Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8709

Datum uitspraak2003-10-22
Datum gepubliceerd2003-11-24
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers534/2002
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet tegen exequatur Belgisch vonnis afgewezen. Een in Belgie aanhangig verzet geen grond voor afwijzing verzoek tot tenuitvoerlegging.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG sector civiel recht vonnis van 22 oktober 2003 in de zaak van: rolnr. 534/02 (opposant), wonende te (woonplaats), opposant, procureur: mr. C.F.E.P. Galama, tegen (geopposeerde), wonende te (woonplaats), geopposeerde, procureur: mr. A.A.J. Maat. 1. Het verloop van de procedure Dit volgt uit: - de dagvaarding d.d. 1 november 2002; - de akte houdende in het geding brengen van zes producties; - de conclusie van antwoord; - de conclusie van repliek; - de conclusie van dupliek; - de akte uitlaten productie dupliek. 2. De feiten 2.1 De Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (België) heeft bij vonnis d.d. 19 no-vember 1992 op tegenspraak gewezen in het huwelijk van opposant en geopposeerde de echt-scheiding uitgesproken, en daarbij voorts -kortweg- opposant veroordeeld om ten titel van uitkering na voltrekking der echtscheiding aan geopposeerde te betalen de som van BFr. 65.000,-- per maand met indexering. 2.2 Op verzoek van geopposeerde is bij deurwaardersexploot d.d. 29 maart 1999 bevel tot betaling van "achterstallige onderhoudsgelden" ten bedrage van BFr. 2.001.346,-- gedaan. Tegen het vervolgens eveneens op 29 maart 1999 gelegde "uitvoerend beslag onder derden" is opposant bij dagvaarding van 13 april 1999 bij de Beslagrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen in verzet gekomen. De Beslagrechter heeft het beslag beperkt tot een bedrag van BFr. 1.380.000,--. Het te dezer zake door opposant ingestelde hoger beroep is bij arrest van 27 februari 2003 door het Hof van Beroep te Brussel ongegrond verklaard onder de overweging dat "het beslag (…) terecht (werd) gelegd ten belope van 1.380.000 BEF". 2.3 Op 16 juli 2002 is ten verzoeke van geopposeerde bij deurwaardersexploot nogmaals een bevel tot betalen gedaan van "achterstallige onderhoudsgelden" ad € 87.437,51. Ook te dezer zake is opposant bij dagvaarding van 13 augustus 2002 in verzet gekomen bij de Beslagrechter te Antwerpen. 2.4 Op verzoek van geopposeerde heeft de president van deze rechtbank bij beslissing d.d. 21 augustus 2002 verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van het onder 2.1 bedoelde vonnis. 3. Het geschil 3.1 Opposant heeft gevorderd dat -primair- het op 21 augustus 2002 verleende verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van het vonnis van de rechtbank te Antwerpen d.d. 19 no-vember 1992 zal worden ingetrokken, en -subsidiair- de uitspraak in deze zal worden aan-gehouden totdat in België een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen op zowel het op 13 april 1999 als het op 13 augustus 2002 gedane verzet, met veroordeling van geopposeerde in de kosten van deze procedure. 3.2 Opposant heeft zich daartoe gebaseerd op de feiten, en heeft voorts aangevoerd dat de tenuitvoerlegging van het sub 2.1 aangehaalde vonnis in Nederland iedere grond mist aan-gezien hij terzake van de alimentatieveroordeling geen achterstand in de betaling heeft. In de door hem aanhangig gemaakte verzetprocedures in België als bedoeld onder 2.2 en 2.3 is nog geen in kracht van gewijsde gegane beslissing gegeven, zodat de Nederlandse rechter op de voet van artikel 38 EEX-verdrag respectievelijk artikel 46 EEX-verordening zijn uitspraak in de onderhavige verzetprocedure dient aan te houden. 3.3 Geopposeerde voert gemotiveerd verweer. 4. De beoordeling 4.1 De onderhavige zaak betreft een door opposant gedaan verzet tegen het op 21 augustus 2002 door de president van deze rechtbank verleende verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur) in Nederland van een door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (België) op 19 november 1992 gewezen vonnis, zulks voor zover het betreft de betaling door hem van de in dat vonnis vastgestelde alimentatie ad BFr. 65.000,-- per maand aan geopposeerde. Nu bedoeld vonnis is gewezen vóór 1 maart 2002 (datum van inwerkingtreding van Verorde-ning (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken; hierna: de EEX-ver-ordening), is ingevolge artikel 66 van deze verordening op het onderhavige verzet nog van toepassing het door de verordening vervangen Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: het EEX-verdrag). 4.2 Het verzet is overeenkomstig de artikelen 37 EEX-verdrag jo. 4 Uitvoeringswet EEX-verdrag, en in zoverre mitsdien regelmatig, gedaan; gesteld noch gebleken daarbij is dat het verzet niet tijdig als bepaald in artikel 36 EEX-verdrag zou zijn ingesteld. Opposant kan derhalve in zijn verzet worden ontvangen. 4.3 Het vonnis, dat in België is gegeven en thans in Nederland uitvoerbaar is verklaard, is -zoals ook nodig voor het verlenen van een exequatur- in België formeel uitvoerbaar (art. 31 EEX-verdrag). Onweersproken is immers door geopposeerde gesteld dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en op 12 februari 1993 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, terwijl overigens blijkens de stukken ook opposant er vanuit gaat dat hij sedert genoemde datum alimentatie ten behoeve van geopposeerde is verschuldigd. 4.4 Geconstateerd wordt dat, in tegenstelling tot de EEX-verordening (art. 45), in het EEX-verdrag geen gronden zijn opgenomen waaraan getoetst dient te worden of verzet tegen een verleend exequatur al dan niet gegrond is. Derhalve zal de rechtbank, gezien de samen-hang tussen de artikelen 34 (gronden voor afwijzing van een verzocht exequatur) en 36 (ver-zetprocedure tegen een verleend exequatur) van het EEX-verdrag en bij gebreke van anders-luidende jurisprudentie, hiervoor aansluiting zoeken bij de ter zake in diverse procedures voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen door de respectievelijke Advocaten-Generaal ingenomen standpunten (Hoffmann/Krieg, zaak 145/86, A-G Darmon, sub 27; SISRO/Ampersand, zaak C-432/93, A-G Léger, subs 4-5, 45 en 48). Aldus gaat zij er vanuit dat de partij die in verzet komt tegen een verleend exequatur betreffende een in de staat van herkomst formeel uitvoerbare beslissing, ter onderbouwing van diens verzet slechts één van de in de artikelen 27 en 28 EEX-verdrag limitatief opgesomde gronden kan en moet aanvoeren. Indien dan een dergelijke grond aanwezig is, moet het verzet worden toegewezen, anders dient het te worden verworpen. Terzijde kan nog worden opgemerkt dat het hiervoor omschreven uitgangspunt overigens ook overeenstemt met het thans geldende artikel 45 EEX-verordening. Door opposant is evenwel gesteld noch is anderszins gebleken dat één van bovenbedoelde gronden aanwezig is. Hetgeen hij ter onderbouwing van zijn verzet heeft aangevoerd, namelijk dat hij geen achterstand heeft in de door hem verschuldigde alimentatiebetalingen, kan -nog daargelaten overigens dat de juistheid van die stelling gelet op het sub 2.2 aangehaalde arrest van het Hof van Beroep te Brussel d.d. 27 februari 2003 niet is gebleken- immers niet onder één van de hiervoor weergegeven, limitatieve, gronden vallen. Mitsdien dient het door opposant gedane verzet reeds hierom ongegrond te worden verklaard. 4.5 Overigens dient ook het subsidiaire verzoek van opposant, dat de uitspraak in de onderhavige zaak zal worden aangehouden totdat in België een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen in de beide aldaar aanhangige verzetprocedures, te worden gepasseerd. Op grond van artikel 38 EEX-verdrag is aanhouding immers slechts mogelijk indien tegen de in den vreemde gegeven beslissing, aldaar een gewoon rechtsmiddel is aangewend of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken. Onder de term "een gewoon rechtsmiddel" moet in het kader van het EEX-verdrag worden verstaan "elk rechtsmiddel dat tot vernietiging of wijziging van de overeenkomstig het verdrag te erkennen of ten uitvoer te leggen beslissing kan leiden, en waarvan de aanwending in de staat van herkomst is gebonden aan een wettelijk bepaalde termijn die tengevolge van diezelfde beslissing begint te lopen." (HvJ EG, Industrial Diamonds Supplies/Riva, zaak 43/77). Van een dergelijke situatie is evenwel geen sprake: het exequatur en het in de onderhavige procedure daartegen gedane verzet betreffen immers het vonnis d.d. 19 november 1992, welk vonnis, zo heeft geopposeerde onbetwist gesteld, sedert lang in kracht van gewijsde is gegaan. De door opposant gememoreerde verzetprocedures kunnen evenmin als een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis van 19 november 1992 worden gezien, nu zij immers niet ten doel hebben de vernietiging of wijziging van bedoeld vonnis, maar slechts zijn gericht tegen de op dat vonnis gebaseerde executie-maatregelen. 4.6 Opposant zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De beslissing De rechtbank: verklaart het verzet ongegrond; bevestigt de bestreden beslissing van de president van deze rechtbank d.d. 21 augustus 2002 inhoudende verlening van verlof tot tenuitvoerlegging, waartegen verzet; veroordeelt opposant in de kosten van het geding, welke aan de zijde van geopposeerde tot aan dit moment worden begroot op € 193,-- aan griffierecht en op € 780,-- wegens procureurssalaris. Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. de Jager en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.