengevolge het deel van hun salaris waarvan zij hebben afgezien, naar het oordeel van het Hof niet genoten. Het aanvaarden van de aanvullende arbeidsovereenkomst is evenmin aan te merken als het genieten van het loon waarvan wordt afgezien. De vraag of het niet betalen van een uur loon in strijd is met artikel 7:631, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, is daarbij niet van belang. 5.1.3. Het (bruto-)salaris waarvan de werknemers hebben afgezien, is door belanghebbende verdubbeld en via een verdeelsleutel aan vijf goede doelen geschonken. Deze betaling vindt plaats op grond van een beding in de (aanvullende) arbeidsovereenkomst. Daarmee is zij aan te merken als de betaling van loon uit de desbetreffende dienstbetrekking. Daaraan doet niet af dat het salaris waarvan werd afgezien niet voldaan werd aan een derde jegens wie de werknemers een verplichting hadden. Evenmin doet daaraan af dat het bedrag dat is geschonken, niet op naam van een of meer werknemers maar op naam van belanghebbende is overgemaakt. Ook doet daaraan niet af dat werknemers van groepsmaatschappijen van belanghebbende die niet aan de actie deelnamen, konden stemmen voor goede doelen. Het Hof oordeelt derhalve dat de werknemers die deelnamen aan de actie van belanghebbende een voordeel uit hun dienstbetrekking tot belanghebbende hebben genoten, en dat dit voordeel bestond uit de schenkingen aan een goed doel die belanghebbende vanwege hun deelname heeft gedaan. 5.2.1. Op grond van artikel 13a, eerste lid, van de Wet, wordt loon beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel vorderbaar en tevens inbaar wordt. Op grond van artikel 27, derde lid, van de Wet dient de inhoudingsplichtige op dat moment de loonheffing in te houden. 5.2.2. De werknemers hebben, voordat zij het brutoloon over het laatste uur van 2000 hebben genoten, afstand daarvan gedaan, in ruil waarvoor belanghebbende schenkingen heeft gedaan. Deze schenkingen zijn, zo blijkt uit de gedingstukken, in januari 2001 gedaan door middel van het overhandigen van cheques aan vertegenwoordigers van goede doelen. Op grond van artikel 13a van de Wet dient naar het oordeel van het Hof dit moment van de betaling van de schenking te worden aangemerkt als het genietingsmoment. Dit betekent dat de werknemers op dat moment het loon bestaande uit de schenking genoten en dat op dat moment loonheffing moest worden ingehouden. Hieruit volgt dat de naheffingsaanslag, die op het tijdvak december 2000 ziet, ten onrechte is opgelegd en derhalve dient te worden vernietigd. 6. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof acht, op grond van de geloofwaardige verklaring van belanghebbende ter zitting, aannemelijk dat de gemachtigde is aan te merken als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleend aan belanghebbende. Aangezien gesteld noch gebleken is dat andere in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht vermelde kosten zijn gemaakt dan de kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand, zal het Hof de veroordeling tot die kosten beperken. De kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand zijn te berekenen op basis van 2 punten voor de verrichte proceshandelingen x € 322 x een wegingsfactor van 1, ofwel € 644. 7. Beslissing Het Hof: - verklaart het beroep gegrond, - vernietigt de uitspraak op bezwaar, - vernietigt de naheffingsaanslag; - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 644, te betalen door de Staat, en - gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 218 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is vastgesteld op 30 oktober 2003 door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: - Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroep-schrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). - Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. - Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. e. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.