Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN9568

Datum uitspraak2003-12-05
Datum gepubliceerd2003-12-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers39301
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nr. 39.301 5 december 2003 whk gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2002, nr. P 00/04018, betreffende na te melden aan V.O.F. X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof...


Uitspraak

Nr. 39.301 5 december 2003 whk gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2002, nr. P 00/04018, betreffende na te melden aan V.O.F. X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 maart 1999 tot en met 31 december 1999 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 7685, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en de aanslag verminderd tot ƒ 1921,32 (€ 871,86). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van het middel Voorzover het middel betoogt dat het Hof niet de zwaardere bewijslast heeft toegepast die behoort bij artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968, faalt het wegens het ontbreken van een feitelijke grondslag, nu het Hof tot het oordeel is gekomen dat belanghebbende ter zake van de leveringen aan H (Duitsland), L (Denemarken), N (Denemarken), O (Denemarken), U (Denemarken) en E (Duitsland) aan die bewijslast heeft voldaan. Voorzover het middel betoogt dat de kopie-verkoopfacturen en de achteraf opgemaakte verklaringen als bewijsmateriaal tekort schieten en het oordeel derhalve onbegrijpelijk is, faalt het eveneens, daar de waardering van de bewijsmiddelen aan het Hof is voorbehouden en 's Hofs oordeel op dit punt niet onbegrijpelijk is. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2003. Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 348.