Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8704

Datum uitspraak2003-11-21
Datum gepubliceerd2003-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/094058-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Haarlem veroordeelt een verdachte tot drie jaar gevangenisstraf omdat hij als koerier in het verband van een criminele organisatie in korte tijd vele malen aanzienlijke hoeveelheden XTC-pillen, naar de Verenigde Staten en éénmaal naar Canada heeft getransporteerd. Bij het plegen van deze feiten heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als KLM-purser en van de omstandigheid dat hij als medewerker van een luchtvaartmaatschappij bij vertrek en aankomst van het vliegtuig niet of nauwelijks gecontroleerd zou worden door grensbewakings- of douanepersoneel. De rechtbank overweegt dat verdachte, door aldus te handelen, niet alleen zijn beroepsgroep in diskrediet gebracht, maar ook ernstige schade toegebracht aan de goede naam van de luchtvaartmaatschappij, waarvoor hij werkte, de KLM en aan de goede naam van de luchthaven Schiphol.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/094058-03 Uitspraakdatum: 21 november 2003 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2003 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonadres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort, te Alphen aan den Rijn. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is - nadat op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting d.d. 7 november 2003 ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering de omschrijving van de tenlastelegging is aangepast - ten laste gelegd hetgeen in die vordering van de officier van justitie is omschreven. Een kopie van deze vordering is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat: 1 hij in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 17 juli 2001 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, en/of te New York, Verenigde Staten van Amerika, en/of te Minneapolis, Verenigde Staten van Amerika, en/of elders in de Verenigde Staten van Amerika, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2 hij in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 17 juli 2001 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland naar Canada heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3 hij in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 17 juli 2001 te Schiphol en te Amsterdam en elders in Nederland en te New York en te Minneapolis, Verenigde Staten van Amerika, en elders in de Verenigde Staten van Amerika en te Montreal, Canada, en te Aruba heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen en verkopen en vervoeren en voorhanden hebben van middelen, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod. Ten aanzien van feit 3: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door drs. M.F. Raven uitgebrachte rapport van 29 juli 2003 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in het verband van een criminele organisatie in korte tijd vele malen als koerier aanzienlijke hoeveelheden MDMA bevattende XTC-pillen, hierna te noemen XTC, naar de Verenigde Staten en éénmaal naar Canada getransporteerd. Bij het plegen van deze feiten heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als KLM-purser en van de omstandigheid dat hij als medewerker van een luchtvaartmaatschappij bij vertrek en aankomst van het vliegtuig niet of nauwelijks gecontroleerd zou worden door grensbewakings- of douanepersoneel. Door aldus te handelen heeft verdachte, niet alleen zijn beroepsgroep in diskrediet gebracht, maar ook ernstige schade toegebracht aan de goede naam van de luchtvaartmaatschappij, waarvoor hij werkte, de KLM en aan de goede naam van de luchthaven Schiphol. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat XTC een bewustzijnsbeïnvloedend middel is, waarvan de wetgever heeft bepaald dat de handel erin en de verspreiding ervan verboden is. Met betrekking tot het gevaar voor de gezondheid van personen van XTC overweegt de rechtbank dat blijkens onderzoek na XTC-gebruik lichamelijke, levensbedreigende en psychiatrische complicaties kunnen optreden. In de afgelopen jaren zijn meermalen jonge mensen na gebruik van XTC overleden. Gelet op de enorme hoeveelheden die verdachte en zijn mededaders hebben uitgevoerd, waren die kennelijk bestemd voor verdere verspreiding en de handel. Verdachte heeft - door te handelen als hiervoor omschreven - uit winstbejag en met voorbijzien aan de risico's voor de gezondheid van veelal jonge mensen een zeer belangrijke rol gespeeld bij het op de markt brengen van verboden synthetische drugs. De activiteiten van de organisatie zoals hierboven genoemd leiden - gelet op het misdadig oogmerk van deze organisatie en de door die organisatie gegenereerde illegale geldstromen die in het legale circuit worden geïnvesteerd - tot een ondermijning van de rechtsorde. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming van langere duur medebrengt, dient te worden opgelegd. Uit het hiervoor genoemde rapport van drs. Raven komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een recidiverende depressieve stoornis, emotionele scheefgroei en een persoonlijkheidsstructuur met narcistische en dwangmatige trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Er bestaat - aldus de psycholoog Raven - een zeker verband tussen genoemde problematiek en het ten laste gelegde. Genoemde problematiek heeft ten dele verdachtes gedragskeuzen c.q. zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Op grond hiervan kan verdachte volgens de rapporteur als licht verminderd toerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde worden beschouwd. De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank voorts laten meewegen dat verdachte in het onderzoek naar de door hem en zijn medeverdachten begane strafbare feiten openheid van zaken heeft gegeven en daardoor aanzienlijk heeft bijgedragen aan het aan de dag brengen van de waarheid, tengevolge waarvan voor herhaling minder behoeft te worden gevreesd. De rechtbank houdt ook rekening met verdachtes gezondheidstoestand, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Tenslotte heeft de rechtbank de veroordeling van verdachte op Aruba tot een gevangenisstraf van vier jaren wegens de uitvoer van cocaïne aldaar, bij de strafmaat laten meewegen. De rechtbank heeft daarbij - gelet op de samenhang tussen het begaan van dat feit en het begaan van de thans aan de orde zijn feiten - materieel voor de strafoplegging voor laatstgenoemde feiten, met de hiervoor bedoelde veroordeling rekening gehouden als ware daarop artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Op grond van al het voren overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 3, 5, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAREN. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Toeter, voorzitter, mrs. Van den Boogaard en De Vries, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Berghout en Van Os, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2001.