Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8609

Datum uitspraak2003-11-20
Datum gepubliceerd2003-11-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers394/2003 FV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gedaagde is bij de verkoop van zijn slijterij overeengekomen in en om de vestigingsplaats geen slijterij te zullen beginnen. Gedurende een jaar heeft hij via Internet dranken verkocht. Twee jaar na de verkoop opent zijn zoon een slijterij in nabije omgeving van de voormalige slijterij van gedaagde. Eiseressen vorderen sluiting van de slijterij en een verbod tegen gedaagden om in en om Schagen betrokken te zijn bij een slijterij, waaronder begrepen de verkoop via Internet.


Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR KG nummer: 394/2003 FV Uitspraak: 20 november 2003 De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DISTILLEERDERIJ M. DIRKZWAGER B.V., gevestigd te Schiedam, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALLIANCE VINICOLE B.V., gevestigd te Schagen, EISERESSEN IN KORT GEDING, procureur mr. J.Y. Kuit, advocaat mr. E.M. van Zelm te De Bilt, tegen: 1. [gedaagde 1], wonende te Schagen, 2. [gedaagde 2], kantoorhoudende te Schagen, GEDAAGDEN IN KORT GEDING, procureur mr. M.M. Kroone. Eiseres sub 1 wordt hierna ook afzonderlijk genoemd Dirkzwager. Gedaagden worden hierna ook ieder afzonderlijk genoemd [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter terechtzitting van 10 november 2003 hebben eiseressen gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens hebben eiseressen de vordering verminderd. Gedaagden hebben de vordering zoals verminderd bestreden. Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eiseressen de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd. De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK 1. De uitgangspunten 1.1. Op 30 augustus 2000 heeft [gedaagde 1] zijn slijterij te Schagen, genaamd Cave du Vin Schagen, voor een bedrag van f. 992.500 verkocht aan Dirkzwager. In de koopovereenkomst is het navolgende non-concurrentiebeding opgenomen: "2. De heer [gedaagde 1] begint geen slijterij in en om Schagen." 1.2. Gedurende de periode van ongeveer 1 jaar heeft [gedaagde 1] na de verkoop van de slijterij via de website www.ventedirect.nl wijn en andere dranken verkocht. 1.3. [Gedaagde 2] is een zoon van [gedaagde 1]. Op 2 oktober 2003 heeft [gedaagde 2] een slijterij in Schagen geopend, genaamd [bedrijfsnaam]. Deze slijterij bevindt zich in de nabije omgeving van Cave du Vin. 1.4. Bij schrijven van 3 oktober 2003 hebben eiseressen gedaagden gesommeerd het [bedrijfsnaam] te sluiten en hebben zij hen aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. 2. De vordering en de standpunten van partijen 2.1. Eiseressen vorderen thans, zoals verminderd en zakelijk weergegeven, (1) sluiting van de slijterij [bedrijfsnaam], (2) een verbod tegen gedaagden om in en om Schagen betrokken te zijn bij een slijterij, waaronder begrepen de verkoop aan particulieren via Internet, (3) een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,- euro per dag met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van 450.000,- euro, (4) een voorschot op een schadevergoeding ten bedrage van 10.000,- euro en (5) veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure. 2.2. Eiseressen stellen zich op het standpunt dat [gedaagde 1] zich dient te houden aan het non-concurrentiebeding en dat hij dan ook elke verwevenheid met een slijterij in Schagen moet vermijden. In dit kader stellen eiseressen dat [gedaagde 1] volledig betrokken is bij [bedrijfsnaam], nu hij [gedaagde 2] immers zowel financieel als commercieel steunt, waardoor het onaannemelijk is dat de slijterij uitsluitend van [gedaagde 2] is. Voorts betogen eiseressen dat [gedaagde 2] gebruik maakt van de naamsbekendheid van zijn vader en daarmee het [bedrijfsnaam] profileert als een voortzetting van de slijterij van zijn vader. Op deze wijze maakt [gedaagde 2] bewust misbruik van het feit dat [gedaagde 1] zich niet aan het non-concurrentiebeding houdt, hetgeen direct nadeel oplevert voor Dirkzwager, aldus eiseressen. 2.3. Gedaagden betwisten dat [gedaagde 1] betrokken is bij de eenmanszaak van [gedaagde 2]. Gedaagden betogen daarnaast dat [gedaagde 2] niet aan het concurrentiebeding gebonden is nu deze een persoonlijk karakter heeft en derhalve uitsluitend [gedaagde 1] kan binden. 2.4. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan. 3. De gronden van de beslissing 3.1. Kern van het geschil is de vraag of [gedaagde 1] het non-concurrentiebeding uit 2000 heeft geschonden en of [gedaagde 2] van die schending misbruik heeft gemaakt. Ten aanzien van [gedaagde 1] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Vooropgesteld wordt dat het onderhavige non-concurrentiebeding uiterst summier is. Uit het concurrentiebeding valt immers slechts af te leiden dat [gedaagde 1] geen slijterij in en om Schagen mag beginnen. Over enige betrokkenheid van [gedaagde 1] bij een slijterij wordt niet gerept en eiseressen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het de bedoeling van partijen is geweest om het concurrentiebeding uit te breiden in die zin dat ook betrokkenheid bij een slijterij daaronder moet worden begrepen. Derhalve kan op voorhand niet worden geoordeeld dat [gedaagde 1] het concurrentiebeding heeft overtreden. 3.2. Daar komt bij dat, indien al geoordeeld zou moeten wordend dat het concurrentiebeding een ruimere werking heeft dan thans geformuleerd is, vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde 1] op zodanige wijze bij de slijterij van [gedaagde 2] betrokken is, dat van een wezenlijke overtreding van het concurrentiebeding die aangemerkt kan worden als wanprestatie van [gedaagde 1] tegenover eiseressen sprake is. Immers, de slijterij is in de Kamer van Koophandel geregistreerd op naam van [gedaagde 2], de huurovereenkomst staat op naam van [gedaagde 2] en hij is degene die financiering voor de slijterij heeft aangevraagd. Eiseressen hebben weliswaar gesteld dat [gedaagde 1] in overwegende mate bij de slijterij van [gedaagde 2] betrokken is, doch zij hebben nagelaten dit standpunt op enigerlei wijze voldoende concreet te onderbouwen. Eiseressen hebben wel aangevoerd dat [gedaagde 2] niet over de benodigde papieren beschikt, maar dit hebben gedaagden voldoende gemotiveerd weersproken. 3.3. De verminderde vorderingen van eiseressen jegens [gedaagde 1] dienen op grond van het vorenstaande te worden afgewezen. 3.4. De vorderingen van eiseressen jegens [gedaagde 2] treffen het zelfde lot. Daartoe wordt het volgende overwogen. Nu de voorzieningenrechter tot het oordeel is gekomen dat [gedaagde 1] geen wanprestatie pleegt, kan ook niet geoordeeld worden dat [gedaagde 2] misbruik maakt van de wanprestatie van [gedaagde 1]. Voorts wordt daarbij nog overwogen dat [gedaagde 2] de slijterij eerst drie jaar na verkoop van Cave du Vin is begonnen en de vermeende naamsbekendheid van [gedaagde 1] derhalve in kracht is afgenomen. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat wellicht geoordeeld zou kunnen worden dat [gedaagde 2] los van het bestaan van het concurrentiebeding onrechtmatig jegens eiseressen heeft gehandeld, echter daartoe hebben eiseressen onvoldoende gesteld. 3.5. Eiseressen dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure. DE BESLISSING De voorzieningenrechter: - weigert de gevorderde voorziening; - veroordeelt eiseressen in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op 205,- euro aan verschotten en op 704,- euro aan salaris van de procureur; - verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Gewezen door mr. A.L. Croes, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2003 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.