Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7674

Datum uitspraak2003-11-06
Datum gepubliceerd2003-11-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 03/1933 SR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eisers vorderen onder meer gedaagden te bevelen om alle kopieën van de tapes en alle transcripties ven de gesprekken met de eisers in het kader van 'Oranjebitter' maar niet daartoe beperkt, binnen één dag na dit vonnis ten kantore van de procureur van eisers af te geven, op straffe van een dwangsom. De vorderingen van eisers worden afgewezen, wel met veroordeling van gedaagden in de kosten van de dagvaarding en compensatie van de proceskosten voor het overige.


Uitspraak

SR/AD vonnis 6 november 2003 RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING VONNIS i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 03/1933 SR v a n: 1. [eiseres], 2. [eiser], beiden wonende te [woonplaats], e i s e r s bij dagvaarding van 25 september 2003, procureur mr. S.F. Kalff, t e g e n : 1. de besloten vennootschap AUDAX PUBLISHING B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. [gedaagde2], mede domicilie hebbende te Amsterdam, 3. [gedaagde3], mede domicilie hebbende te Amsterdam, g e d a a g d e n sub 1 tot en met 3, procureur mr. R.S. le Poole, 4. [gedaagde4], mede domicilie hebbende te Amsterdam, g e d a a g d e sub 4, vrijwillig verschenen, procureur mr. R.S. le Poole. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter terechtzitting van 23 oktober 2003 hebben eisers, verder ook te noemen [eiseres] en [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij hun eis hebben gewijzigd en vermeerderd conform de eveneens aan dit vonnis gehechte akte wijziging/vermeerdering eis. Gedaagden, verder ook gezamenlijk te noemen Audax c.s. en afzonderlijk te noemen Audax (of HP/De Tijd), [gedaagde2], [gedaagde3] en [gedaagde4], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten. a. [eiseres] is gehuwd met [eiser]. Zij hebben de publieke belangstelling gewekt door een serie artikelen, getiteld 'Oranjebitter', verschenen in het weekblad HP/De Tijd in de periode februari/maart 2003. In de serie wordt de relatie van eisers met de koninklijke familie beschreven. In dit kader wordt een aantal van hun hoogst persoonlijke ervaringen uit de doeken gedaan. b. Audax is uitgever van HP/De Tijd. [gedaagde2] is hoofdredacteur van HP/De Tijd. [gedaagde4] is adjunct-hoofdredacteur van HP/De Tijd. [gedaagde3] is journalist/redacteur van HP/De Tijd en auteur van de onder a genoemde artikelenserie. c. [gedaagde2] en [gedaagde3] hebben met eisers gesprekken gevoerd die hebben geleid tot de onder a genoemde artikelenserie. Van deze gesprekken, die in totaal tientallen uren hebben geduurd (eisers stellen 30 uur en Audax c.s. stellen 70 uur), zijn bandopnamen gemaakt. d. Partijen hebben in september 2002 afspraken gemaakt over het gebruik van de door eisers aan Audax verstrekte en te verstrekken informatie. Deze afspraken blijken onder meer uit een op 26 september 2002 door [gedaagde2] opgestelde verklaring. Hierin staat onder meer het volgende: "De gesprekken die Thieu [gedaagde3] (redacteur HP/De Tijd) en Henk [gedaagde2] in Vinkeveen en hier in [woonplaats] met de heer en mevrouw [eiser] voeren, zullen vermoedelijk leiden tot een serie artikelen voor bovengenoemd weekblad. Deze artikelen zullen in concept door de heer en mevrouw [eiser] worden gefiatteerd. Eerder kan niet tot publicatie worden overgegaan. Alle tapes waar deze gesprekken op staan weergegeven, zullen niet gekopieerd worden of voor derden worden afgespeeld. Na de schrijvende werkzaamheden zullen de tapes worden overhandigd aan bovengenoemd echtpaar. Bij mogelijke juridische stappen kan HP/De Tijd de tapes gebruiken als bewijsmateriaal. Mochten [gedaagde2] en [gedaagde3] deze tapes in een later stadium willen afluisteren voor eventuele vervolgpublicaties, dan worden zij daartoe in staat gesteld." e. Audax heeft van de onder 1 c genoemde bandopnamen transcripties gemaakt. Daartoe heeft zij op 30 september en 9 oktober 2002 twee medewerksters ingehuurd die zijn gestart met het uittypen van de bandopnamen. Omdat dit niet snel genoeg verliep, hebben [gedaagde3] en [gedaagde2] de bandopnamen vervolgens zelf uitgetypt. f. Bij brief van 21 april 2003 heeft de toenmalige raadman van eisers, mr. P. Nicolaï aan [gedaagde2] onder meer het volgende geschreven: "Zoals je weet, zijn zij (eisers, vzr) geschokt dat jullie niet - zoals was afgesproken - de tapes mèt de transscripties hebben teruggegeven. [gedaagde3], en misschien ook anderen, beschikken immers nog over de transscripties. Volgens de door jou ondertekende verklaring zou de inhoud van de opgenomen gesprekken niet worden gekopieerd. Het uittikken van de gesproken tekst is een vorm van kopiëren; (…) Dat was dus tegen de afspraak maar zou geen probleem opleveren als samen met de tapes ook alle transscripties weer aan [eiseres] en [eiser] zouden worden overhandigd. Doel was immers dat er - na het verschijnen van de serie artikelen - werkelijk niets van het basismateriaal nergens zou blijven liggen, zij het dat het voor jullie toegankelijk moest zijn als er juridische stappen zouden worden ondernomen. (…)". g. In reactie op de brief van 21 april 2003 heeft [gedaagde2] bij brief van 24 april 2003 aan mr. Nicolaï het volgende geschreven: "Op 14 april j.l. kwam [eiser] hier op de redactie om de tapes in ontvangst te nemen die hij van mij zou terugkrijgen. Bij die gelegenheid kwamen [eiser] en Thieu [gedaagde3] en ik te spreken over een eventuele boekpublicatie van de serie artikelen die HP/De Tijd heeft afgedrukt over [eiseres] & [eiser]. (…) Mochten in dit (nog te produceren) boek feiten en gebeurtenissen worden opgeschreven die wij hebben gehoord tijdens de interviewsessies met [eiseres] & [eiser], dat lijkt met (bedoeld is "dan lijkt het", vzr.) ons noodzakelijk dat deze passages ter fiattering worden voorgelegd aan het echtpaar. Beschouw deze brief als een bevestiging van dat wat [eiser] en [gedaagde3] en ik hier hebben afgesproken op 14 april 2003". h. Uitgeverij Vassallucci heeft in samenwerking met HP/De Tijd het boek, getiteld 'Oranjebitter' op de markt gebracht. Het boek is van de hand van [gedaagde3]. Het boek bestaat onder meer uit de onder a genoemde artikelenserie, de publicatie van (delen van) een aantal brieven en documenten alsmede uit een voor- en een nawoord. i. Eisers hebben in een eerder kort geding gevorderd HP/De Tijd en uitgeverij Vassallucci, uitgever van het boek 'Oranjebitter', te bevelen de verspreiding van het boek 'Oranjebitter' te staken en gestaakt te houden, welke vordering is afgewezen bij vonnis van 12 september 2003. In rechtsoverweging 9 van dat vonnis is overwogen dat het afdrukken van één passage, te weten die waarin de vader van [eiseres] [eiser] verwijt dat hij tegen [eiseres] gezegd zou hebben dat zij niet met haar vader over de dossiers van de Sociale Dienst mocht praten, in strijd is met de gemaakte afspraken en daarmee onrechtmatig is jegens eisers. Daarbij is overwogen dat de ernst van het verwijt dat in die passage aan [eiser] wordt gemaakt, na afweging van alle betrokken belangen, geen verbod van het boek 'Oranjebitter' rechtvaardigt en dat de onrechtmatigheid zich op een andere wijze zal dienen op te lossen. j. Bij brief van 10 juli 2003 heeft [gedaagde2] aan de raadsman van eisers onder meer geschreven: "Ik ben tot de conclusie gekomen dat het bezit en beheer van de typoscripten niet zozeer persoonsgebonden is, danwel is gebonden aan HP/De Tijd. Derhalve doe ik u het volgende voorstel. Over vijf jaar, op 10 juli 2008, is HP/De Tijd bereid om deze typoscripten aan het echtpaar te overhandigen. Of aan degene die op dat moment hun belangen behartigt." k. Audax heeft op 8 oktober 2003 een achttal ordners met transcripties en documenten afgeleverd op het kantooradres van de raadsman van eisers. l. Bij brief van 22 oktober 2003 heeft [gedaagde2] aan eisers -onder meer- het volgende geschreven: "Het had onze voorkeur deze transscripts bij een notaris te deponeren. Toen jullie hier niet mee instemden, hebben wij gehoor gegeven aan jullie verzoek en deze transscripts overhandigd aan jullie advocaat. Bij die gelegenheid hebben we ook de kopieën van alle documenten overhandigd, die jullie ons ter beschikking hadden gesteld. Hiermee hebben we gehandeld naar de letter en de geest van de eerder vermelde overeenkomst (van 26 september 2002 te [woonplaats], vzr) en dit zullen wij blijven doen. (…)" m. Audax heeft laten weten dat de onder 1 i beschreven passage in een volgende uitgave van het boek 'Oranjebitter' niet meer zal worden opgenomen. 2. Eisers vorderen thans, na wijziging en vermeerdering van eis, -kort gezegd-: I. gedaagden te bevelen om alle kopieën van de tapes en alle transcripties van de gesprekken met eisers in het kader van 'Oranjebitter' maar niet daartoe beperkt, binnen één dag na dit vonnis ten kantore van de procureur van eisers af te geven, op straffe van een dwangsom. II. gedaagden te verbieden de vertrouwelijke en privacygevoelige informatie, voorzover deze tot op heden nog niet door gedaagden is openbaargemaakt, uit de gesprekken met eisers openbaar te (doen) maken, zonder schriftelijke toestemming van eisers, op straffe van een dwangsom. III. gedaagden te bevelen dat, indien zij stellen de vertrouwelijke en privacygevoelige informatie uit de gesprekken met eisers langs andere weg te hebben verkregen, zij gehouden zijn het bewijs daarvan aan eisers te tonen alvorens tot publicatie over te mogen gaan, op straffe van een dwangsom. 3. Eisers hebben daartoe het volgende -samengevat- gesteld. Ondanks de afspraak tussen Audax c.s. en eisers, dat de bandopnamen van de gesprekken niet zouden worden gekopieerd of voor derden zouden worden afgespeeld, is gebleken dat dit wel is gebeurd. HP/De Tijd heeft immers transcripties van de tapes gemaakt. HP/De Tijd heeft wel de tapes van de gesprekken teruggegeven, maar niet de transcripties. Ten aanzien van de transcripties heeft zij gesteld bereid te zijn deze over vijf jaar terug te geven. Eisers zijn met dit voorstel niet akkoord gegaan. Na een sommatie tot afgifte van de transcripties hebben Audax c.s. een ander voorstel gedaan, te weten depot van één transcript bij de notaris. Eerst onder druk van de dagvaarding hebben gedaagden uiteindelijk op 8 oktober 2003 een tas met materiaal bij de raadsman van eisers afgegeven. Bovendien heeft HP/De Tijd de tapes voor een deel door derden laten uittypen en zijn de tapes derhalve in strijd met de afspraken voor derden afgespeeld. Gezien de reeks van schendingen van afspraken door gedaagden, menen eisers dat gedaagden niet op hun woord moeten worden geloofd als zij stellen dat de inhoud van de tas alle kopieën van de tapes betreffen. Eisers betwisten dit dan ook. Volgens hen is de vordering onder I een redelijke en gerechtvaardigde wens van eisers om gedaagden thans een prikkel te verschaffen zich wel aan hun woord te houden. De vordering onder II is volgens eisers een bevestiging van de reeds gemaakte afspraak dat HP/De Tijd, indien men gebruik wil maken van feiten uit de overige interviewsessies, deze passages eerst ter fiattering aan eisers dient voor te leggen worden voorgelegd. Eisers hebben belang bij toewijzing van deze vordering omdat Audax c.s. eerder de gemaakte afspraken hebben geschonden en gevreesd wordt dat zij dit opnieuw zullen doen. De vordering onder III biedt eisers eveneens een adequaat beschermingsmiddel om ervoor te zorgen dat gedaagden de gemaakte afspraken nakomen. Aangezien HP/De Tijd eerder in strijd met gemaakte afspraken de brief van de vader van [eiseres] heeft gepubliceerd, is de vrees dat HP/De Tijd nogmaals onrechtmatig jegens hen zal handelen niet denkbeeldig. 4. Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna worden besproken. Beoordeling van het geschil 5. In deze procedure gaat het in hoofdzaak om de vraag hoe de tussen partijen gemaakte afspraken genoemd onder 1d moeten worden uitgelegd en of er thans grond is om aan de schending van die afspraken door gedaagden een dwangsom te verbinden. Daarvoor is grond indien geoordeeld moet worden dat er een terechte vrees is dat gedaagden zich niet aan de gemaakte afspraken zullen houden. Naar de letter van de op 26 september 2002 opgestelde verklaring (eveneens 1d) mochten van de tapes, die gemaakt zijn van de gesprekken als bedoeld onder 1c geen transcripties worden gemaakt, omdat transcripties maken een vorm van kopiëren is. Voorts mochten op grond van de gemaakte afspraken de tapes ook niet afgedraaid worden voor derden, ook al was dat alleen maar om die derden de tapes te laten uittypen. 6. Audax c.s. hebben echter aangevoerd dat eisers (ook) wilden dat er snel tot publicatie zou worden overgegaan en daarom zijn, gezien de lange duur van de gesprekken die met eisers zijn gevoerd, om louter praktische redenen en in overleg met eisers en met hun instemming transcripties van de bandopnamen gemaakt. Ook hebben eisers er volgens Audax c.s. mee ingestemd dat de transcripties door derden werden gemaakt, mits met deze derden een goede geheimhoudingsovereenkomst zou worden gesloten, hetgeen is geschied. Deze stellingen van Audax c.s. gezien in het licht van de verstandhouding, die tussen partijen bestond voor de publicatie van de artikelen, kunnen niet zonder meer terzijde worden geschoven en vereisen nader onderzoek, waarvoor dit geding zich niet leent. Het voorgaande betekent dat er thans niet zonder meer van uit kan worden gegaan dat Audax c.s. door transcripties te maken en daarvoor (gedeeltelijk) derden in te schakelen, de tussen partijen gemaakte afspraken aangaande de vertrouwelijkheid van de tussen hen gevoerde gesprekken hebben geschonden. 7. Voor wat het retourneren van de transcripties betreft betwisten gedaagden niet dat daarover discussie is geweest. Audax wilde graag een kopie behouden van het transscript om zich te kunnen verweren als zij betrokken zou raken in de door eisers aangekondigde juridische procedures tegen onder meer de Staat der Nederlanden. Het belang dat de tapes voor Audax toegankelijk zouden zijn om zich in procedures te kunnen verweren is door eisers, getuige de brief van mr. Nicolaï van 21 april 2003, ook onderkend. Het stond gedaagden uiteraard vrij om ten aanzien van de transcripties te proberen nadere afspraken te maken, maar gezien het feit dat zij nu eenmaal beloofd hadden om na de schrijvende werkzaamheden de tapes, hetgeen de transcripties impliceerde, te zullen teruggeven, komt hun aanhoudend verzoek om het alsnog anders te regelen -eerst schrijven dat de transcripties gebonden zijn aan HP/De Tijd en stellen bereid te zijn deze over vijf jaar terug te geven en later voorstellen één kopie van het transcript onder een notaris te brengen- niet erg fijnzinnig over. Het ware beter geweest om het verzoek te doen, nadat alle tapes en transcripties waren teruggegeven en wellicht had het verzoek dan ook meer kansen gehad. Audax c.s. hebben inmiddels wel erkend dat zij ook gehouden zijn alle transcripties van de tapes te retourneren en stellen dat zij dat op 8 oktober 2003 ook feitelijk hebben gedaan. 8. Audax c.s. stellen dat er thans geen grond meer is voor toewijzing van de vordering onder I omdat zij reeds aan het gevorderde hebben voldaan. Audax c.s. hebben gesteld dat zij drie kopieën (transcripties) van de tapes hebben gemaakt en dat zij één kopie destijds aan de voormalige raadsman van eiseres, mr. Nicolaï, hebben gegeven. Verder hebben zij gesteld dat zij steeds met de resterende twee kopieën hebben gewerkt en dat het deze twee kopieën zijn die op 8 oktober 2003 bij de huidige raadsman van eisers zijn ingeleverd. Het betreffen volgens Audax c.s. in totaal 8 ordners, te weten 2 keer 3 ordners aan transcripties en 2 keer 1 ordner met kopieën van de documenten die eisers aan Audax c.s. ter beschikking hadden gesteld. Eisers hebben onvoldoende weersproken dat aan hun voormalige raadsman, mr. Nicolaï, een kopie is verstrekt. Verder hebben zij erkend dat op 8 oktober 2003 8 ordners zijn afgeleverd op het kantoor van mr. Kalff. Voorshands is dan ook aannemelijk dat de stellingen van Audax c.s. juist zijn. Eisers hebben tegenover de stellingen van Audax ook niets aangevoerd waaruit de onjuistheid van de stellingen van Audax c.s. zou kunnen volgen. Zij hebben enkel hun gebrek aan vertrouwen in (de mededelingen van) Audax c.s. uitgesproken, maar dit rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat er meer dan drie transcripties zijn gemaakt. De vordering tot afgifte van meer dan de reeds afgegeven transcripties op straffe van een dwangsom kan dan ook niet worden toegewezen. 9. Wel moet worden vastgesteld dat de afgifte van de transcripties na de sommatie daartoe niet voor het uitbrengen van de dagvaarding is geschied. Audax c.s. hebben in dit verband aangevoerd dat zij op 15 september 2003 tot afgifte van de transcripties zijn gesommeerd en zij toen een voorstel hebben gedaan om -kort gezegd- één transcriptie bij een notaris te deponeren en dat op dit voorstel geen inhoudelijke reactie maar een dagvaarding is gevolgd. Het stond eisers echter vrij om, gezien de duur van de discussie over de afgifte van de transcripties, niet op de brief te reageren, maar tot dagvaarden over te gaan. Dat betekent dat de kosten van de dagvaarding voor rekening van gedaagden dienen te komen. 10. Ten aanzien van de vordering onder II geldt het volgende. De afspraak dat Audax c.s., geen nieuwe informatie, afkomstig uit de gesprekken met eisers, openbaar zullen maken zonder voorafgaande goedkeuring van eisers, is meermalen door Audax c.s. aan eisers in correspondentie bevestigd. Audax c.s. heeft deze afspraak ook ter terechtzitting bevestigd. Eisers willen met de vordering onder II bereiken dat Audax c.s. zich ook daadwerkelijk zullen houden aan deze afspraak omdat zij niet zonder meer vertrouwen op de enkele toezeggingen van Audax c.s. Aan eisers kan worden toegegeven dat Audax c.s. zich eerder niet geheel aan de gemaakte afspraken hebben gehouden door het openbaar maken van de onder 1 i aangehaalde passage en zij weinig fijnzinnig zijn opgetreden bij het teruggeven van de transcripties, zij het dat zij dit laatste uiteindelijk wel hebben gedaan. Aannemelijk is echter wel wat het eerste verwijt betreft dat Audax c.s. er niet bij hebben stilgestaan dat publicatie van de betreffende passage in strijd was met de gemaakte afspraken omdat het merendeel van de brief, waar deze passage in stond, reeds uitgebreid aan de orde was gekomen in het wel door eisers gefiatteerde artikel. Ook hebben Audax c.s. medegedeeld dat de betreffende passage in een volgende editie van het boek 'Oranjebitter' niet meer zal worden opgenomen. Onder voormelde omstandigheden is de publicatie van de betreffende passage en de gang van zaken rond het teruggeven van de transcripties op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een gerechtvaardige vrees dat Audax c.s. zich in de toekomst niet aan de gemaakte afspraak met eisers zullen houden. Inmiddels zijn er bovendien al twee vonnissen gewezen waarin meer dan duidelijk is aangeven wat de verplichtingen van gedaagden zijn en moet er dan ook vanuit worden gegaan dat zij thans heel goed weten wanneer zij de afspraken die zij met eisers hebben gemaakt schenden en dat dat onrechtmatig is. Dat eisers er niet op vertrouwen dat Audax c.s. ondanks dat zich in de toekomst niet aan de gemaakte afspraken zullen houden, is het voorgaande overziende derhalve geen terechte vrees en daarom onvoldoende voor toewijzing van de vordering op straffe van een dwangsom. De vordering onder II zal dan ook worden afgewezen. 11. De vordering onder III is zeer verstrekkend en bevat een ingrijpende beperking van de vrijheid van meningsuiting van gedaagden. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hebben eisers onvoldoende gesteld waaruit zou kunnen blijken van een terechte vrees dat Audax c.s. zich niet aan de gemaakte afspraken zullen houden en er is derhalve geen enkele grond om de zo verstrekkende vordering te honoreren. 12. De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd. Gedaagden dienen de kosten van de dagvaarding te dragen, met uitzondering van [gedaagde4], die vrijwillig is verschenen. Gegeven de gang van zaken rond het afgeven van de transcripties en nu gedaagden deze na de dagvaarding, doch voor de dienende dag hebben ingeleverd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de kosten voor het overige te compenseren als na te melden. BESLISSING IN KORT GEDING De voorzieningenrechter: 1. Weigert de gevraagde voorziening. 2. Veroordeelt Audax, [gedaagde2] en [gedaagde3] hoofdelijk in de dagvaardingskosten, tot heden aan de zijde van eisers begroot op € 81,16. 3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. 4. Compenseert de proceskosten voor het overige aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. Gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 6 november 2003, in tegenwoordigheid van de griffier. Coll.: