
Jurisprudentie
AN7844
Datum uitspraak2003-10-15
Datum gepubliceerd2003-11-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 03/265 WET
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 03/265 WET
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eiser een Cerebro Vasculair Accident (CVA) doorgemaakt. In september 2001 heeft verweerster, nadat eiser met positief resultaat een rijtest had afgelegd, aan eiser op aanvraag een verklaring van geschiktheid afgegeven met daarop aangetekend een geldigheidstermijn van een jaar.
Vrweerster heeft een verklaring van geschiktheid afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A, B en B + E, waarbij de beperkingscode 100 (‘alleen tijdens privé gebruik’) geldt (welke code ingevolge artikel 19a van het Reglement rijbewijzen wordt aangeduid in het rijbewijs).
Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 03/265 WET
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
A, wonende te B, eiser,
en
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te Rijswijk, verweerster.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerster van 20 december 2002.
2. Procesverloop
Bij het bestreden besluit heeft verweerster ongegrond verklaard het bezwaar van eiser tegen het besluit van 28 augustus 2002.
Het tegen het bestreden besluit tijdig ingediende beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 4 september 2003. Eiser is aldaar in persoon verschenen in het bijzijn van zijn echtgenote. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door mw. mr. T.A.H. Nguyen, juridisch medewerkster.
3. Overwegingen
In artikel 103, zesde lid, van het Reglement rijbewijzen is bepaald dat het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke of geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen slechts voldoet indien hij het door hem te besturen motorrijtuig gebruikt voor privé doeleinden, een verklaring van geschiktheid afgeeft waarin die beperking is aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.
Per 1 februari 2002 is hoofdstuk 7 van de bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 behorende bijlage gewijzigd (Regeling van 24 januari 2002, Scrt. 29 januari 2002, nr. 20). Punt 7.6 heeft vanaf genoemde datum als kopje “Doorbloedingsstoornissen van de hersenen”, omvattende onder meer beroerten (hersenbloeding of herseninfarct, ook wel CVA).
Punt 7.6.1 luidt vanaf 1 februari 2002 als volgt:
“Strengere eisen moeten gesteld worden aan houders van een rijbewijs van groep 1, die dit rijbewijs beroepsmatig gebruiken (bijvoorbeeld taxichauffeurs, chauffeurs van busjes voor personenvervoer). Aan hen moeten daarom dezelfde eisen worden gesteld als aan personen met een groep 2 rijbewijs. Aanvragers van een groep 1 rijbewijs, die niet tevens voldoen aan de eisen voor groep 2, kunnen daarom alleen geschikt worden verklaard als het gebruik van het rijbewijs wordt beperkt tot privé gebruik.”
Ingevolge het bepaalde onder punt 7.6.2.2 zijn personen na een TIA of beroerte ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2 voor een periode van vijf jaar. Na deze periode kunnen zij pas weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat zij vrij zijn van geestelijke of lichamelijke stoornissen.
Ingevolge de Regeling eisen geschiktheid 2000 vallen onder groep 1 de rijbewijzen voor personenauto’s en motorrijwielen, en onder groep 2 de rijbewijzen voor vrachtwagens en bussen.
Gebleken is als volgt.
Eiser, die werkzaam is als projectleider bij een in B gevestigd installatiebedrijf (vestiging C), heeft op 10 juli 2001 een Cerebro Vasculair Accident (CVA) doorgemaakt. In september 2001 heeft verweerster, nadat eiser met positief resultaat een rijtest had afgelegd, aan eiser op aanvraag een verklaring van geschiktheid afgegeven met daarop aangetekend een geldigheidstermijn van een jaar. Op 16 augustus 2002 heeft eiser, gezien het verstrijken van deze termijn, opnieuw bij verweerster een verklaring van geschiktheid aangevraagd.
Bij het bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit van 28 augustus 2002 heeft verweerster een verklaring van geschiktheid afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A, B en B + E, waarbij de beperkingscode 100 (‘alleen tijdens privé gebruik’) geldt (welke code ingevolge artikel 19a van het Reglement rijbewijzen wordt aangeduid in het rijbewijs).
Verweerster stelt zich blijkens het bestreden besluit en de daarop in het verweerschrift en ter zitting gegeven toelichting op het standpunt, kort gezegd, dat op eiser, nu hij in zijn functie van projectleider beroepsmatig gebruik maakt van zijn rijbewijs, de in voornoemd punt 7.6.1 bedoelde strengere eisen voor personen met een groep 2-rijbewijs van toepassing zijn. Nu eiser niet aan deze eisen voldoet, en gelet op het imperatieve karakter van de toepasselijke bepalingen, was verweerster in haar ogen gehouden de verklaring van geschiktheid af te geven onder aantekening daarop van de beperkingscode 100.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Op zijn betoog zal, voor zover nodig, hieronder nader worden ingegaan.
Overwogen wordt als volgt.
Alvorens tot voormelde wijziging van hoofdstuk 7 van de bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 behorende bijlage over te gaan, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat advies ingewonnen bij de Gezondheidsraad. Het advies is op 4 juli 2001 uitgebracht (publicatienr. 2001/18).
In het advies (waarvan ter zitting door verweersters gemachtigde desgevraagd de voor de onderhavige zaak relevante passages zijn overgelegd) merkt de betrokken commissie van de Gezondheidsraad wat betreft de aan houders van groep 2-rijbewijzen te stellen rijgeschiktheidseisen het volgende op: “Voor groep 2-rijbewijzen ligt de afweging tussen de verkeersveiligheid en de genoemde risico’s echter anders. De commissie acht de verantwoordelijkheid voor medepassagiers en medeweggebruikers en de tijdsbesteding achter het stuur van belang bij het vaststellen van de rijgeschiktheidseisen voor groep 2-rijbewijzen. De kans op herhaling of andere aandoeningen bij doorbloedingsstoornissen en op progressie bij hersentumoren zijn weliswaar in absolute zin niet zo hoog, maar de commissie acht de veiligheid van de medepassagiers en medeweggebruikers van doorslaggevend belang. Dit komt tot uiting in de geschiktheidseisen voor groep 2-rijbewijzen (...).”
Waar het gaat om de aan houders van groep 1-rijbewijzen te stellen rijgeschiktheidseisen overweegt de commissie vervolgens als volgt: “Voor groep 2-rijbewijzen is het voorstel in het algemeen iets ‘strenger’ dan de huidige regeling. De commissie meent dat ook strenge eisen gesteld moeten worden aan houders van een rijbewijs van groep 1 die dit rijbewijs beroepsmatig gebruiken (bijvoorbeeld taxichauffeurs, chauffeurs van busjes voor personenvervoer). Ook zij zitten vele uren achter het stuur en dragen grotere verantwoordelijkheden. De commissie is van oordeel dat aan hen in geval van tumoren of doorbloedingsstoornissen van de hersenen dezelfde eisen moeten worden gesteld als aan mensen met een groep 2-rijbewijs.”
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voormelde overwegingen van de Gezondheidsraad richtinggevend waar het gaat om de uitleg van het begrip ‘beroepsmatig gebruik’, zulks mede gezien het feit dat de Minister van Verkeer en Waterstaat, zo merkt zij in haar toelichting op de wijziging op, de Regeling eisen geschiktheid 2000 in de door de Gezondheidsraad aanbevolen zin heeft bijgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat het niet in de bedoeling van de Gezondheidsraad heeft gelegen om iedere houder van een rijbewijs die dit in het kader van zijn of haar beroep gebruikt aan de strengere eisen voor groep 2-rijbewijzen te onderwerpen, doch enkel die houders van een rijbewijs die dit in het kader van de uitoefening van hun beroep gebruiken én die vele uren achter het stuur doorbrengen, terwijl ze tevens verantwoordelijkheid dragen voor medepassagiers - zoals in de genoemde voorbeelden die, waar het gaat om tijdsbesteding en verantwoordelijkheid, ook overeenkomst vertonen met chauffeurs van vrachtwagens en bussen -.
Ter zitting is de rechtbank genoegzaam gebleken dat eiser, indien hij als projectleider binnen de regio projecten bezoekt, (incidenteel een collega doch) geen medepassagiers in de door de Gezondheidsraad kennelijk bedoelde zin vervoert, noch dat hij voor deze bezoeken het door de Gezondheidsraad kennelijk bedoelde grote aantal uren achter het stuur moet doorbrengen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerster ten onrechte de in punt 7.6.1 bedoelde strengere eisen voor groep 2-rijbewijzen op eiser van toepassing heeft geacht (en, daaruit voortvloeiende, beperkingscode 100 op de verklaring van geschiktheid heeft aangetekend).
Wat betreft de door verweersters gemachtigde ter zitting overgelegde brief van drs. J.T. Busstra, werkzaam als plaatsvervangend manager Voertuig en Gedrag van de afdeling Personenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, houdende een uitleg van de aanduiding ‘alleen tijdens privé gebruik’, merkt de rechtbank in dit verband nog op dat deze brief aan het vorenoverwogene geen afbreuk kan doen. Voor de gegeven uitleg kunnen geen aanknopingspunten gevonden worden in de hiervóór weergegeven (aan de wijziging van de Regeling eisen geschiktheid 2000 ten grondslag liggende) passages uit het advies van de Gezondheidsraad.
Waar het gaat om de door verweersters gemachtigde aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 mei 2003 (200205391/1) volstaat de rechtbank tot slot met de opmerking dat deze uitspraak onverlet laat dat verweerster gehouden is te beoordelen of het gebruik dat eiser van zijn rijbewijs maakt gebracht moet worden onder de noemer ‘beroepsmatig gebruik’, hetgeen noodzakelijkerwijs een nadere invulling door verweerster van dit begrip vergt.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit, dat om voormelde redenen in rechte geen stand kan houden, zal worden vernietigd en verweerster zal worden opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Gelet op eisers belang bij onbeperkte gebruikmaking van zijn rijbewijs, alsmede gezien het feit dat eiser aan de in punt 7.6.1.2 omschreven rijgeschiktheidseisen voor houders van groep 1-rijbewijzen voldoet, acht de rechtbank termen aanwezig om onder toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, in na te melden zin een voorlopige voorziening te treffen.
Nu van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten niet is gebleken, bestaat geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75, eerste lid, van de Awb (proceskostenveroordeling).
Wel dient toepassing te worden gegeven aan artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
Beslist wordt als volgt.
4. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 december 2002 en bepaalt dat verweerster met inachtneming van het in de uitspraak overwogene een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen;
- schorst het besluit van 28 augustus 2002, voor zover op de verklaring van geschiktheid beperkingscode 100 (‘alleen tijdens privé gebruik’) is aangetekend, en bepaalt dat verweerster binnen een week na verzending van deze uitspraak die maatregelen dient te treffen die het voor eiser mogelijk maken om zonder beperkingen gebruik te maken van zijn rijbewijs, zulks totdat het nieuwe besluit op bezwaar aan eiser bekend is gemaakt;
- gelast verweerster aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 109,-- te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2003, in tegenwoordigheid van
mr. K.A.M. van Hoof als griffier.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
's-Gravenhage.
Verzonden op: