Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8055

Datum uitspraak2003-11-12
Datum gepubliceerd2003-11-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers49391 HA ZA 03-2364
Statusgepubliceerd


Indicatie

Heeft politie onrechtmatig gehandeld bij achtervolging van een bromfietser die de regels overtrad?


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, procureur: mr. A.P. Fondse, tegen de openbare rechtspersoon Regiopolitie Zuid-Holland Zuid, gevestigd te Dordrecht, gedaagde, procureur: mr. J.A. Visser. Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en de Regiopolitie. Het procesverloop 1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken: - dagvaarding van 21 mei 2003, - conclusie van antwoord, - tussenvonnis van 13 augustus 2003, waarbij een comparitie van partijen is bepaald, - proces-verbaal van comparitie van partijen van 25 september 2003, - de door beide partijen overgelegde producties. De vaststaande feiten 2. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast. 2.1. Op 8 november 2001, omstreeks 7.40 uur, toen het (nog) donker was, reed [eiser] - toen 19 jaar oud - in Dordrecht op zijn bromfiets naar zijn werk. [Politieagent] - als senior surveillant bij het Verkeershandhavingsteam werkzaam bij de Regiopolitie - constateerde dat [eiser] te hard reed, dat hij geen helm droeg, dat hij verkeersregels overtrad, waardoor medeweggebruikers in gevaar werden gebracht en dat hij zonder verzekeringsplaatje reed. Toen [eiser] op het fietspad langs de N3 in Dordrecht reed, zette [politieagent], die gekleed was in politieuniform, op zijn politiemotor de achtervolging in, om [eiser] in verband met de door hem begane overtredingen staande te houden. Gereden werd met een snelheid van circa 60 km per uur. [Eiser] wilde aan [politieagent] ontsnappen. 2.2. Na enige tijd sloeg [eiser] linksaf en reed hij de tunnel onder de N3 in, richting Dubbel-damseweg te Dordrecht. [Politieagent] volgde [eiser] de tunnel in. 2.3. Het (brom)fietspad in de tunnel is 3,75 m breed. 2.4. In de tunnel reed geen tegenligger. Rechts in de tunnel, in dezelfde rijrichting als [eiser] en [politieagent], reed [getuige] op de fiets. [Eiser] haalde [getuige] links in. Hij reed toen ongeveer in het midden van het fietspad. Vervolgens ging [politieagent] links naast [eiser] rijden met de bedoeling hem te laten stoppen. Toen [eiser] daarop naar links stuurde, kwam hij met de links van hem rijdende [politieagent] in aanraking en viel hij met zijn bromfiets. Dit gebeurde om omstreeks 7.45 uur. 2.5. Als gevolg van deze val heeft [eiser] onder meer ernstig hersenletsel opgelopen. Hij is van 8 november 2001 tot 20 december 2001 opgenomen geweest in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam en van 20 december 2001 tot en met 23 januari 2001 in het Revalidatiecentrum Rijndam te Rotterdam. De vordering 3. [Eiser] vordert primair - uitvoerbaar bij voorraad - een verklaring voor recht uit te spreken dat de Regiopolitie jegens hem aansprakelijk en schadeplichtig is en de Regiopolitie te verplichten de schade te vergoeden op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en secundair [eiser] ten laste van de Regiopolitie een voorschot toe te kennen op de materiële en immateriële schade voor een bedrag van € 10.000,-- danwel een door de rechtbank vast te stellen bedrag, met veroordeling van de Regiopolitie in de kosten van deze procedure. 4. [Eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. [Politieagent] heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld en de Regiopolitie is als werkgever van [politieagent] hiervoor aansprakelijk. [Politieagent] had als deskundig en ervaren te achten politiefunctionaris een andere afweging moeten maken ten aanzien van de vraag of de achtervolging was te rechtvaardigen in het licht van de ernst van de door [eiser] begane overtredingen, de aan de achtervolging verbonden risico's (onder meer omdat [eiser] geen helm droeg) en het daarmee beoogde doel (verkeersveiligheid). [Politieagent] had de achtervolging niet mogen inzetten, althans had de achtervolging in de - volgens [eiser] (te) smalle - tunnel niet mogen doorzetten. [Politieagent] had [eiser] niet in de tunnel mogen inhalen; hij had moeten wachten tot zij de tunnel hadden verlaten. Bovendien kende [politieagent] [eiser] en had hij hem achteraf kunnen bekeuren. Het verweer 5. De conclusie van de Regiopolitie strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser], bij voorraad uitvoerbaar, in de kosten van het geding. De Regiopolitie voert als verweer het volgende aan. 6. Het ongeval is het gevolg van het feit dat [eiser] - kennelijk in een poging [politieagent] de pas af te snijden - naar links is gereden, waardoor [eiser] [politieagent] raakte en [eiser] is gevallen. Het ongeval is niet het gevolg van enige (toerekenbare) onrechtmatige gedraging van [politieagent]. De val is niet veroorzaakt door de door [politieagent] ingezette en door-gezette achtervolging van [eiser]. Ieder van de door [eiser] begane overtredingen - [eiser] reed te hard, zonder helm, overtrad verkeersregels waardoor medeweggebruikers in gevaar werden gebracht en reed zonder verzekeringsplaatje - rechtvaardigde reeds het staande houden van [eiser]. Niet valt in te zien waarom [politieagent] hiervan had moeten afzien. Niet voorzienbaar was dat [eiser] zou proberen [politieagent] de pas af te snijden en dat dit ongeval zou gebeuren. De beoordeling van het geschil 7. [Politieagent] was als opsporingsambtenaar bevoegd [eiser] voor de door hem begane overtredingen staande te houden. In zoverre was zijn optreden rechtmatig. De te beantwoorden vraag is of [politieagent], teneinde [eiser] staande te houden en hem te laten stoppen, de achtervolging op [eiser] mocht inzetten en deze achtervolging mocht doorzetten omdat het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan de achtervolging verbonden risico's rechtvaardigde en dat doel niet op een andere wijze kon worden bereikt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. 8. Zoals vastgesteld is in 2.1 reed [eiser] te hard, droeg hij geen helm, overtrad hij verkeersregels waardoor medeweggebruikers in gevaar werden gebracht en reed hij zonder verzekeringsplaatje. Volgens de in zoverre onbetwiste verklaringen van [politieagent] en [politieagent 2] , zoals opgenomen in het proces-verbaal van de politie (productie 1 bij dagvaarding), reed [eiser] "met hoge snelheid" ([politieagent 2] en [politieagent]), "met flinke snelheid" ([politieagent]), "met een snelheid van ruim 60 kilometer per uur" [politieagent]. In genoemd proces-verbaal heeft [politieagent] voorts - eveneens onbetwist - verklaard dat [eiser] een in het fietspad gelegen verkeersheuvel links passeerde, op het fietspad van uiterst links naar uiterst rechts slingerde en hierbij fietsers moest ontwijken en dat (uit de tegenover gestelde richting komende) fietsers van de manoeuvres van [eiser] schrokken en slingerbewegingen maakten. Dat [politieagent] onder die omstandigheden beoogde [eiser] te laten stoppen teneinde aan een verkeersgevaarlijke situatie een einde te maken, was zonder meer gerechtvaardigd. 9. [Eiser] wist dat [politieagent] hem staande wilde houden, maar hij probeerde hieraan te ontkomen. Dit behoefde [politieagent] niet te weerhouden van het inzetten en doorzetten van de achtervolging. Het feit dat [eiser] geen helm droeg noopte [politieagent] in dat verband ook niet tot een andere beslissing. 10. Dat de tunnel te smal was en het risico van een valpartij te groot was, zoals [eiser] voorts stelt, valt niet in te zien, nu [politieagent], [eiser] en fietser [getuige] - naar volgt uit de in zoverre onbestreden verklaringen van [politieagent] en [getuige] in het proces-verbaal van de politie - in ieder geval enige tijd zonder elkaar te raken en/of te vallen gedrieën naast elkaar hebben gereden. [Eiser] is gevallen toen en doordat hij zelf naar links stuurde. [Politieagent] behoefde geen rekening te houden met de mogelijkheid dat [eiser] naar links zou sturen in de tunnel met de bedoeling hem de pas af te snijden en te ontsnappen. 11. Ook als [politieagent] [eiser] kende - hetgeen [eiser] heeft gesteld en de Regiopolitie heeft betwist - handelde eerstgenoemde niet onrechtmatig door de achtervolging te vervolgen in de tunnel, aangezien het verkeersgevaarlijke gedrag van [eiser] hiertoe alle aanleiding gaf en niet de achtervolging, maar het naar links sturen door [eiser] de oorzaak is van het ongeval. Op dit laatste stuit tevens af de stelling van [eiser] dat [politieagent] de achtervolging eerst na de tunnel had mogen hervatten. 12. Uit het voorgaande volgt dat het door [eiser] gestelde zijn vorderingen niet kan dragen. Aan bewijslevering wordt derhalve niet toegekomen en het bewijsaanbod van [eiser] zal om die reden als niet terzake doende worden gepasseerd. [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De beslissing De rechtbank: wijst de vorderingen af; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Regiopolitie bepaald op € 780,-- aan salaris van de procureur en € 205,-- aan griffierecht; verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mrs. Heijnen, Halk en Bouter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 november 2003.