Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8463

Datum uitspraak2003-11-19
Datum gepubliceerd2003-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/015163-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector strafrecht meervoudige kamer Datum uitspraak: 19 november 2003. Tegenspraak ------------------------------------------------ Datum inverzekeringstelling: 13 juni 2003. Datum voorlopige hechtenis: 16 juni 2003. Schorsing voorlopige hechtenis: 25 juni 2003. ------------------------------------------------ V O N N I S van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen: Verdachte, ter terechtzitting verschenen. Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. C.J. de Wit, advocaat te Vlissingen. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2003. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1., 2. en 3. primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt. Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat: 1. zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 23 mei 2003, te Sint Philipsland, gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (een) vuurwapen(s) van categorie III en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, immers: - op of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 4 februari 2003 een (1) revolver, merk A. Uberti & C. Gardone, kal. .357 magnum, en honderd (100) patronen, kal. .357 magnum, en/of - op of omstreeks 21 maart 2003 twee (2) pistolen, merk Walther, type PPK, kal. 7,65 mm, en/of een (1) pistool, merk FN Browning, kal. 9 mm, en/of vijftien (15) patronen, kal. 7,65 mm en/of tien (10) patronen, kal. 9 mm, en/of - op of omstreeks 5 mei 2003 vijf (5) pistolen, merk Walther, type PPK, kal. 7,65 mm, en/of een (1) pistool, merk Walther, type P38, en/of een (1) pistool, merk MAB, kal. 7,65 mm, en/of vijftig (50) patronen, merk Sellier/Bellot, kal. 7,65 mm, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN), en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN), kal. 7,65 mm, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN), kal. 9 mm/19, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN) 80, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk Hirtenberg, kal. .32/7,65 mm, en/of - op of omstreeks 23 mei 2003 een (1) pistool, merk FN Browning, model 1910, kal. 7,65 mm, en/of twee (2) pistolen, merk FN Browning, model 1922, en/of vijfentwintig (25) patronen, kal. 6,75 mm, zes (6) patronen, kal. 9 mm, en/of vijftig (50) patronen, kal. 7,65 mm; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 26 lid 1 Wet wapens en munitie 2. zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 13 juni 2003, te Sint Philipsland, gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. Medeverdachte op of omstreeks 13 juni 2003, te Sint Philipsland, gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1009,10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 11 juni 2003 tot en met 13 juni 2003, in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door telefonische informatie van die medeverdachte met betrekking tot de verkoop en/of de aflevering en/of de verstrekking en/of het vervoer en/of het aanwezig hebben van die cocaïne, bestemd voor medeverdachte, aan te nemen en/of aan die medeverdachte door te geven; art 2 lid 1 onder B en C Opiumwet art 48 Wetboek van Strafrecht zij op of omstreeks 13 juni 2003, in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, 30.000 Euro, althans 27.500 Euro, in elk geval een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat zij op of omstreeks 13 juni 2003, in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, 30.000 Euro, althans 27.500 Euro, in elk geval een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. met betrekking tot de gedachtestreepjes 2, 3 en 4 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. met betrekking tot het eerste gedachtestreepje, 2. en 3. primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat: 1. zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 23 mei 2003, te Sint Philipsland, gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (een) vuurwapen(s) van categorie III en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, immers: - op of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 4 februari 2003 een (1) revolver, merk A. Uberti & C. Gardone, kal. .357 magnum, en honderd (100) patronen, kal. .357 magnum, en/of - op of omstreeks 21 maart 2003 twee (2) pistolen, merk Walther, type PPK, kal. 7,65 mm, en/of een (1) pistool, merk FN Browning, kal. 9 mm, en/of vijftien (15) patronen, kal. 7,65 mm en/of tien (10) patronen, kal. 9 mm, en/of - op of omstreeks 5 mei 2003 vijf (5) pistolen, merk Walther, type PPK, kal. 7,65 mm, en/of een (1) pistool, merk Walther, type P38, en/of een (1) pistool, merk MAB, kal. 7,65 mm, en/of vijftig (50) patronen, merk Sellier/Bellot, kal. 7,65 mm, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN), en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN), kal. 7,65 mm, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN), kal. 9 mm/19, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk FN B (FN) 80, en/of vijfentwintig (25) patronen, merk Hirtenberg, kal. .32/7,65 mm, en/of - op of omstreeks 23 mei 2003 een (1) pistool, merk FN Browning, model 1910, kal. 7,65 mm, en/of twee (2) pistolen, merk FN Browning, model 1922, en/of vijfentwintig (25) patronen, kal. 6,75 mm, zes (6) patronen, kal. 9 mm, en/of vijftig (50) patronen, kal. 7,65 mm; 2. zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 13 juni 2003, te Sint Philipsland, gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. primair Medeverdachte op of omstreeks 13 juni 2003, te Sint Philipsland, gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1009,10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 11 juni 2003 tot en met 13 juni 2003, in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door telefonische informatie van die medeverdachte met betrekking tot de verkoop en/of de aflevering en/of de verstrekking en/of het vervoer en/of het aanwezig hebben van die cocaïne, bestemd voor medeverdachte, aan te nemen en/of aan die medeverdachte door te geven. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. 1. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. 2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 3. primair Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende: - de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, zoals bewezen verklaard, is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens en munitie worden gebruikt voor allerlei criminele activiteiten. Bovendien verdwijnen deze wapens en munitie in het zwarte circuit, waardoor controle van overheidswege volstrekt onmogelijk wordt. De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van ruim 5 maanden schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne. Verder heeft verdachte in de laatste dagen van voormelde periode meegewerkt aan de levering van een kilo cocaïne door telefonische informatie met betrekking tot deze levering door te geven, mede waardoor de levering ook daadwerkelijk tot stand is gekomen. De verdachte heeft door haar handelingen, waarvan aannemelijk is geworden dat die zijn verricht uit louter winstbejag, bijgedragen aan de handel in en het gebruik van cocaïne. Het gebruik van deze drug is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar vormt ook een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vanwege de verslaafdencriminaliteit die het met zich mee brengt. De handel in harddrugs is uiterst lucratief waarbij de deelnemers aan de handel zich in het algemeen uitsluitend laten leiden door eigen winstbejag zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke schade die wordt veroorzaakt. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 24 juni 2003; - het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 23 juni 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg; - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 31 oktober 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg. De raadsman heeft als verzachtende omstandigheden aangevoerd dat verdachte, als echtgenote, weinig keus had en dat verdachte in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van haar man verkeerde. De verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat zij is meegezogen in de handel en wandel van haar man. Vast staat echter naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte aanwezig is geweest bij de demonstratie van een wapen in haar woning en dat zij actief heeft meegewerkt aan de overige bewezenverklaarde feiten, door de leveranciers van de cocaïne en gebruikers van de cocaïne in huis toe te laten, telefonisch inlichtingen te verschaffen aan potentiële kopers van cocaïne en aan deze kopers ook daadwerkelijk cocaïne te verkopen en af te leveren. De rechtbank acht niet aannemelijk dat zij daarbij zodanig onder invloed van haar man stond, dat zij niet in staat was om zich, op zijn minst, aan de strafbare handelingen te onttrekken. De rechtbank rekent haar dit aan. De rechtbank houdt, in het voordeel van de verdachte, rekening met het feit dat haar actieve rol bescheiden is geweest. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gedeeltelijke onvoorwaardelijke gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde met betrekking tot de gedachtestreepjes 2 tot en met 4 heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij. Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1. met betrekking tot het gedachtestreepje 1, 2. en 3. primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan. Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden. Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit vonnis is gewezen door: mr. naam, voorzitter, mrs. namen, rechters, in tegenwoordigheid van naam als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2003. Mr. naam is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.