Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8097

Datum uitspraak2003-11-04
Datum gepubliceerd2003-11-13
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers02-1013
Statusgepubliceerd


Indicatie

GSM-zendinstallatie inmiddels ingevolge het Bblb bouwvergunningvrij, dus geen belang meer bij het beroep. Beroep niet-ontvankelijk.


Uitspraak

reg. nr: Awb 02 - 1013 uitspraakdatum: 4 november 2003 RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht enkelvoudige kamer U I T S P R A A K in de zaak van: [eiseres] en anderen, wonende te [woonplaats], eisers, -- tegen -- het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder, derde partij KPN Mobile The Netherlands B.V., gevestigd te Voorburg. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 25 september 2001 heeft verweerder aan KPN Mobile The Netherlands B.V. te Voorburg vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) alsmede een bouwvergunning, gedateerd 10 oktober 2001, voor het plaatsen van een zendmast met GSM-antenne aan de Schipholpoort 60-98 te Haarlem. Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 20 november 2001 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 14 mei 2002 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 3 juli 2002, aangevuld bij brief van 8 augustus 2002, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift d.d. 1 oktober 2002 ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 5 maart 2003, waarna de rechtbank het onderzoek ter zitting heeft geschorst bij uitspraak van 8 april 2003. Het beroep is verder behandeld ter zitting van 30 september 2003, alwaar eisers in persoon zijn verschenen, met [eiseres] als woordvoerster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. Quispel-Veraart, en ing. J. Polman, beiden ambtenaar der gemeente. Voor de derde partij is verschenen [naam persoon], werkzaam bij KPN Mobile. 2. Overwegingen 2.1. Op 1 januari 2003 is in werking getreden het gewijzigde artikel 43 Woningwet en het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb, Stb. 2001, 518). Vooruitlopend hierop is op 15 augustus 2002 voor het bouwen van GSM-installaties geen bouwvergunning meer vereist, mits voldaan is aan de in artikel 3, eerste lid, onder e, Bblb gestelde voorwaarden. Dit betekent voor de onderhavige zaak, dat de met vrijstelling verleende bouwvergunning voor de bouw van de betrokken GSM-installaties thans niet meer nodig is, indien deze aan bedoelde voorwaarden voldoen, en dat de vergunninghouder deze dan dus thans zonder bouwvergunning mag bouwen. Is dat het geval, dan brengt dat met zich dat eisers met hun beroep niet meer kunnen bereiken wat zij wensen en dat zij geen belang meer hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat dit geval zich hier voordoet en overweegt daartoe het volgende. 2.2. Artikel 43, eerste lid, Woningwet luidt - voor zover hier van belang - als volgt. 1. In afwijking van artikel 40, eerste lid, is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen: [...] c. dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats. Deze algemene maatregel van bestuur is het hiervoor genoemde Bblb. 2.3. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, Bblb luidt - voor zover hier van belang - als volgt. 1. Behoudens [...] wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt: e. het bouwen van een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1°. bij bouwen op of aan een bouwwerk: a) [...] of b) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5 m, en: 1) de antenne, met antennedrager, geplaatst is op een hoogte van meer dan 9 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein, 2) de techniekkast: - inpandig of ondergronds is geplaatst, of - op een plat dak is geplaatst, kleiner is dan 2 m3 en meer dan 1 m achter de dakrand is geplaatst, 3) de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangebracht, dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst, en 4) de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw: - aan of bij een op het dak aanwezig object is geplaatst, - in het midden van het dak is geplaatst, of - elders op het dak is geplaatst, mits de afstand in meters tot de voorgevel van het bouwwerk ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager, is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende terrein tot aan de voet van de antenne, met antennedrager; of 2°. bij bouwen [...]. Ingevolge artikel 1 Bblb wordt verstaan onder: - antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne; - antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 2.4. In de Nota van Toelichting bij het Bblb, pagina 30 en 31, is ten aanzien van antenne-installaties onder meer het volgende vermeld. "Voor antennes die aan de gevel van een gebouw zijn bevestigd (bijvoorbeeld het geveldeel van een liftopbouw) geldt een afwijkende meetwijze. Daar behoeft niet gemeten te worden vanaf de voet van de antennedrager, maar vanaf het punt waar het aangrenzende dakvlak de antennedrager kruist. Het deel dat boven het dak uitsteekt mag geen grotere lengte hebben dan 5 meter. Daaronder kan langs de gevel een bevestigingsconstructie zijn aangebracht. [...] Daarbij zullen ook meerdere techniekkasten kunnen worden geplaatst. [...] Mits aan de in dit besluit gestelde voorwaarden wordt voldaan, mogen meerdere exemplaren bouwvergunningsvrij [...] worden gerealiseerd." 2.5. De bij de bouwaanvraag behorende bouwtekeningen zijn ter zitting met partijen besproken en door de vergunninghouder van een nadere toelichting voorzien. Daaruit begrijpt de rechtbank dat het gaat om de bouw van drie antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, elk bestaande uit een antenne, een antennedrager, bedrading en een techniekkast met apparatuur, alsmede bevestigingsconstructies, en voorts uit drie installaties die voorlopig nog uitsluitend uit techniekkasten bestaan ten behoeve van later te plaatsen antennes. De installaties worden blijkens de bouwtekeningen gebouwd op een kantoorgebouw. Boven de achtste laag van dit gebouw bevindt zich, op een hoogte van circa 28,1 meter boven het aansluitende terrein, een plat dak; daarop bevindt zich een liftopbouw, die, op een hoogte van circa 31,5 meter boven het aansluitende terrein, eveneens wordt afgesloten met een plat dak. 2.6. Ten aanzien van de vraag of de kenmerken, waarover deze installaties blijkens de bouwtekeningen en de daarop ter zitting gegeven toelichting beschikken, voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, Bblb vereiste kenmerken, overweegt de rechtbank het volgende. 2.7. De antennes met de antennedragers zijn bevestigd aan de zijgevels van de liftopbouw. De hoogte daarvan reikt tot circa 31,4 meter boven het aansluitende terrein, dat wil zeggen tot circa 0,1 meter beneden het platte dak van de liftopbouw, zodat, in aanmerking genomen de hiervoor weergegeven passages uit de Nota van Toelichting, is voldaan aan het hoogtevereiste van maximaal 5 meter, gesteld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, sub b, aanhef, Bblb. 2.8. De antennes met antennedragers worden geplaatst boven het platte dak dat de achtste bouwlaag afsluit, zodat is voldaan aan het hoogte-vereiste van minimaal 9 meter boven het aansluitende terrein, gesteld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, sub b, onder 1), Bblb. 2.9. De techniekkasten worden geplaatst op het platte dak dat de achtste bouwlaag afsluit, op een afstand van meer dan 1 meter achter de dakrand. De kasten zijn elk niet groter dan 2 m3. Elke techniekkast staat constructief op zichzelf en is bedoeld voor de apparatuur van één antenne. Aldus is voldaan aan het vereiste van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, sub b, onder 2), Bblb. De omstandigheid dat de zes afzonderlijke kasten tegen elkaar worden gebouwd, en dus bij elkaar groter zijn dan 2 m3, en dat drie daarvan worden gebouwd vooruitlopend op de toekomstige plaatsing van de bijbehorende antennes, doet daaraan niet af. De rechtbank ziet, mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor uit de Nota van Toelichting is geciteerd, geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het Bblb daaraan in de weg staat. Ten aanzien van de afmetingen van de techniekkasten is immers naar het oordeel van de rechtbank slechts per kast, dat wil zeggen per constructieve eenheid, een maximum gesteld. Voorts valt niet in te zien dat een 'complete' antenne-installatie wel vergunningvrij is en een 'incomplete' niet. 2.10. De bedrading van de installaties is aangebracht deels in, deels direct langs de antennedrager, en deels in een kabelgoot die meer dan 1 meter achter de voorgevel is geplaatst, zodat voldaan is aan het vereiste van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, sub b, onder 3), Bblb. 2.11. Tenslotte is, door plaatsing van de antennedragers tegen de zijgevels van de liftopbouw op het dak van het kantoorgebouw, tevens voldaan aan het vereiste van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, sub b, onder 4), Bblb. 2.12. De slotsom is dat voor het bouwen van de hier in geding zijnde GSM-installaties thans geen vergunning meer is vereist. 2.13. Zoals hiervoor is overwogen, volgt daaruit dat eisers geen belang meer hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit. Dit brengt met zich dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 2.14. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. 3. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier. Afschrift verzonden op: RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.