Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7888

Datum uitspraak2003-11-12
Datum gepubliceerd2003-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200302938-1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluiten van 22 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer (hierna: het college) appellanten ieder afzonderlijk gelast, onder oplegging van een last onder dwangsom € 250,00 per week of gedeelte daarvan en met een maximum van € 5.000,00, om met ingang van tien weken na de verzenddatum van dit besluit de geplaatste dakkapellen op de percelen [locaties] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden (hierna: de percelen). Bij besluiten van 9 september 2002, voorzover hier van belang, heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 maart 2003, verzonden op 27 maart 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 6 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht.


Uitspraak

200302938/1. Datum uitspraak: 12 november 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem van 25 maart 2003 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer. 1. Procesverloop Bij besluiten van 22 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer (hierna: het college) appellanten ieder afzonderlijk gelast, onder oplegging van een last onder dwangsom € 250,00 per week of gedeelte daarvan en met een maximum van € 5.000,00, om met ingang van tien weken na de verzenddatum van dit besluit de geplaatste dakkapellen op de percelen [locaties] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden (hierna: de percelen). Bij besluiten van 9 september 2002, voorzover hier van belang, heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 maart 2003, verzonden op 27 maart 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 6 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 23 juni 2003 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2003, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.H.M. Neijtzell de Wilde-van Eerd en mr. K. Koppedraaijer, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. Vaststaat en niet in geschil is dat appellanten de dakkapellen hebben geplaatst zonder de benodigde bouwvergunning. Derhalve waren burgemeester en wethouders bevoegd handhavend op te treden. 2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen de illegale situatie. 2.3. Het betoog van appellanten in hoger beroep is een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat geen sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan het college van handhavend optreden had behoren af te zien. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. Van Roosmalen Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2003 53-406.