Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8742

Datum uitspraak2003-11-20
Datum gepubliceerd2003-11-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers274630 MB VERZ 03-83
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Op grond van artikel 6 lid 1 WAHV moet een betrokkene beroep instellen bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. In deze zaken is beroep ingesteld bij de officier van justitie te Soesterberg bij het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM). Deze afwijkende procedure is geregeld middels mandatering door de Hoofofficieren aan het BVOM.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom Zaaknr. : 274630 MB VERZ 03-83 CJIB.nr.: 57800402 Coll. : NE BESLISSING van de kantonrechter op het op 23 april 2003 ten parkette van de officier van justi-tie te Soesterberg, Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie, ontvangen beroepschrift ex artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) van: BECAUSE B.V., gevestigd te Oisterwijk aan de Bosweg 175, nader te noemen betrokkene, ingediend door haar gemachtigde: J.H. Barendregt, wonende te Oisterwijk aan het adres Bosweg 175. Het beroep is behandeld ter openbare terecht-zitting van donderdag 6 november 2003, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) werd vertegenwoordigd door de heer mr. J.M. Valente. Betrokkene noch haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen, terwijl evenmin op andere wijze is gereageerd op de oproepingsbrief ter zitting te verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. 1. Inleiding Aan betrokkene is bij beschikking van 21 januari 2003 een sanctie, te weten een boete van € 104,00 opgelegd terzake van de door het Centraal Justitieel Incasso Bureau ("CJIB") als volgt omschreven gedraging: "overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen, wegwerkzaamheden (bord A1) meer dan 15 k/h en t/m 20 km/h", verricht op 15 december 2002 te Moerdijk, op De Rijksweg A16 Oostbaan aldaar, met een personenauto voor-zien van het kenteken [kenteken]. Tegen die beschikking is door betrokkene beroep ingesteld bij de officier van justitie. Bij beslissing van 27 maart 2003, waarin voor de motivering is verwezen naar de aan betrokkene verzonden brief van 17 maart 2003, heeft de officier van justitie de sanctie gehandhaafd. Het onderhavige beroep richt zich tegen die beslissing. 2. Beoordeling De kantonrechter heeft kennis genomen van de omstandigheid dat, in afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 6 lid 1 WAHV beroep is ingesteld bij de officier van justitie in Soesterberg in plaats van bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. Bij navraag is gebleken dat deze procedure is geregeld door middel van mandatering door de hoofdofficieren van justitie aan het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM). Niet gebleken is dat dit mandaatsbesluit deugdelijk is gepubliceerd. Nu het gaat om mandatering op grond van artikel 6 WAHV acht de kantonrechter dit wel wenselijk. Gebleken is voorts dat sprake is van ondermandatering, maar dat hier geen besluit aan ten onder lag. Ook dit dient naar het oordeel van de kantonrechter te worden hersteld. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat betrokkene op grond van bovenvermelde formele gebreken niet in zijn belangen is geschaad zodat de beschikking van de officier van justitie in zoverre in stand kan blijven. Door of namens betrokkene is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:9 lid 2 Awb, tijdig tegen de beslissing van de officier van justitie in beroep gekomen, zodat hij daarin kan worden ontvangen. Het verweer van betrokkene, zowel in beroep bij de officier van justitie als bij de kantonrechter gevoerd bij monde van haar gemachtigde Barendregt, komt er -kort gezegd- op neer dat de opgelegde sanctie te hoog is daar op het tijdstip van constatering van de gedraging geen wegwerkers aanwezig waren en de aangegeven maximumsnelheid op de matrixborden onduidelijk was. Betrokkene heeft voorts om opgave verzocht van de gebruikte apparatuur en de daarbij behorende ijkrapporten. Het beroep van betrokkene faalt. De motivering van de beslissing van de officier van justitie is duidelijk. Voor zover het verweer gedaan door betrokkene daarmee niet reeds voldoende is ontzenuwd overweegt de kantonrechter nog als volgt. Uit het zaakoverzicht, dat deel uitmaakt van de processtukken blijkt, dat de gereden snelheid is vastgesteld met behulp van een voor de meting en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel, dat de geconstateerde snelheid het resultaat is van een uitgevoerde correctie op de gemeten radarsnelheid, overeenkomstig de richtlijn van de vecom en dat als soort radar is gebruikt, radarapparatuur van het merk multa nova. Gelet hierop en in aanmerking nemende het "blote", niet nader ter zitting, gemotiveerde verweer van betrokkene, ziet de kantonrechter in deze zaak geen aanleiding te twijfelen aan de nauwkeurigheid van de gebruikte apparatuur. Nog daargelaten dat geen wettelijke bepaling voorschrijft dat in een geval als het onderhavige het ijkrapport van de apparatuur waarmee de snelheid is gemeten deel uitmaakt van de stukken, acht de kantonrechter in deze ook geen grond aanwezig om dit rapport alsnog aan de stukken toe te (laten) voegen. Het gegeven dat er op het moment van de gedraging geen wegwerkers aanwezig waren wil niet zeggen dat er geen sprake was van een gevaarzettende situatie. Betrokkene dient zich te houden aan de maatregelen, men kan hierbij denken aan afzettingen, belijningen en verlichting, die in het kader van de wegwerkzaamheden zijn ingesteld. Het is niet ter beoordeling van betrokkene om zich wel of niet te houden aan deze maatregelen indien een snelheidsbeperkende maatregel conform de voorschriften al dan niet terecht is aangebracht. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel aanleiding zouden kunnen of moeten geven, kan de conclusie niet anders luiden dan dat het beroep van betrokkene ongegrond dient te worden verklaard. 3. Beslissing De kantonrechter verklaart het door of namens betrokkene gedane beroep ongegrond. Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2003, in tegenwoordigheid van de griffier. Tegen deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden door binnen 6 weken na de hiervoor genoemde datum van verzending een beroepschrift aan deze kantonlocatie te zenden (Postbus 118, 4600 AC Bergen op Zoom)