
Jurisprudentie
AN8339
Datum uitspraak2003-11-19
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303102/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303102/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 22 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college) geweigerd om de door [vergunninghoudster] gevraagde bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een kleiwarenhandelsruimte met dienstwoning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 27 augustus 2002 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde] is verschenen.
Uitspraak
200303102/1.
Datum uitspraak: 19 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 3 april 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college) geweigerd om de door [vergunninghoudster] gevraagde bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een kleiwarenhandelsruimte met dienstwoning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 27 augustus 2002 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde] is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang met artikel 7:1, eerste lid en artikel 6:4, eerste lid, van deze wet, kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en vervolgens beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Bij een besluit om een bouwvergunning te weigeren is slechts het belang van de aanvrager rechtstreeks betrokken. Vast staat dat de bouwvergunning door [vergunninghoudster] is aangevraagd en dat het college heeft geweigerd deze bouwvergunning te verlenen. Nu appellant, die overigens geen vennoot is van de vennootschap, niet de aanvrager is van de bouwvergunning kan hij om die reden niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat hij geen bezwaar kon maken. Het college had gelet hierop appellant in zijn bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.3. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling de beslissing op bezwaar vernietigen en, zelf voorziend, het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 3 april 2003, AWB 02/1825 WW44 I;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen van 27 augustus 2002;
III. verklaart het bezwaar van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen van 22 januari 2002 niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat de gemeente Sittard-Geleen aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 284,00 (€ 109,00 + € 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2003
71-398.