
Jurisprudentie
AN7325
Datum uitspraak2003-08-01
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC03/521 KG KA
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC03/521 KG KA
Statusgepubliceerd
Indicatie
Recht op ouderschapsverlof, zwaarwegend bedrijfsbelang
Uitspraak
Uitspraak: 1 augustus 2003
Rolnummer: 03/521 KG KA
Zaak/rolnr. rechtbank: 319913/03.347
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
GHS GRAFISCHE PRODUCTIES B.V.,
gevestigd te Noorden, gemeente Nieuwkoop
appellante,
hierna te noemen: GHS,
procureur: mr. P.D. van der Kooi,
tegen
De werkneemster,
wonende te X,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Werkneemster,
procureur: mr. J.C.A. Stevens.
Het geding
GHS is bij dagvaarding van 15 april 2003 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 18 maart 2003 door de kantonrechter bij de rechtbank 's-Gravenhage, (locatie Alphen aan den Rijn), in kort geding gewezen tussen partijen. GHS heeft in de dagvaarding (met producties) acht grieven tegen het vonnis aangevoerd en voor eis geconcludeerd overeenkomstig de dagvaarding. Werkneemster heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden. Ter zitting van dit hof van 25 juli 2003 hebben partijen hun standpunten mondeling doen toelichten door hun procureurs, mr. Van der Kooi aan de hand van overgelegde pleitnotities. Daarop hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1. Werkneemster is vanaf 1 september 1996 in loondienst bij GHS als productiemanager. Vanaf 1 maart 2000 werkt zij parttime voor 22.5 uur per week op maandag, dinsdag en woensdag van 9.00 uur tot 17.00 uur.
1.2. Werkneemster heeft twee kinderen van drie en twee jaar oud.
Zij heeft bij brief van 19 oktober 2002 aan GHS haar voornemen kenbaar gemaakt om met ingang van 10 maart 2003 zes uur ouderschapsverlof per week te willen opnemen, te weten op maandag en dinsdag van 14.45 uur tot 17.00 uur en op woensdag van 15.30 uur tot 17.00 uur.
1.3. GHS heeft dat verzoek afgewezen aangezien volgens GHS een zwaarwegend bedrijfsbelang zich daartegen verzet.
1.4. Werkneemster vordert in deze procedure veroordeling van GHS om Werkneemster in staat te stellen met ingang van 10 maart 2003 ouderschapsverlof op te nemen zoals zij dat heeft voorgesteld op straffe van een dwangsom van € 250,= per dag voor iedere dag dat GHS nalaat aan het vonnis te voldoen.
1.5. De kantonrechter heeft in kort geding de vordering van Werkneemster toegewezen met maximering van de dwangsom tot een bedrag van € 2.500,=.
2. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Zij betreffen de vraag of sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang dat zich verzet tegen de opname van het ouderschapsverlof door Werkneemster op de haar voorgestane wijze.
GHS voert ter ondersteuning van haar stelling dat daarvan sprake is het volgende aan.
2.1. GHS is een bedrijf met totaal zes werknemers (inclusief de directie) dat zich bezighoudt met de productiebegeleiding van grafische producten en multimediaoplossingen. De werkzaamheden bestaan onder meer uit het ontwikkelen van huisstijlen, het verzorgen van drukwerk, het verzorgen van mailing en internettoepassingen. De werkzaamheden van de medewerkers bestaan uit het bellen opdrachtgevers en aanbieders, afspraken maken, aanvragen van offertes het uitbesteden van werk en het factureren. Dit vraagt een grote flexibiliteit, een goed organisatievermogen en een goede bereikbaarheid. Alle medewerkers hebben in principe hun eigen accounts en beheren hun eigen dossiers.
2.2. GHS heeft er geen bezwaar tegen dat Werkneemster haar ouderschapsverlof opneemt over een langere periode dan een half jaar, wanneer zij dan werkt gedurende twee aaneengesloten hele dagen. De bezwaren van GHS betreffen de wijze waarop de uren over de week zijn verdeeld. De verdeling over drie dagen is volgens GHS nadelig voor de bereikbaarheid, heeft een groot afbreukrisico en leidt tot overbelasting van de collega's. GHS wijst er op dat de klanten direct te woord willen worden gestaan en geen boodschap hebben aan speciale werkuren. De klanten moeten bovendien op kantoor te woord worden gestaan omdat zich daar de dossiers bevinden. Wanneer Werkneemster gedurende twee aaneengesloten dagen zou werken zou maar twee maal overdracht van de lopende zaken aan en door een collega dienen plaats te vinden, terwijl dat bij werken gedurende drie korte dagen totaal zes maal week zou moeten gebeuren. Op deze wijze worden collega's dagelijks belast met de accounts van Werkneemster.
2.3. Voorts leidt deze wijze van invulling tot overbelasting van collega's, omdat Werkneemster na twaalf uur 's middags geen klant meer zal kunnen bezoeken. Wanneer een spoedopdracht aan het eind van een ochtend binnenkomt, zal Werkneemster deze niet meer kunnen behandelen en zal een collega dat moeten doen.
2.4. Ook is van belang dat voor de uren waarop Werkneemster haar ouderschapsverlof wil opnemen geen nieuwe medewerker kan worden aangetrokken. GHS had voor de periode van het ouderschapverlof van Werkneemster (wanneer zij in die periode de maandagen en dinsdagen zou werken) een nieuwe medewerker willen aantrekken voor de woensdag, donderdag en vrijdag.
2.5. Tenslotte acht GHS van belang, dat aanvankelijk met Werkneemster was afgesproken dat zij gedurende het ouderschapsverlof de maandag en dinsdag zou werken. Daar is zij op teruggekomen met het argument dat zij geen buitenschoolse opvang kon krijgen. Toen GHS met veel moeite buitenschoolse opvang had geregeld bleef Werkneemster bij haar standpunt dat zij de uren ouderschapsverlof wilde verdelen over drie dagen.
2.6. Werkneemster heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken en onder meer aangevoerd, dat zij zeer zelfstandig werkt en haar eigen accounts kan informeren over haar nieuwe, tijdelijke werktijden en dat het bijvoorbeeld geen enkel probleem is, wanneer een klant om 15.00 uur reageert op correctiewerkzaamheden en zij niet aanwezig is, dat de correcties de volgende dag om 9.00 uur worden besproken.
3. Het hof overweegt als volgt.
3.1. Wanneer een werknemer ouderschapsverlof opneemt en voor die uren geen nieuwe kracht wordt ingehuurd, leidt dat tot extra belasting van de collega's.
Het hof acht echter niet aannemelijk gemaakt dat die belasting groter is wanneer de uren worden verdeeld over drie middagen in plaats van dat zij een hele dag betreffen. Verdeling over drie dagen kan het voordeel hebben dat een aantal zaken tot de volgende dag kan wachten, zodat de werknemer die zaken zelf kan afhandelen.
3.2. Het feit dat het aantal malen dat zaken moeten worden overgedragen drie maal zo groot is bij de door Werkneemster voorgestane invulling van het ouderschapsverlof acht het hof evenmin zwaarwegend. Werkneemster heeft onbetwist bij gelegenheid van het pleidooi gezegd, dat zij voor de twee dagen dat zij niet werkte een lijstje van punten maakte en dat daar ongeveer vier of vijf punten stonden. Dat dit een zeer belastende bezigheid die veel tijd in beslag neemt acht het hof niet aannemelijk, waarbij tevens in aanmerking wordt genomen dat het aantal zaken dat moet worden overgedragen kleiner zal zijn, omdat er zaken zullen zijn die tot de volgende ochtend kunnen wachten.
3.3. Dat de middag te kort zou zijn om nog klanten te kunnen bezoeken is niet aannemelijk gemaakt, nu de directeur van GHS bij gelegenheid van het pleidooi heeft aangegeven dat die bezoeken in de regel een half uur of korter duren.
3.4. Voor wat betreft het behandelen van spoedopdrachten overweegt het hof het volgende. Duidelijk is dat spoedopdrachten die 's morgens vroeg op maandag, dinsdag of woensdag binnenkomen wel door Werkneemster kunnen worden behandeld, waar tegenover staat dat, wanneer zij alleen de maandag en dinsdag zou werken, geen enkele opdracht die op woensdag zou binnenkomen door haar kan worden behandeld. Nu deze stelling door GHS niet cijfermatig is onderbouwd, acht het hof niet aannemelijk geworden dat de door Werkneemster voorgestane invulling van het ouderschapsverlof ertoe zou leiden dat zij minder spoedopdrachten zou kunnen behandelen.
3.5. Uit het vorenstaande volgt, dat het hof niet aannemelijk acht dat de afwezigheid van Werkneemster gedurende een deel van drie middagen tot zodanige bezwaren leidt voor de collega's en de klanten in vergelijking met de situatie dat Werkneemster twee hele dagen zou werken, dat sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang dat zich tegen de door Werkneemster voorgestane invulling van het ouderschapsverlof verzet. Daar volgt ook uit, dat er geen grote noodzaak is om juist voor die halve middagen een nieuwe medewerker aan te trekken. Niet valt in te zien waarom niet voor een hele dag een nieuwe medewerker kan worden aangetrokken voor de periode van het ouderschapsverlof van Werkneemster. Waarom het werken van Werkneemster op de door haar gewenste uren zich zou verzetten tegen het plan van GHS om voor de woensdag, donderdag en vrijdag een nieuwe werknemer aan te trekken, hetgeen een uitbreiding zou betekenen en de door GHS gevreesde overbelasting van collega's zou wegnemen, valt niet in te zien.
3.6. Het hof is van oordeel dat de reden waarom Werkneemster het ouderschapsverlof op deze wijze wil invullen niet van belang is. Ook al zou zij eerst hebben gezegd dat het was omdat zij geen buitenschoolse opvang kon regelen, Werkneemster betwist dit, dan nog staat het haar vrij om van mening te veranderen.
3.7. De conclusie is, dat alle grieven falen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. GHS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter bij de rechtbank te 's-Gravenhage van 18 maart 2003;
- veroordeelt GHS in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Werkneemster bepaald op € 205,= aan verschotten en op € 2.313,= aan salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, Schuering en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2003 in aanwezigheid van de griffier.