Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8387

Datum uitspraak2003-11-11
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306783/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 8 januari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergh (hierna: het college) verzoeker op straffe van bestuursdwang gelast om binnen drie maanden het strijdige gebruik van het agrarische perceel, kadastraal bekend gemeente Bergh, sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie] (hierna: het perceel) beëindigd te (doen) hebben, feitelijk inhoudende dat de door verzoeker aangelegde siertuin met opstallen ter plaatse dient te zijn verwijderd en de geldende agrarische bestemming dient te zijn hersteld.


Uitspraak

200306783/2. Datum uitspraak: 11 november 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen van 25 september 2003 in het geding tussen: verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Bergh. 1. Procesverloop Bij besluit van 8 januari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergh (hierna: het college) verzoeker op straffe van bestuursdwang gelast om binnen drie maanden het strijdige gebruik van het agrarische perceel, kadastraal bekend gemeente Bergh, sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie] (hierna: het perceel) beëindigd te (doen) hebben, feitelijk inhoudende dat de door verzoeker aangelegde siertuin met opstallen ter plaatse dient te zijn verwijderd en de geldende agrarische bestemming dient te zijn hersteld. Bij besluit van 18 juni 2003 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, doch de begunstigingstermijn gesteld op vier weken na verzending van dat besluit. Bij uitspraak van 25 september 2003, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voorzover het de formulering van de last betreft, de last geherformuleerd op de in de uitspraak vermelde wijze en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 18 juni 2003. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 oktober 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. L. Hartogs, advocaat te Doetinchem, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Peters, H.A.A.M. Janssens en J.W.M. Theunissen, allen ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [partij] gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en de aanschrijving, zij het onder herformulering van de aan verzoeker opgelegde last, in stand heeft gelaten. 2.2. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, valt geen aanleiding te vinden om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat geconcludeerd zal worden dat verzoeker geen last mocht worden opgelegd, als daarbij is gebeurd. 2.3. Onder deze omstandigheden bestaat, gelet op de betrokken belangen, aanleiding het verzoek af te wijzen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Molenaar Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2003 369.