Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN9200

Datum uitspraak2003-06-27
Datum gepubliceerd2004-10-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000263-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, door een jonge vrouw neer te schieten. Verdachte is van achteren op de vrouw toegelopen en heeft haar in koelen bloede met een pistool op zeer geringe afstand in haar hoofd geschoten. De vrouw is als gevolg hiervan overleden.
10 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-000263-02 datum uitspraak 27 juni 2003 tegenspraak VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 22 januari 2002 in de strafzaak onder parketnummer 13/037447-01 van het openbaar ministerie tegen [verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 8 januari 2002 en in hoger beroep van 15 april 2003 en 13 juni 2003. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 8 januari 2002 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter. Bewijs Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 18 mei 1996 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool op zeer korte afstand in het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Strafbaarheid van het bewezengeachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezengeachte levert op: Moord Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf De meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Tegen dit vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, door in de vroege morgen van 18 mei 1996 in Amsterdam een jonge vrouw neer te schieten. Verdachte is van achteren op de vrouw toegelopen en heeft haar in koelen bloede met een pistool op zeer geringe afstand in haar hoofd geschoten. De vrouw is als gevolg hiervan overleden. Niet alleen heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer zeer veel leed berokkend, ook heeft hij de rechtsorde in ern-stige mate geschokt. Verdachte heeft er ter terechtzitting in hoger beroep blijk van gegeven dat hij ten tijde van het plegen van de moord zonder scrupules en onverschillig heeft gehandeld. Dit rekent het hof hem ten zeerste aan. Verdachtes aangifte bij de politie, ruim vijf jaar na het plegen van de moord, omdat hij, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, nachtmerries en gewetenswroeging had, kan worden begrepen als een aanwijzing dat verdachtes onverschilligheid destijds voortkwam uit de omstandigheden waaronder hij leefde en niet inherent is aan zijn persoonlijkheid. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 28 april 2003, is verdachte eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten veroordeeld. Het hof acht, alles afwegende, waaronder de werking van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (TIEN) JAREN. Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amster-dam, waarin zitting hadden mrs. Wiewel, De Winter en Bronkhorst, in tegenwoordigheid van mr. Van der Drift, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2003. Mr. Bronkhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.