
Jurisprudentie
AN7948
Datum uitspraak2003-11-07
Datum gepubliceerd2003-11-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers03-1737
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2003-11-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers03-1737
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Verzoek tot voorlopige voorzieningen ten aanzien van kapvergunningen verleend ten behoeve van het zogenaamde Raaksproject in Haarlem. Belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb? Verzoek afgewezen.
Uitspraak
Reg. nr: Awb 03 - 1737
Uitspraakdatum: 7 november 2003
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
(artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht)
op een verzoek om voorlopige voorziening
in de zaak van:
[verzoeker] e.a.,
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
-- tegen --
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
derde partij
Beheer Openbare Ruimte, Sector Stadsbeheer van de gemeente Haarlem,
gevestigd te Haarlem.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluiten van 18 september 2003 heeft verweerder aan de afdeling Beheer Openbare Ruimte van de gemeente Haarlem vijf kapvergunningen verleend voor respectievelijk het kappen van 7 bomen aan de Zijlvest, 8 bomen aan de Raaks, 2 bomen aan de Jacobsstraat, 8 bomen aan de Zuiderstraat en 3 bomen aan Achterlangs te Haarlem. In deze kapvergunningen is, als voorwaarde, een herplantplicht opgelegd.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bij brief van 7 oktober 2003 bezwaar gemaakt. Bij brief van 29 oktober 2003 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 6 november 2003, alwaar [verzoeker] in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A. Abdelmouhim, werkzaam bij de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat van een aantal verzoekers die op de lijst van appellanten staan, blijkens de bij de rechtbank bekende stukken, geen bezwaarschriften bij verweerder hebben ingediend. Artikel 8:81, eerste lid, Awb, bepaalt onder meer dat een voorlopige voorziening uitsluitend kan worden gevraagd indien bezwaar is gemaakt tegen het onderhavige besluit. Een aantal verzoekers voldoet niet aan dit vereiste. De verzoekers die op de lijst van appellanten staan doch geen bezwaarschrift hebben ingediend, te weten [verzoekers] en de verzoeker woonachtig in de [adres] te [woonplaats] zullen derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3. Ter zitting is gebleken dat door verweerder een splitsing is aangebracht in de vijf kapvergunningen die zijn verleend in het kader van het zogenaamde Raaksproject. Van zowel de kapvergunning ten aanzien van de 7 bomen aan de Zijlvest ( kenmerk SW/2003/1696) als de kapvergunning ten aanzien van de 8 bomen aan de Raaks ( kenmerk SW/2003/1712) zal door verweerder op zeer korte termijn gebruik worden gemaakt. Verweerder heeft evenwel aangegeven bereid te zijn te wachten met het gebruik maken van de kapvergunningen voor de overige bomen tot na de beslissing op de bezwaarschriften hiertegen. Voor uitsluitend de twee eerstgenoemde kapvergunningen bestaat derhalve spoedeisend belang. Gelet op het voorgaande is er ten aanzien van de overige kapvergunningen geen sprake van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid Awb. Hierbij laat de voorzieningenrechter overigens in het midden of verzoekers als belanghebbenden zijn aan te merken. Gelet op het ontbreken van spoedeisend belang komt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van deze kapvergunningen niet voor toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de kapvergunning voor de acht bomen aan de Raaks
2.4. Een bezwaar- en beroepsprocedure ingevolge de Awb staat alleen open voor belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2 Awb. Daarin wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.5. De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gebleken dat één van de verzoekers een persoonlijk belang heeft ten aanzien van deze kapvergunning, dat de verzoekers onderscheidt van anderen. De verzoekers die het dichtst in de buurt wonen van de onderhavige bomen aan de Raaks, wonen op een afstand van circa 250 meter. Dit is derhalve niet in zodanig directe nabijheid dat zij op grond daarvan als belanghebbende omwonenden kunnen worden beschouwd. Dat verzoekers dagelijks langs de bomen komen, maakt dit oordeel niet anders. Zij onderscheiden zich niet in voldoende mate van andere buurtbewoners van de Haarlemse binnenstad. Verzoekers zijn derhalve niet aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb, waardoor zij niet-ontvankelijk moeten worden geacht in hun bezwaren. Gelet daarop komt hun verzoek om een voorlopige voorziening dienaangaande niet voor toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de kapvergunning voor de zeven bomen aan de Zijlvest
2.6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat niet is kunnen blijken dat ten aanzien van alle verzoekers geldt dat zij door het bestreden besluit rechtstreeks in enig persoonlijk belang zijn getroffen. Nu evenwel vaststaat dat een deel van verzoekers woonachtig is op korte afstand van de bomen aan de Zijlvest en ook zicht heeft op de te kappen bomen, zodat in ieder geval enkele verzoekers in hun bezwaar ontvankelijk zijn, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding nader te onderzoeken welke verzoekers wat betreft het bestreden besluit belanghebbenden in de zin van de Awb zijn.
2.7. Artikel 2, eerste lid, Verordening op de Houtopstanden voor de gemeente Haarlem (verder: verordening) bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de verordening kunnen burgemeester en wethouders vergunning weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarden voor recreatie en leefbaarheid.
2.8. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat bij de onderhavige bomen één van voornoemde waarden in betekenende mate in het geding zijn. Verzoekers hebben weliswaar aangevoerd dat de bomen beeldbepalend zijn voor de stadskern van Haarlem maar hebben niet - bijvoorbeeld middels een deskundigenrapport - gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat een van de bovengenoemde waarden in het geding is.
2.9. De grief van verzoekers dat de kapvergunningen voorbarig zijn, treft geen doel. De sloopvergunning is niet onherroepelijk, doch het onherroepelijk zijn van een sloopvergunning is geen vereiste voor het gebruik kunnen maken van een kapvergunning. Daarbij wordt overwogen dat ter zitting is gebleken dat voor de aanleg van een kabeltracé, dat ook los van de sloopvergunning wordt aangelegd, de bomen aan de Zijlvest gekapt dienen te worden.
2.10. Nu voorshands moet worden geoordeeld dat geen van de weigeringsgronden uit artikel 4 van de verordening zich voordoen, ook de overige grieven falen en voorshands niet is gebleken dat de hier aan de orde zijnde kapvergunning na de bezwaarprocedure niet in stand zou kunnen blijven, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om dit bestreden besluit te schorsen. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. verklaart het verzoek voor zover dit is ingediend door [verzoekers] en de verzoeker woonachtig in de [adres] te [woonplaats], niet-ontvankelijk;
3.2. wijst het verzoek voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. van den Brink, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op :
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.