
Jurisprudentie
AN7522
Datum uitspraak2002-11-11
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers83991/2002
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers83991/2002
Statusgepubliceerd
Indicatie
5.1 Grootouders of een tante die een omgangsregeling met hun kleinkind of nichtje verzoeken, zoals in dit geval verzoekers, worden in hun verzoek slechts ontvankelijk verklaard, indien voldoende concrete omstandigheden zijn gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen die grootouder dan wel tante enerzijds en het kleinkind dan wel nichtje anderzijds een nauwe persoonlijke betrekking bestaat als bedoeld in artikel 1:377f BW. De in artikel 1:377f BW voorkomende terminologie "nauwe persoonlijke betrekking" sluit aan bij de op het gebied van het begrip "family life" uit artikel 8 EVRM bestaande jurisprudentie in dit kader.
Uitspraak
RECHTBANK TE HAARLEM
Omgangsregeling
Zaaknummer: [zaaknummer]
Datum beschikking: [datum]
BESCHIKKING VAN DE ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
in de zaak van:
1) [naam verzoeker],
2) [naam verzoeker],
3) [naam verzoeker],
allen wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna tezamen mede te noemen: de verzoekers,
procureur mr. E.A.J. Verschuur-van de Voort,
--tegen--
[naam verweerder],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
hierna mede te noemen: de moeder,
procureur mr. M.J.F.A. Mutsaers.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- het op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift van de verzoekers met bijlagen;
- het op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen verweerschrift van de moeder met bijlagen;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting d.d. [datum].
2 De vaststaande feiten
In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1 De moeder heeft enige tijd een relatie gehad met [naam vader], hierna mede te noemen: de vader. Uit deze relatie is op [datum] te Haarlem de minderjarige [naam minderjarige] geboren. Enige maanden na de geboorte van [naam minderjarige] is de relatie tussen hen verbroken en wonen zij sedertdien niet meer samen.
2.2 Bij beschikking van deze rechtbank d.d. [datum] is een voorlopige omgangsregeling tussen [naam minderjarige] en haar vader vastgesteld, waarbij zij gerechtigd zijn iedere vrijdag van 13.00 uur tot 18.00 uur omgang met elkaar te hebben. bij beschikking van [datum] is vervolgens bepaald dat de vader en [naam minderjarige] eenmaal per week een dag in het weekend van 8.00 uur tot 16.00 uur omgang zullen hebben en is een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gelast om te bezien of een uitbreiding mogelijk is.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. [datum] is voornoemde regeling gewijzigd in die zin dat de vader en [naam minderjarige] gerechtigd zijn eenmaal per drie weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 13.00 uur alsmede de andere weken gedurende een dag in het weekend van 8.00 uur tot 17.45 uur omgang met elkaar te hebben. Bij beschikking d.d. 18 december 2001 is deze regeling wederom gewijzigd en is bepaald dat de vader en [naam minderjarige] eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdag 8.00 uur tot zaterdag na het middagslaapje van [naam minderjarige] omgang met elkaar hebben, alsmede gedurende Tweede Kerstdag vanaf 10.30 uur tot de volgende dag 12.00 uur en op zaterdag 5 januari 2002 vanaf 10.30 uur tot zondag 6 januari 2002 tot 12.00 uur.
2.3 In [jaartal] is bij de vader een tumor geconstateerd. In [maand] [jaar] is de vader overleden.
2.4 Verzoekers zijn respectievelijk de grootouders(v.z.) en de tante(v.z.) van voornoemde minderjarige.
3 Het verzoek
3.1 Het verzoek van verzoekers strekt tot vaststelling van een omgangsregeling met de minderjarige van een dag per maand met de mogelijkheid tot uitbreiding naar een weekend per maand waarbij [naam minderjarige] een nacht blijft slapen.
3.2 Zij voeren daartoe aan dat zij in een nauwe persoonlijke betrekking staan tot de minderjarige [naam minderjarige]. Verzoekers stellen dat zij een groot aandeel in de verzorging hebben gehad tijdens de omgangsregeling tussen de vader en [naam minderjarige], nu de vader vanwege zijn ziekte zelf niet meer in staat was [naam minderjarige] te verzorgen. Voorts stellen verzoekers dat zij het in het belang van [naam minderjarige] achten dat zij een rol in haar leven hebben.
4 Het verweer
4.1 Tegen de verzochte omgangsregeling heeft de moeder zich verweerd. Zij heeft primair aangevoerd dat de verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, wegens het ontbreken van een nauwe persoonlijke betrekking als bedoeld in artikel 1:377f Burgerlijk Wetboek (BW).
Subsidiair strekt haar betoog tot afwijzing van het verzoek omdat het vaststellen van de verzochte omgangsregeling tegen de belangen van [naam minderjarige] indruist.
4.2 De moeder bestrijdt dat verzoekers in de laatste levensfase van de vader intensief contact met [naam minderjarige] hebben gehad. Volgens haar zorgde de partner van de vader voornamelijk voor [naam minderjarige] en niet de grootouders en tante. Bovendien stelt zij dat een omgangsregeling niet in het belang van [naam minderjarige] is, nu de verhoudingen tussen haar (de moeder) en de grootouders en tante zeer slecht is.
5 Beoordeling
5.1 Grootouders of een tante die een omgangsregeling met hun kleinkind of nichtje verzoeken, zoals in dit geval verzoekers, worden in hun verzoek slechts ontvankelijk verklaard, indien voldoende concrete omstandigheden zijn gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen die grootouder dan wel tante enerzijds en het kleinkind dan wel nichtje anderzijds een nauwe persoonlijke betrekking bestaat als bedoeld in artikel 1:377f BW. De in artikel 1:377f BW voorkomende terminologie "nauwe persoonlijke
betrekking" sluit aan bij de op het gebied van het begrip "family life" uit artikel 8 EVRM bestaande jurisprudentie in dit kader.
5.2 Uit de overgelegde stukken blijkt dat, indien de stelling van verzoekers juist is, zij eerst vanaf [datum] mogelijk intensiever bij [naam minderjarige] zijn betrokken.
Dit contact was op dat moment aanvankelijk eenmaal per week een dag, vervolgens een weekend per drie weken en voor het overige een dag en daarna eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdag op zaterdag.
5.3 Alhoewel daaruit blijkt dat er mogelijk in de laatste levensfase van de vader een regelmatig contact tussen verzoekers en [naam minderjarige] heeft plaatsgevonden, blijkt daar nog niet uit dat er een nauwe persoonlijke betrekking tussen de [naam minderjarige] en de verzoekers is ontstaan zoals bedoeld in artikel 1:377f BW. Immers, niet is gebleken van een langdurige zorg en langdurige verantwoordelijkheid voor [naam minderjarige], maar slechts van een mogelijk regelmatig, te weten wekelijks contact, dat voorts eerst met name vanaf [datum], toen de vader ziek werd, zijn beslag heeft gekregen, terwijl feitelijk op dat moment hoofdzakelijk contact tussen [naam minderjarige] en haar vader plaatsvond in het kader van de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [naam minderjarige]. De rechtbank zal verzoekers daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek.
5.4 De rechtbank wil echter ten overvloede wel benadrukken dat zij het in het belang van de persoonlijke ontwikkeling van [naam minderjarige] wenselijk acht dat er omgang met de grootouders en tante enerzijds en [naam minderjarige] anderzijds zal gaan plaatsvinden. Door dit contact zal [naam minderjarige] haar afkomst leren kennen en een band houden met diegenen van wie zij mede afstamt. De rechtbank adviseert de moeder dan ook in het belang van [naam minderjarige] om in contact te treden met verzoekers.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Aldus gegeven door mr. E.A. Mink, lid van deze kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van [datum] in tegenwoordigheid van de griffier.