Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8648

Datum uitspraak2003-06-18
Datum gepubliceerd2003-11-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers02 / 1387 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij bepaling gedifferentieerde premiepercentage mogen toegekende voorschotten niet worden betrokken. Aan werkneemster is bij wege van voorschot een uitkering ingevolge de WAO toegekend. Volgens de rechtbank kan een voorschot niet worden gelijkgesteld met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Om die reden kan een voorschot niet worden betrokken bij de bepaling van het gedifferentieerde premiepercentage.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: 02 / 1387 WAO UITSPRAAK in het geding tussen: [Bedrijf], gevestigd te [plaats], eiseres, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, rechtsopvolger van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (te dezen voorheen vertegenwoordigd door Cadans Uitvoeringsinstelling B.V.), verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 28 augustus 2002. 2. Feiten Mevrouw [naam ] (hierna: de werkneemster) is met ingang van 15 september 1997 bij eiseres in dienst getreden. Zij heeft zich op 29 maart 1999 ziekgemeld. Aan haar is met ingang van 27 maart 2000 bij wege van voorschot een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Bij schrijven van 3 januari 2001 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat de werkneemster met ingang van 27 maart 2000 minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht waardoor zij niet in aanmerking komt voor een WAO-uitkering. Op 6 november 2001 is de beschikking naar de werkneemster gestuurd waarin is aangegeven dat de aan haar bij wege van voorschot toegekende WAO-uitkering wordt ingetrokken met ingang van 27 maart 2000 en dat de betaalde voorschotten worden verrekend. Bij primair besluit van 15 december 2001 heeft verweerder de voor eiseres geldende gedifferentieerde premie ingevolge de WAO voor het premiejaar 2002 vastgesteld op 6,06%. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen dit laatste besluit ongegrond verklaard. 3. Procesverloop Namens eiseres heeft de heer [naam], werkzaam bij administratiekantoor De Wending te Hengelo, beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 20 maart 2003, waar eiseres is verschenen bij haar gemachtigde de heer [naam] voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.C. van Dijk. 4. Motivering In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij door de gehanteerde berekeningsmethode van de verschuldigde premie onredelijk zwaar wordt gestraft. Indien verrekening van de ten onrechte uitbetaalde WAO-uitkering nog in het jaar van uitbetaling had plaatsgevonden dan was het gedifferentieerde premiepercentage voor het premiejaar 2002 voor eiseres op het minimumpercentage vastgesteld, terwijl thans voor eiseres het maximumpercentage is vastgesteld zonder dat compensatie plaatsvindt in het premiejaar 2003. De termijnen waarbinnen beslissingen zijn genomen omtrent de aanspraken op uitkering van de werkneemster zijn bovendien buitensporig lang geweest. Eerst ruim negen maanden nadat de WAO-uitkering van de werkneemster is ingegaan bleek dat voor haar geen recht op uitkering bestond. De rechtbank overweegt als volgt. Op 1 januari 1998 is de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschikt-heidsverzekeringen (Stb. 1997, 175, hierna: Pemba) in werking getreden. Doel van deze wet is onder meer het stimuleren van de werkgever tot het voeren van een adequaat preventie-en reïntegratiebeleid ten aanzien van arbeidsongeschiktheid van zijn werknemers. Door de wetgever is er met het oog daarop voor gekozen om de door de werkgever te betalen WAO-premie gedeeltelijk afhankelijk te maken van de aan (voormalige) werknemers in een bepaald jaar uitbetaalde WAO-uitkeringen. Daartoe bepaalt artikel 76a van de WAO, voor zover hier van belang, dat de premie die de werkgever verschuldigd is, bestaat uit een basispremie alsmede uit een gedifferentieerde premie waarop de artikelen 76b en 78 van de WAO van toepassing zijn. In laatstgenoemd artikel is (onder meer) bepaald dat de gedifferentieerde premie wordt geheven naar een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage waarbij verweerder jaarlijks per 1 januari voor elke werkgever een opslag of korting vaststelt waarmee voor die werkgever het hiervoor genoemde rekenpercentage wordt verhoogd of verlaagd. In artikel 4, tweede lid, van het (op artikel 78, zesde lid, van de WAO steunende) Besluit premiedifferentiatie WAO (besluit van 19 juli 1997, Stb. 1997, 338; hierna: het Besluit) is, voor zover hier van belang, bepaald dat het individuele werkgeversrisicopercentage is gebaseerd op de arbeidsongeschiktheids-uitkeringen die in het tweede jaar voor het premiejaar zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid in dienstbetrekking stonden tot de betreffende werkgever. Uit de Memorie van Toelichting op de wet Pemba (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 24 689, pagina 15), blijkt dat het kabinet voor het arbeidsongeschiktheidsrisico heeft gekozen als criterium voor het vaststellen van het premieniveau van de individuele onderneming: "Dit risico brengt de verhouding tussen de door een onderneming gegenereerde uitkeringslasten van een bepaalde periode en de premieplichtige loonsom van die onderneming in beeld. Door de lasten die een onderneming genereert te relateren aan de loonsom worden grote en kleine ondernemingen op gelijke wijze behandeld". Op pagina 19 van dezelfde Memorie van Toelichting is het arbeidsongeschiktheidsrisico gedefinieerd als "de feitelijk door een onderneming gegenereerde arbeidsongeschiktheids-lasten over een bepaalde periode in verhouding tot de loonsom. Het arbeidsongeschiktheids-risico vormt het criterium op basis waarvan de hoogte van de opslag of korting wordt berekend". Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Besluit, zoals dat gold ten tijde hier van belang, wordt indien blijkt dat een in artikel 4, tweede lid, bedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of ten dele ten onrechte is toegekend, bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage in het kalenderjaar waarin het besluit tot toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken of herzien, het in artikel 4, tweede lid, bedoelde totaalbedrag verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de te veel betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering. Nu het besluit tot toekenning van voorschotten aan de werkneemster eerst in 2001 is ingetrokken moet met de in 2000 aan haar betaalde voorschotten rekening worden gehouden bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie voor 2002, aldus verweerder. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Daarbij is in aanmerking genomen dat een voorschot op een WAO-uitkering voor de toepassing van de WAO niet is gelijkgesteld met een aan een werknemer betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering in de zin van het Besluit en voorts dat een zodanige gelijkstelling zich (ook) niet verdraagt met de strekking van Pemba, aangezien met de intrekking van de toekenning van de voorschotten (zij het achteraf) is komen vast te staan dat de onderneming van eiseres in 2000 geen uitkeringslasten heeft gegenereerd. Derhalve moet worden geoordeeld dat het besluit van 15 december 2001 en het bestreden besluit zijn genomen in strijd met artikel 4, tweede lid, van het Besluit. Op die grond kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres hebben te beslissen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het vorenstaande onverlet laat dat - anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld - het tot 1 januari 2003 geldende systeem voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie voor kleine werkgevers zoals eiseres, wel degelijk voorzag in compensatie bij intrekkingen en herzieningen van toegekende of lopende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen tengevolge waarvan ten onrechte uitkering was verstrekt die plaatsvonden in een ander jaar dan waarin de uitkeringen waren betaald. Blijkens artikel 6, tweede - en vanaf 1 januari 2002 zesde - lid van het tot 1 januari 2003 geldende Besluit kan de gedifferentieerde premie onder de minimumpremie uitkomen en blijkens de - bij de wijziging van 3 juli 1998 (Stb. 1998, 420) van artikel 6, tweede lid van het Besluit behorende - Nota van toelichting kan zelfs een gedifferentieerde premie worden vastgesteld die negatief is. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. Beslissing De rechtbank, recht doende: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van eiseres met inachtneming van deze uitspraak; - gelast dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het betaalde griffierecht ad € 218 aan eiseres vergoedt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Aldus gegeven door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.