Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8412

Datum uitspraak2003-11-12
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers84290 / HA ZA 03-544
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bevoegdheid en EEX-verordening.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Vonnis : 12 november 2003 Zaaknummer : 84290 / HA ZA 03-544 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar buitenlands recht SESINCO FOODS LIMITED, gevestigd te Londen (Groot-Brittannië), oorspronkelijk gedaagde, thans opposante, eiseres in het incident in oppositie, eiseres in reconventie, procureur mr. H.C. Ingelse; tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SCHUIVENS BEHEER B.V., handelend onder de naam SB International, gevestigd te Doenrade (gemeente Schinnen), oorspronkelijk eiseres, thans geopposeerde, verweerster in het incident in oppositie, verweerster in reconventie, procureur mr. W.C.G.J. Sterk. 1. Het verloop van de procedure Partijen zullen hierna worden aangeduid als "Sesinco" respectievelijk "SB International." Sesinco is bij exploot van 26 mei 2003 in verzet gekomen tegen het door deze rechtbank gewezen verstekvonnis van 7 mei 2003 met zaaknummer 79238 / HA ZA 02-1055, en heeft SB International gedagvaard voor deze rechtbank. Bij die gelegenheid heeft Sesinco een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen en tevens geconcludeerd voor eis in reconventie. Op de eerstdienende dag heeft Sesinco een akte houdende producties genomen. Daarop heeft SB International geantwoord in het incident, zulks onder overlegging van producties. Nadat Sesinco nog een akte, te weten een akte houdende uitlating producties, had genomen, is de zaak ambtshalve naar de rol verwezen voor vonnis in het incident. De uitspraak van het vonnis in het incident nader is bepaald op heden. 2. Het verloop van de procedure in het oorspronkelijk geding 2.1 Ten eerste heeft SB International bij inleidende dagvaarding kort gezegd het volgende aangevoerd. SB International en Sesinco hebben een overeenkomst gesloten voor de verkoop en levering door Sesinco aan SB International van een partij sokken van de merken "Nike" en "Puma". SB International heeft bedoelde partij sokken op 26 februari 2002 per e-mail besteld bij Sesinco, zulks onder ordernummer HTH 532002, en die bestelling op 15 april 2002 per telefax bevestigd. De verzenddatum, die volgens SB International nagenoeg gelijk is aan de leveringsdatum, is uiteindelijk bepaald op 24 mei 2002. Sesinco heeft de bestelde goederen echter niet aan SB International geleverd. Zulks levert, aldus SB International, een wezenlijke tekortkoming op in de zin van artikel 25 van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (hierna: Weens Koopverdrag). Door de tekortkoming van Sesinco heeft SB International naar haar zeggen schade geleden, zulks voor een bedrag van € 15.000,00 exclusief rente en kosten, zodat SB International, rekening houdend met bijkomende rente en kosten, ten laste van Sesinco beslag heeft gelegd voor een bedrag van € 18.000,00 onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kruidvat Retail B.V. (hierna: Kruidvat). Dit beslag kleefde voor een bedrag van € 166.037,00, omdat Sesinco de goederen direct aan Kruidvat had geleverd die SB International aan Kruidvat zou leveren. In overleg hebben SB International en Sesinco bepaald dat genoemd bedrag van € 18.000,00 in depot blijft bij de raadsman van SB International en dat Kruidvat het restant van het door het beslag getroffen bedrag van € 166.037,00 aan Sesinco zou uitbetalen. Kruidvat heeft conform afspraak met Sesinco aan de raadsman van SB International een bedrag van € 18.000,00 in depot gegeven, en de rest aan Sesinco uitbetaald. 2.2 Voorts heeft SB International gesteld dat Kruidvat bij SB International een grote partij sokken van het merk Nike heeft besteld bij SB International onder ordernummer 12826. Die bestelling heeft Kruidvat op 3 mei 2002 geannuleerd. De reden van deze annulering was, aldus SB International, gelegen in het feit dat SB International de eerste levertermijn had overschreden, namelijk 1 mei 2002. Deze termijn was echter niet fataal, zodat de annulering door Kruidvat eveneens een wezenlijke tekortkoming oplevert in de nakoming van de uit de overeenkomst tussen SB International en Kruidvat voortvloeiende verplichtingen. Daarnaast moet de annulering door Kruidvat als een onrechtmatige daad jegens SB International worden aangemerkt, daar Kruidvat een inbreuk heeft gemaakt op de rechten van SB International door order 12826 te annuleren met de enkele bedoeling om SB International uit te schakelen en op die manier direct zaken te kunnen doen met Sesinco. Een en ander maakt Kruidvat schadeplichtig jegens SB International. In een parallelle procedure heeft SB International Kruidvat dan ook aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 40.000,00. 2.3 Ook Sesinco handelt volgens SB International onrechtmatig jegens haar door gebruik te maken van de niet-nakoming door Kruidvat en de betreffende goederen onmiddellijk na 3 mei 2002 rechtstreeks aan Kruidvat te leveren voor een bedrag van € 166.037,00. Voor het geval Kruidvat niet wordt veroordeeld voormelde schade van € 40.000,00 volledig aan SB International te vergoeden, doch slechts voor een deel daarvan, houdt SB International Sesinco op grond van dit onrechtmatig handelen aansprakelijk voor dat deel van de schade dat niet voor rekening van Kruidvat komt in bedoelde parallelle procedure. Voor dat geval wordt bedoelde vordering voorwaardelijk ingediend. 2.4 Op grond van het vorenstaande heeft SB International gevorderd dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, 1. de koopovereenkomst tussen SB International en Sesinco inzake order HTH 532002 d.d. 15 april 2002 ter zake van de sokken van de merken Nike en Puma zal ontbinden; 2. Sesinco zal veroordelen om aan SB International te betalen ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert de dag van beslaglegging dan wel de dag van de dagvaarding en de kosten van het beslag; 3. Sesinco zal veroordelen om aan SB International te vergoeden dat deel van de schade van SB International dat in de parallelle procedure niet voor rekening van Kruidvat komt, zulks op voorwaarde dat Kruidvat niet veroordeeld wordt de (volledige) schade van € 40.000,00 aan SB International te vergoeden die SB International lijdt doordat Kruidvat onder de overeenkomst voor bestelling 12826 wanprestatie heeft gepleegd respectievelijk onrechtmatig jegens SB International heeft gehandeld door in samenspanning met Sesinco ervoor te zorgen dat SB International als tussenpartij werd uitgeschakeld; 4. Sesinco zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van het door SB International gelegde beslag. 2.3 Bij voornoemd verstekvonnis, waartegen verzet door Sesinco, heeft de rechtbank het sub 1 en 2 gevorderde toegewezen en het sub 3 gevorderde afgewezen, waarbij Sesinco met uitzondering van de gevorderde beslagkosten en (deels) de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is veroordeeld in de kosten van die procedure. 3. Het geschil in de verzetprocedure In oppostie en in reconventie 3.1 Bij verzetdagvaarding heeft Sesinco zich tegen deze veroordeling verzet. Daartoe heeft Sesinco, nadat zij eerst de exceptie van nietigheid had opgeworpen met de stelling dat zij kort gezegd als gedaagde onjuist is aangeduid en de dagvaarding derhalve nietig is, aangevoerd dat tussen haar en SB International geen overeenkomst tot stand gekomen is, zodat zij niet gehouden was de betreffende goederen aan SB International te leveren. Voorts heeft Sesinco gesteld dat zij het bestaan van een overeenkomst tussen Kruidvat en SB International, welke door eerstgenoemde niet gestand zou zijn gedaan, bij gebrek aan wetenschap betwist. Een en ander brengt met zich dat, aldus Sesinco, zij zich noch schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie noch aan een onrechtmatige daad jegens SB International. 3.2 SB International heeft in juli 2002 beslag gelegd ten laste van Sesinco Foods Ltd. te New York onder Kruidvat. Daarmee heeft SB International verhinderd dat een aan Sesinco toekomende vordering op Kruidvat ten bedrage van € 166.037,00 aan Sesinco werd uitbetaald. Naar aanleiding hiervan hebben partijen zoals gezegd afgesproken dat Kruidvat aan de raadsman van SB International een bedrag van € 18.000,00 in depot zou geven en de rest aan Sesinco zou uitbetalen. Ook is afgesproken dat, indien SB International niet vóór 30 september 2002 een juridische procedure tegen Sesinco "rechtshängig" zou hebben gemaakt betreffende de veronderstelde vorderingen, voormeld bedrag van € 18.000,00 van de rekening van de raadsman van SB International op de derdenrekening van de (Duitse) raadsman van Sesinco zou worden terugbetaald. Nu de dagvaarding is gedateerd op 30 september 2002 en de zaak derhalve naar Duits en naar Nederlands procesrecht niet vóór die datum aanhangig was, dient (de raadsman van) SB International voormeld bedrag van € 18.000,00 volgens de tussen partijen gemaakte afspraken uit te betalen. SB International heeft ook niet voor spoedige "Rechtshängigkeit" zorggedragen. 3.3 Op grond van het voorgaande heeft Sesinco gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opposante zal verklaren tot goed opposante en haar zal ontheffen van de veroordeling zoals tegen haar uitgesproken bij het door deze rechtbank op 7 mei 2003 gewezen verstekvonnis onder zaaknummer 79238 / HA ZA 02-1055, en in oppositie primair de dagvaarding nietig zal verklaren, subsdiair SB International niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar vordering af zal wijzen als zijnde ongegrond dan wel rechtens niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt; in reconventie SB International zal veroordelen tot (het gelasten van) betaling tegen bewijs van kwijting van een bedrag van € 18.000,00, welk bedrag zich thans bevindt op de derdenrekening van de raadsman van SB International, te vermeerderen met de wettelijke rente, primair vanaf 30 september 2002 - op 23 mei 2003 belopende € 814,68 - subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, te verrichten op de derdenrekening (Commerzbank-Hamburg KTO-Nr. 8243958 (BLZ 200 400 00) dan wel Postbank Hamburg KTO-Nr. 9960209 (BLZ 200 100 20)) van de raadsman van Sesinco, met bepaling dat het te wijzen vonnis, bij gebreke van medewerking door SB International binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot het voren-genoemde hiervoor in de plaats treedt, kosten rechtens. In het incident in oppositie 3.4 Bij exceptie van onbevoegdheid heeft Sesinco gesteld dat de rechtbank te Maastricht (de rechtbank begrijpt: de Nederlandse rechter) geen bevoegdheid toekomt om kennis te nemen van het tussen partijen gerezen geschil. 3.5 Daartoe heeft Sesinco ten eerste aangevoerd dat artikel 6 aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen toepassing vindt. Zoals reeds gezegd in verband met de opgeworpen exceptie van nietigheid heeft Sesinco gesteld dat zij als gedaagde onjuist is aangeduid. Sesinco is niet gevestigd in New York (Verenigde Staten van Amerika) maar in Londen (Groot-Brittannië). Uit artikel 5 aanhef en lid 1 sub b van de - mitsdien toepasselijke - Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) volgt volgens Sesinco dat de plaats waar Sesinco haar veronderstelde verplichting tot levering had moeten vervullen, bepalend is voor de bevoegdheid van een gerecht. Bij koop op afstand is dat in beginsel de plaats vanuit welke Sesinco de goederen had moeten leveren. Die plaats is gelegen in Duitsland, nu Sesinco in reactie op het faxschrijven van SB International van 15 april 2002 (zie rechtsoverweging 2.1) heeft aangegeven dat - omwille van het verkrijgen van toestemming van haar bank voor de transactie - de "goods can be collected from our warehouses in Mannheim Germany." 3.6 Voorts heeft Sesinco aangevoerd dat het bepaalde in artikel 6 aanhef en onder d Rv en artikel 5 aanhef en onder 3 van de EEX-Verordening aan de door SB International ingediende vordering uit onrechtmatige daad in de weg staat, nu niet eens summierlijk vaststaat dat een onrechtmatige daad is gepleegd. Nu bovendien evenmin vaststaat door wie die beweerdelijke onrechtmatige daad zou zijn gepleegd - door Kruidvat of door Sesinco - stelt Sesinco zich subsidiair op het standpunt dat, zo er al sprake zou zijn van een onrechtmatige daad, zij niet als "veroorzaker" kan worden aangemerkt. 3.7 SB International heeft tegen de door Sesinco opgeworpen exceptie van onbevoegdheid gemotiveerd verweer gevoerd, waartoe wordt verwezen naar het "antwoord in het incident van onbevoegdheid in oppositie." 4. Beoordeling van het geschil in de verzetprocedure In oppositie, in reconventie en in het incident in oppositie 4.1 Sesinco is tijdig in verzet gekomen tegen de in voormeld verstekvonnis van 7 mei 2002 neergelegde veroordeling. In het incident in oppositie 4.2 Aan de beoordeling van de bevoegdheid om van de oorspronkelijke vordering op grond van onrechtmatige daad kennis te nemen komt de rechtbank niet toe. Ingevolge het bepaalde in artikel 143 Rv kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld in verzet gaan. Nu bedoelde vordering is bij meergenoemd verstekvonnis is afgewezen, is zij in de onderhavige verzetprocedure noch in het onderhavige (in die verzetprocedure opgeworpen) incident aan de orde. 4.3 Ten aanzien van de op de beweerdelijke wanprestatie van Sesinco gegronde vordering van SB International merkt de rechtbank vooraf op dat de stelling van Sesinco dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen (zie onder III van de verzetdagvaarding en onder 2 van de akte houdende uitlating producties) de bevoegdheid van de rechter ex artikel 5 aanhef en onder 1 van de in deze toepasselijke EEX-Verordening niet aantast. Daartoe verwijst de rechtbank naar NJ 1983/508. 4.4 Alvorens de vraag te beantwoorden of tussen partijen een koopovereenkomst met betrekking tot meergenoemde partij sokken tot stand gekomen is, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de voor de toepassing van de EEX-Verordening relevante plaats van levering en de plaats van bestemming van de betreffende partij sokken. De plaats van bestemming is de plaats waar de sokken uiteindelijk aankomen en worden afgeladen. 4.5 Bij inleidende dagvaarding heeft SB International zoals gezegd gesteld dat zij de litigieuze partij sokken op 26 februari 2002 per e-mail bij Sesinco heeft besteld, zulks onder ordernummer HTH 532002. Uit de door partijen overgelegde producties met een datum na 26 februari 2002 leidt de rechtbank af dat deze bestelling niet op of omstreeks 26 februari 2002 door Sesinco is geaccepteerd. Bedoelde bestelling heeft SB International op 15 april 2002 per telefax bevestigd. In antwoord op deze bestelling heeft Sesinco op 15 april 2002 onder andere te kennen gegeven dat "(…) the only way we can complete this transaction is that we will present documents for payment thru our bankers HSBC London, to your bank. On acceptance of these documents - at sight - goods can be collected from our warehouses in Mannheim Germany. (…)." Dit antwoord kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders begrepen worden dan dat (1) Sesinco zich bereid heeft verklaard de door SB International bestelde sokken te verkopen en te leveren (tegen een door SB International te betalen prijs), (2) Sesinco aan die overeenkomst de (opschortende) voorwaarde heeft verbonden dat de bank van SB International bedoelde "documents of payment" aanvaardt, en (3) Sesinco (als een door SB International te aanvaarden tegenbod) heeft bedongen dat, indien de bank de "documents" heeft aanvaard, de bestelde sokken kunnen worden afgehaald in Mannheim in Duitsland. Met bedoeld tegenbod heeft Sesinco naar het oordeel van de rechtbank tevens te kennen gegeven dat zij niet akkoord was met Gronsveld in Nederland als plaats van bestemming. 4.6 Uit de ná 15 april 2002 tussen partijen gevoerde correspondentie kan noch een expliciete noch een stilzwijgende aanvaarding door SB International van de door Sesinco voorgestelde plaats van bestemming, te weten Mannheim in Duitsland, worden afgeleid. Het faxschrijven van SB International van 18 april 2002 geeft eerder blijk van het tegendeel. Immers, in dat faxschrijven geeft SB International onder het kopje "Deleverydates" uitdrukkelijk - te weten met vetgedrukte kapitalen - aan dat de bestemming van de door haar bestelde partij sokken Gronsveld in Nederland is: "First shipment IN OUR Warehouse Holland LATEST 24 April" en "Second shipment IN OUR Warehouse Holland LATEST 9 May" waarbij ten aanzien van beide ladingen nog wordt aangegeven: "Price Euro 5,30 CIF Warehouse [C. ] Logistics, Gronsveld, Holland." 4.7 Gelet op een en ander hebben partijen geen wilsovereenstemming bereikt over de plaats van bestemming van de door SB International bij Sesinco bestelde sokken. 4.8 Anders dan over de plaats van bestemming van de betreffende partij sokken hebben partijen naar het oordeel van de rechtbank wel wilsovereenstemming bereikt over de plaats van levering. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Bij faxschrijven van 16 april 2002 heeft SB International aan Sesinco geschreven dat: "(…) your prices are CIF in our Warehouse Holland." (onderstreping: de rechtbank) en, zoals gezegd in rechtsoverweging 4.6, bij faxschrijven van 18 april 2002 dat "Price Euro 5,30 CIF Warehouse [C. ] Logistics, Gronsveld, Holland." (onderstreping: de rechtbank) Met het hanteren van de - overigens volstrekt niet in het tussen partijen gevoerde debat betrokken - term "CIF" ("Cost, Insurance, Freight") zijn partijen er kennelijk niet alleen van uit gegaan dat Sesinco als verkoper voor het vervoer en de kosten van de betreffende partij sokken diende te zorgen, maar hebben zij tevens wilsovereenstemming over de plaats van levering bereikt. Immers, CIF-koop impliceert dat aflevering plaats vindt op het moment van inlading, te weten het moment waarop de goederen - in casu de door SB International bestelde partij sokken - de reling van het schip zijn gepasseerd en niet, zoals bij "DES" ("Delivery Ex Ship")-koop en franco-koop, op het moment van aflading respectievelijk van aankomst op de plaats van bestemming. In dit licht treft de stelling van Sesinco dan ook doel dat de plaats van levering niet altijd de plaats van de eindbestemming van goederen is, "maar bij zogenaamde Versendungskauf (koop op afstand) in beginsel de plaats vanuit welke Sesinco de goederen had moeten leveren" (eerste alinea van pagina 4 van de verzetdagvaarding). Nu Gronsveld in Nederland in ieder geval niet als de plaats van levering kan worden aangemerkt - de partij sokken is immers niet in Gronsveld ingeladen - is de Nederlandse rechter c.q. de rechtbank Maastricht ingevolge het bepaalde in artikel 5 aanhef en onder 1 EEX-Verordening niet bevoegd om van de vordering - voor zover zij is gegrond op wanprestatie van Sesinco jegens SB International - kennis te nemen. 4.9 Al het voorgaande brengt met zich dat de exceptie van onbevoegdheid door Sesinco terecht is opgeworpen, zodat SB International zal worden veroordeeld in de kosten van het incident. In oppositie 4.10 Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vordering van SB International kennis te nemen, voor zover zij is gebaseerd op een beweerdelijke wanprestatie van Sesinco. 4.11 Gelet hierop zal de rechtbank Sesinco ontheffen van de veroordelingen die zijn voortgevloeid uit de vordering op grond van wanprestatie, te weten de ontbinding van de koopovereenkomst en de veroordeling tot schadevergoeding van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Gelet op het bepaalde in artikel 141 Rv zullen de kosten van de verstekprocedure alsmede die van de verzetdagvaarding voor rekening blijven van Sesinco. 4.12 Een en ander brengt met zich dat SB International als in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in oppositie. In reconventie 4.13 De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van SB International en voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een eventueel te gelasten comparitie na antwoord. 4.14 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 5. Uitspraak De rechtbank: In het incident in oppositie wijst de vordering toe; veroordeelt SB International in de kosten van het incident, aan de zijde van Sesinco gerezen en tot op heden begroot op € 390,00 voor salaris procureur. In oppositie verklaart het door Sesinco gedane verzet tegen het verstekvonnis van 7 mei 2003 met zaaknummer 79238 / HA ZA 02-1055 gegrond; verklaart zich onbevoegd om van de oorspronkelijke vordering kennis te nemen, voor zover deze is gegrond op een beweerdelijke wanprestatie van Sesinco jegens SB International; ontheft Sesinco van de tegen haar in dat verstekvonnis uitgesproken veroordeling met betrekking tot: - de ontbinding van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst inzake order HTH 532002 van 15 april 2002 ter zake van de partij sokken van de merken Nike en Puma; - de veroordeling van Sesinco tot betaling aan SB International van een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt SB International in de kosten van de procedure in oppositie, aan de zijde van Sesinco gerezen en tot aan deze uitspraak begroot op € 285,00 aan vast recht en € 390,00 voor salaris procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad met betrekking tot de hiervoor bedoelde ontheffingen en de proceskostenveroordeling; In reconventie verwijst de zaak naar de rol van 17 december 2003 voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van SB International en voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een eventueel te gelasten comparitie na antwoord; houdt iedere verdere beslissing aan; Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sijmonsma, vice-president, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. ThP