
Jurisprudentie
AN7328
Datum uitspraak2003-08-01
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC02/1624 KA
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC02/1624 KA
Statusgepubliceerd
Indicatie
Kosten dwangbevel zijn buitengerechtelijke kosten
Uitspraak
Uitspraak: 1 augustus 2003
Rolnummer: 02/1621 KA
Rolnr. rechtbank: 02/1507
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR HET GLAZENWASSERS- EN SCHOONMAAKBEDRIJF,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
hierna te noemen: BPG,
procureur: mr. A. Vijftigschild,
tegen
S.O.C. BEDRIJFSDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde,
hierna te noemen: SOC,
niet verschenen.
Het geding
Bij exploot van 27 november 2002 is BPG in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 september 2002 door de rechtbank te 's-Gravenhage, sector kanton, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven met producties heeft BPG drie grieven tegen het vonnis van de rechtbank aangevoerd en vervolgens arrest gevraagd. SOC is niet verschenen.
De beoordeling
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder 1 van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende. Zoals door de rechtbank in eerste aanleg is vastgesteld bij gebreke van gemotiveerd verweer en in hoger beroep niet is betwist, is SOC op grond van de wet verplicht om deel te nemen aan het bedrijfstakpensioenfonds waarvoor BPG pensioenpremies incasseert. BPG heeft op 22 februari 2002 een dwangbevel d.d. 22 januari 2002 bij deurwaardersexploot laten betekenen aan SOC tot betaling van achterstallige pensioenpremies met een hoofdsom van € 27.190,91. Voorafgaand aan dit dwangbevel heeft de gemachtigde van BPG, deurwaarderskantoor Willems, bij brief van 13 december 2001 SOC gesommeerd tot betaling over te gaan. Op 19 maart 2002 is SOC tegen voornoemd dwangbevel in verzet gekomen bij de rechtbank met als gronden dat niet is aangetoond dat SOC valt onder de werkingssfeer van BPG en dat de administratie van Relan Pensioen B.V. een grote chaos is waardoor de facturen onjuist zijn. Ook betwistte SOC de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. BPG heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De rechtbank heeft het dwangbevel vernietigd voor zover het betrekking heeft op de gevorderde invorderingskosten inclusief BTW ad € 4.489,26.
3. In grief I voert BPG aan dat de rechtbank ten onrechte de gevorderde invorderingskosten/kosten van vervolging volledig heeft afgewezen.
4. De grief slaagt. De gemachtigde van BPG heeft vergoeding van buitengerechtelijke kosten bedongen. Vast staat dat BPG buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Gezien het feit dat BPG op grond van de wet een dwangbevel kan uitvaardigen en geen bodemprocedure hoeft te starten voor het incasseren van de pensioenpremies, zijn deze buitengerechtelijke kosten geen kosten ter voorbereiding van gedingstukken of ter instructie van de zaak in de zin van artikel 241 Rv. Het hof zal de bedongen buitengerechtelijke kosten echter matigen tot het tarief volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht. Dit is bij vorderingen tot en met € 39.000,- een bedrag van
€ 1.190,- inclusief BTW.
5. Nu de eerste grief slaagt, behoeft de tweede grief geen behandeling.
6. In grief III betoogt BPG dat de rechtbank ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd. Ook de derde grief slaagt. In eerste aanleg is BPG grotendeels in het gelijk gesteld en derhalve had SOC in haar proceskosten moeten worden veroordeeld.
7. Aangezien SOC in hoger beroep grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal het hof SOC ook tot betaling van de proceskosten in het hoger beroep veroordelen.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- ontzegt de tenuitvoerlegging van het dwangbevel nummer 21120209 d.d. 22 januari 2002 voor zover dit dwangbevel aan invorderingskosten inclusief BTW een hoger bedrag dan € 1.190,- vermeldt;
- wijst het door SOC in eerste aanleg meer of anders gevorderde af;
- veroordeelt SOC in de kosten van de eerste aanleg aan de zijde van BPG bepaald op € 1.025,- aan salaris voor de gemachtigde;
- veroordeelt SOC in de kosten van het hoger beroep tot op heden aan de zijde van BPG bepaald op € 270,56 aan verschotten en op € 998,- aan salaris voor de procureur;
- verklaart de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen tot betaling van enig bedrag uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst hetgeen BPG overigens in hoger beroep heeft gevorderd af.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Wild, Schuering en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2003, in bijzijn van de griffier. Bij ontstentenis van de voorzitter is dit arrest getekend door mr. Schuering.