Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8058

Datum uitspraak2003-11-06
Datum gepubliceerd2003-11-17
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/2648 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is er sprake van (nieuwe) feiten of omstandigheden die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn?


Uitspraak

03/2648 AW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 april 2003, nr. 01/3738 AW. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Verzoeker heeft verzocht om herziening van bovenvermelde uitspraak, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen. Bij brief van 18 april 2003 heeft verzoeker zijn verzoek nader toegelicht. Namens de Staatssecretaris van Defensie, in de uitspraak van 3 april 2003 en hierna aangeduid als gedaagde, is op het verzoek om herziening gereageerd. Verzoeker heeft vervolgens op het schrijven van gedaagde gereageerd en hierbij zijn standpunt nogmaals nader toegelicht. Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 september 2003, waar verzoeker in persoon is verschenen. Gedaagde heeft zich, zoals tevoren bericht, niet laten vertegenwoordigen. II. MOTIVERING 1.1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak; b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 1.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. 2. Bij de uitspraak van 3 april 2003 heeft de Raad geoordeeld dat het besluit van gedaagde van 29 mei 2000 in rechte stand kan houden. Bij dat besluit was de afwijzende beslissing op verzoekers aanvraag om een tegemoetkoming in diens ziektekosten gehandhaafd. Die aanvraag was afgewezen op de grond dat verzoeker niet (meer) als betrokkene in de zin van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel kon worden aangemerkt. 3. Verzoeker stelt - kort samengevat - dat de uitspraak van de Raad dient te worden herzien om reden dat de argumenten die hij in de oorspronkelijke procedure naar voren heeft gebracht naar zijn opvatting onvoldoende in de uitspraak zijn mee- gewogen. Verzoeker heeft hierbij zijn grieven tegen het besluit, waarbij zijn aanvraag om tegemoetkoming in de ziektekosten is afgewezen, herhaald. 4. De Raad overweegt dat de door verzoeker aangevoerde grieven niet kunnen slagen omdat verzoeker deze grieven reeds in de oorspronkelijke procedure bij de Raad heeft ingebracht, zodat niet is voldaan aan het in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb neergelegde vereiste dat feiten of omstandigheden blijken die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter en mr. J.H. van Kreveld en mr. K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 november 2003. (get.) J.C.F. Talman. (get.) P.W.J. Hospel.