Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8816

Datum uitspraak2003-11-26
Datum gepubliceerd2003-11-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303351/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (hierna: het college) [derde belanghebbende] bouwvergunning verleend voor het vergroten van de woning gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 18 februari 2003 heeft het college het bezwaarschrift van [appellant C] deels niet-ontvankelijk verklaard en deels ongegrond verklaard en de bezwaarschriften van [appellant A] en [appellant B] ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.


Uitspraak

200303351/1. Datum uitspraak: 26 november 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 9 april 2003 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Hilversum. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (hierna: het college) [derde belanghebbende] bouwvergunning verleend voor het vergroten van de woning gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 18 februari 2003 heeft het college het bezwaarschrift van [appellant C] deels niet-ontvankelijk verklaard en deels ongegrond verklaard en de bezwaarschriften van [appellant A] en [appellant B] ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 20 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 28 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend. Bij brief van 3 oktober 2003 hebben appellanten van repliek gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2003, waar appellanten in persoon en het college, vertegenwoordigd door L. Reurts, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De bouwvergunning is verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op een woning van het appartementengebouw aan de Marterlaan te Hilversum. Hierdoor wordt het gebouw ter plaatse 11 meter hoog. 2.2. De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat het college de bouwvergunning niet mocht weigeren, wegens ontbreken van de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet. De voorzieningenrechter heeft met name terecht geoordeeld dat het bouwwerk niet strijdig is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat het college mocht afgaan op het advies van de welstandscommissie dat het bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand. 2.3. Appellanten betogen dat de welstandscommissie onzorgvuldig te werk is gegaan waardoor zij tot een onjuiste conclusie is gekomen. 2.4. Met de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat het welstandsadvies naar de inhoud en wijze van totstandkoming ervan niet zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn besluit tot verlening van de bouwvergunning ten grondslag had mogen leggen. Ook op grond van hetgeen appellanten betogen kan niet tot een dergelijk oordeel worden gekomen. Nu appellanten daarnaast geen deskundig tegenadvies hebben ingebracht waaruit blijkt dat het college ten onrechte het positieve advies van de welstandscommissie heeft gevolgd, faalt hun betoog. 2.5. De overige bezwaren van appellanten, waaronder de gestelde schaduwwerking ten gevolge van de onderhavige dakopbouw, hebben betrekking op de bouwmogelijkheden van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Vreelandseweg’, dat bij uitspraak van de Afdeling van 21 december 2000, zaak nr. 199900792/01, in rechte onaantastbaar is geworden. De voorzieningenrechter heeft op goede gronden terecht geoordeeld dat die bezwaren in deze procedure niet aan de orde kunnen komen en derhalve geen doel kunnen treffen. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Boot Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2003 202.