Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN9844

Datum uitspraak2003-12-02
Datum gepubliceerd2003-12-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/025326.03
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 248b en artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/025326-03 Uitspraakdatum: 2 december 2003 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] , geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1942, wonende te (woonplaats), (adres). thans verblijvende: P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2003. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 oktober 2003. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 20 november 2003 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht. Aan verdachte is, na wijziging, tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 26 oktober 2000 tot en met 25 oktober 2002 in de gemeente Eindhoven en/of in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd (slachtoffer) (geboren (geboortedatum) 1984), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van 18 jaren had bereikt, bestaande die ontucht daarin, dat verdachte (telkens) - die [slachtoffer] heeft gepijpt, althans de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond heeft genomen, en/of die [slachtoffer] heeft afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of aangeraakt en/of - zich door die [slachtoffer] heeft laten pijpen, althans die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis in de mond heeft laten nemen en/of zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken, althans zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] heeft laten vastpakken en/of aanraken;(artikel 248b Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 17 juni 2003 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten (een) videoband(en) met daarop (onder meer) (een) scene(s) met twee jongens van ongeveer 14 of 15 jaar die zichzelf en/of elkaar aftrekken en/of pijpen en/of anaal neuken, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad;(artikel 240b Wetboek van Strafrecht) 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2003 tot en met 1 juni 2003 in de gemeente Weert en/of elders in Nederland en/of in Tsjechie tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer personen (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) (uit Tsjechie) heeft aangeworven, mede genomen en/of heeft ontvoerd met het oogmerk die personen in een ander land (te weten Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;(artikel 250a lid 1 onder 2 Wetboek van Strafrecht) De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Vrijspraak. Verdachte heeft omstreeks april 2003 tezamen met (medeverdachte) de Tsjechische jongens (slachtoffer 1) en (slachtoffer) uit Praag meegenomen naar Nederland. De rechtbank is van oordeel dat, voorzover verdachte en (medeverdachte) het oogmerk zouden hebben gehad om met genoemde jongens in Nederland seks te hebben tegen betaling, zulks geen overtreding van artikel 250a, lid 1, sub 2 Sr. inhoudt. Immers, nu verdachte wordt verweten (slachtoffer 1) omstreeks april 2003 tezamen met (medeverdachte) naar Nederland te hebben gebracht, kan verdachte ten opzichte van (medeverdachte) en (medeverdachte) ten opzichte van verdachte niet als 'derde' als bedoeld in artikel 250a, lid 1, sub 2, Sr. worden aangemerkt. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, hoewel (naam derde), zijnde een derde met (slachtoffer 1) seksueel contact heeft gehad tijdens diens eerste bezoek aan Nederland omstreeks april 2003, niet gebleken is dat (verdachte) en (medeverdachte), (slachtoffer 1) mee naar Nederland hebben genomen (mede) met het oogmerk om (naam derde) seks te laten hebben met die [slachtoffer ] tegen betaling. In mei 2003 heeft verdachte vervolgens tezamen met (naam derde) voornoemde (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) uit Praag meegenomen naar Nederland. Uit de verklaringen van (naam derde) en verdachte blijkt dat zij de jongens in mei 2003 hebben meegenomen om deze in staat te stellen hier een vakantie door te brengen en naar de rechtbank aanneemt ook om zelf seks te hebben met deze jongens indien de gelegenheid zich voordeed, waarvoor dan tevens werd betaald, contant of in de vorm van het verschaffen van eten, onderdak en kleding. Nu verdachte verweten wordt dat hij deze jongens in mei 2003 tezamen met (naam derde) naar Nederland heeft meegenomen, kan verdachte ten opzichte van (naam derde) en (naam derde) ten opzichte van verdachte niet als 'derde' als bedoeld in artikel 250a, lid 1, sub 2, Sr. worden aangemerkt. Met betrekking tot de seksuele contacten die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) hebben gehad met personen in Amsterdam en Den Bosch is de rechtbank van oordeel dat deze hebben plaatsgehad buiten weten of bemoeienis van verdachte om en geschiedden alleen op initiatief van de jongens zelf, zodat ten aanzien van die contacten geen sprake was van 'ertoe brengen' in de zin van artikel 250a, lid 1, sub 2, Sr. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 240b, 248b van het Wetboek van Strafrecht. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3: een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook indien dat inhoudt een behandeling bij de Grote Beek van het GGzE te Eindhoven. De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en). Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte heeft niet nagelaten om tegen betaling seksueel contact met een minderjarige te hebben, zulks terwijl hij kon begrijpen dat minderjarigen in het algemeen te weinig ervaring en inzicht hebben om de gevolgen van prostitutie te kunnen overzien en dat derhalve niet kan worden gesteld dat hun keuze voor prostitutie een geheel vrijwillige keuze is; - door het in bezit hebben (afnemen) van kinderporno wordt de productie daarvan in stand gehouden, terwijl van algemene bekendheid is dat kinderen bij de productie van dergelijk materiaal op mensonwaardige wijze worden geëxploiteerd. Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid: - uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door de psycholoog P.M.F. Brookhuis van 28 augustus 2003 blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in: " (inhoud rapport) Op grond hiervan wordt betrokkene ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht." De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. DE UITPSRAAK Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: Ten aanzien van feit 1: Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van 18 jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd. (artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht) Ten aanzien van feit 2: Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben. (artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht) Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. De rechtbank legt op: Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf. Beveelt dat een deel van deze gevangenisstraf te weten: 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op drie jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, danwel niet heeft nageleefd de hierna te noemen bijzondere voorwaarde: dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Arrondissementaal Secretariaat van de Reclassering, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien deze aanwijzingen inhouden het ondergaan van groepstherapie en/of individuele therapie in de Grote Beek van het GGzE te Eindhoven. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf. Dit vonnis is gewezen door, mr. J. Buhrs, voorzitter, mr. J.J.H. Bruggink en mr. R.C. Stijnen, leden, in tegenwoordigheid van E. Roelofsen, griffier en is uitgesproken op 2 december 2003. De bewezenverklaring: 1. hij op tijdstippen in de periode 26 oktober 2000 tot en met 25 oktober 2002 in de gemeente Weert ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd (slachtoffer) (geboren (geboortedatum) 1984), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van 18 jaren had bereikt, bestaande die ontucht daarin, dat verdachte (telkens) - die (slachtoffer) heeft afgetrokken - en zich door die (slachtoffer) heeft laten aftrekken. 2. hij op 17 juni 2003 in de gemeente Weert een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een videoband met daarop (onder meer) een scene met twee jongens van ongeveer 14 of 15 jaar die zichzelf en elkaar aftrekken en pijpen en anaal neuken, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken in bezit heeft gehad;