
Jurisprudentie
AO0080
Datum uitspraak2003-12-10
Datum gepubliceerd2003-12-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers78704 / HA ZA 02-958
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers78704 / HA ZA 02-958
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overeenkomst van aanneming; gebreken aan een reeds in een eerdere procedure beoordeelde zijgevel; kracht van gewijsde en gezag van gewijsde.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 10 december 2003
Zaaknummer : 78704 / HA ZA 02-958
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Eisers],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.J.M. Goumans;
tegen:
[Gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. P.J.H.C. Glenz.
1. Het verloop van de procedure
[Eisers]], hebben gedaagde, [L.], gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Op de eerstdienende dag hebben [Eisers] bij akte producties in het geding gebracht. [Gedaagde] heeft daarna onder het overleggen van een productie geantwoord.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Tot kort voor de dagvaarding heeft [Gedaagde] tezamen met de heer [K.] een schilders- en aannemersbedrijf geëxploiteerd. In 1998 hebben partijen een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. [Gedaagde] heeft zich toen jegens [Eisers] verbonden om werkzaamheden in en aan het woonhuis van laatstgenoemden te verrichten. Deze werkzaamheden behelsden in ieder geval:
- het optrekken van een gevel met spouw voor de bestaande zijgevel van het huis van [Eisers];
- het aanbrengen van nieuwe plafonds;
- het verrichten van werkzaamheden aan de achtergevel, en
- het leggen van een tegelvloer in de woonkamer.
2.2 [Eisers] stellen dat [Gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. In 2000 hebben [Eisers] dienaangaande een procedure geëntameerd bij deze rechtbank, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een eindvonnis van deze rechtbank d.d. 19 april 2001 met zaaknummer 54566 / HA ZA 00-155. Noch [Eisers], noch [Gedaagde] hebben hoger beroep ingesteld tegen voornoemd eindvonnis.
2.3 [Eisers] stellen -kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende.
2.3.1 Kort na het wijzen van het hiervoor genoemde eindvonnis heeft zich een nieuw gebrek aan het geleverde werk geopenbaard, welk gebrek niet was meegenomen in de reeds gevoerde procedure. De voegen van de nieuw gemaakte gevelmuur bleken uit te vallen.
Direct na de constatering van het hiervoor genoemde gebrek hebben [Eisers] [Gedaagde] hierop gewezen, met het verzoek het gebrek onder garantie te herstellen.
Op 23 oktober 2001 heeft [Gedaagde], vergezeld van zijn raadsman, het gebrek in ogenschouw genomen. Tijdens het daarop volgende gesprek heeft [Gedaagde] aangeboden het gebrek te herstellen door middel van het opnieuw voegen van de gedeelten waar de voegen slecht waren c.q. waren uitgevallen. In dit gesprek heeft [Gedaagde] ook aangegeven dat hij niet, zoals [Eisers] hadden verzocht, wenste over te gaan tot het uitkappen van de bestaande voegen en het opnieuw voegen van de bewuste muur. Volgens [Gedaagde] kon worden volstaan met het opnieuw dichtsmeren van de slechte plekken.
Later hebben [Eisers] vernomen dat het feit dat de voegen uit de muur vallen betekent dat er ondeugdelijk cement is gebruikt. Om het probleem op te lossen zouden de voegen moeten worden uitgekapt en zou er opnieuw gevoegd moeten worden.
2.3.2 [Eisers] hebben bij deze rechtbank een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek ingediend. Nog voordat door de rechtbank een datum was bepaald voor de mondelinge behandeling van het verzoekschrift, gebeurde het volgende:
op 27 januari 2002 drong regenwater binnen bij/via de door [Gedaagde] gemetselde buitengevel. Ten gevolge van de lekkage hebben [Eisers] schade geleden. Niet alleen het plafond, de binnenwanden en de vloerbedekking vertoonden waterschade, doch ook de piano. Direct nadat [Eisers] waren geconfronteerd met de lekkage, hebben zij mr. ir. [S.] (hierna: [S.]) uit [woonplaats] ingeschakeld. [S.] is bij een eerste inspectie tot de conclusie gekomen dat de vochtwering aan de basis van de door [Gedaagde] geplaatste buitengevel ten onrechte niet was doorgezet tot in de oude buitengevel. Dientengevolge kon het regenwater door de halfsteensmuur dringen, aan de binnenzijde van het buitenspouwblad naar binnen stromen en vervolgens langs het plafond de woning binnendringen. [S.] heeft de herstelkosten begroot op een bedrag van € 4.954,68. De gevolgschade (schade aan piano en interieur) is door een taxateur vastgesteld op € 2.554,35.
2.3.3 Bij schrijven van 17 februari 2002 is [Gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de aard en omvang van de lekkage binnen vijf dagen in ogenschouw te komen nemen. Daarnaast is gedaagde tot uiterlijk 1 maart 2002 in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken conform de aanwijzigingen van [S.] te herstellen. In voormeld schrijven van 17 februari 2002 is uitdrukkelijk medegedeeld dat [Eisers] de werkzaamheden door derden zouden laten uitvoeren op kosten van [Gedaagde] indien laatstgenoemde de gebreken niet op uiterlijk 1 maart 2002 zou hebben hersteld. [Gedaagde] is de gebreken niet binnen vijf dagen komen bekijken en is niet bereid gebleken de gebreken op uiterlijk 1 maart 2002 te herstellen. Bij schrijven van 1 maart 2002 heeft de raadsman van [Gedaagde] slechts medegedeeld dat zijn cliënt onder protest bereid was herstelwerkzaamheden te verrichten, doch dat hij eerst een partij-deskundige wenste in te schakelen. [Eisers] wilden en konden echter niet langer op [Gedaagde] wachten. Ten eerste moest de muur per ommegaande worden hersteld. De schade liep steeds hoger op. Ten tweede was de verleende termijn verstreken en ten derde gaf [Gedaagde] niet aan welke werkzaamheden hij wanneer wilde verrichten. Begin maart 2002 hebben [Eisers] een derde ingeschakeld om de herstelwerkzaamheden te verrichten. Bij het verrichten van de herstelwerkzaamheden bleken de problemen ernstiger dan verwacht. [S.] heeft bij een tweede inspectie geoordeeld dat de door [Gedaagde] gebruikte metselmortel ondeugdelijk was, hetgeen een ernstig constructief gebrek vormt, alsmede dat er niets anders op zat dan het volledig slopen en opnieuw opbouwen van de gehele gevel.
Bij schrijven van 18 maart 2002 / 3 april 2002 is [Gedaagde] in kennis gesteld van de conclusies van [S.]. Medio april 2002 is [Gedaagde] met een deskundige komen kijken. Welke conclusies door deze deskundige zijn getrokken is [Eisers] niet bekend.
2.3.4 [Gedaagde] was gehouden een deugdelijke muur af te leveren. Achteraf bleek de muur echter de nodige gebreken te hebben gehad, met als gevolg na te melden schade.
2.3.5 [Gedaagde] is aansprakelijk voor de gemaakte herstelkosten alsmede voor de gevolgschade. De totale schade bedraagt € 10.180,11 en bestaat uit de volgende posten:
a. herstelkosten gevelmuur € 5.899,15
b. extra stenen € 955,28
c. de herstelwerkzaamheden welke reeds
waren verricht voordat de constructieve
gebreken werden geconstateerd € 561,68
d. reparaties binnen € 1.690,09
e. reparatie piano € 430,00
f . vloerbedekking € 434,26
g. aanvullende nota's € 209,65
2.4 [Gedaagde] weigert voormeld bedrag van € 10.180,11 aan [Eisers] te betalen.
2.5 Op grond van het vorenstaande hebben [Eisers] gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) verklaart voor recht dat [Gedaagde] gehouden is tot betaling van de door [Eisers] -ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming zijdens [Gedaagde]- geleden schade;
2) [Gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Eisers] te betalen een bedrag van € 10.180,11, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3) [Gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
2.6 De vordering wordt door [Gedaagde] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord en het proces-verbaal van comparitie.
Kort samengevat houdt het verweer het volgende in.
- [Gedaagde] is niet toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van de aannemings-overeenkomst. Dit heeft de rechtbank ten aanzien van de bewuste zijgevel bij vonnis van 19 april 2001 in de procedure met nummer 54566 / HA ZA 00-155 ook reeds uitdrukkelijk geconcludeerd;
- In voormelde procedure hebben de drie ingeschakelde deskundigen geen van allen geconstateerd dat er sprake was van ondeugdelijk voegwerk. Zij oordeelden dat de muur goed was opgetrokken;
- er is geen sprake van een nieuw gebrek. Bij voornoemd vonnis overwoog de rechtbank reeds dat enkele voegen, met name op de plaats van de gevelhoeken, niet waren afgewerkt. Gelet op de bevindingen van ir. Van den Bongard achtte de rechtbank wel aannemelijk dat [Eisers] schade hadden geleden ten gevolge van het niet afwerken van de gevelhoeken en kende een bedrag van fl. 2.700,- aan schadevergoeding toe. Met dit bedrag hadden [Eisers] de gevelhoeken en het voegwerk dienen te repareren. Ten gevolge van het niet repareren van de gevelhoeken en het voegwerk heeft het in eerste instantie deugdelijk aangebrachte voegwerk kunnen verbrokkelen;
- het water is binnengedrongen via de bewuste gevelhoeken en het niet gerepareerde voegwerk;
- als [Eisers] het niet eens waren met het vonnis van 19 april 2001 hadden zij hoger beroep moeten instellen;
- er is sprake van gezag van gewijsde;
- [Gedaagde] is niet in verzuim. [Gedaagde] is niet in de gelegenheid gesteld om de gebreken te bekijken dan wel te herstellen;
- [Eisers] hebben niet schadebeperkend gehandeld;
- de door [Eisers] gevorderde schadevergoeding is te hoog. De schade aan de piano, de noodzakelijkheid van de reparaties binnen, alsmede de aanvullende nota's worden betwist.
3. De beoordeling
3.1 In de procedure met zaaknummer 54566 / HA ZA 00 155 hebben [Eisers] aan hun vordering ten grondslag gelegd dat [Gedaagde] de werkzaamheden -welke werkzaamheden volgens [Eisers] onder meer behelsden het plaatsen van een gevel met spouw voor de bestaande zijgevel- niet naar behoren heeft uitgevoerd. Daartoe verwezen zij naar de in voormelde procedure als productie 1 in het geding gebrachte expertiserapporten van Jonk Expertise B.V. [Eisers] hebben destijds schadevergoeding gevorderd ten gevolge van de door [Gedaagde] gepleegde wanprestatie.
De deskundige Jonk heeft terzake de zijgevel in die rapportages onder meer geconcludeerd:
"Uit de werkomschrijving (…) blijkt overduidelijk dat door de aannemer een waterkerende laag zou worden aangebracht tegen de bestaande zijgevel. Dat is echter niet als zodanig uitgevoerd en deze fout is ook niet meer te herstellen zonder de gehele gevel te slopen en te vernieuwen. Tevens hebben wij vastgesteld dat de muur plaatselijk vast staat tegen de oude muur met als gevolg dat doorslag van vocht zal plaats vinden (…) Omdat de spouwmuur geen spouwfunctie heeft en derhalve niet geventileerd kan worden is de constructie verkeerd. Aan de onderzijde zou lood worden ingewerkt in de nieuwe gevel hetgeen constructief onjuist is. Het lood dient te worden ingewerkt in de bestaande gevel om vocht dat door doorslag in de spouw komt of te voeren op het platte dak van de garage. Door het lood in de buitengevel aan te brengen kan het vocht niet weg en wordt de woning ingevoerd (…) Uit de offerte blijkt ondeskundigheid. "Damit wird verhindert das wasser von unten ins Mauerwerk ein dringt". Het lood dient echter voor het afvoeren van water dat van boven komt".
De rechtbank heeft aan de door haar benoemde deskundige ir. G.M.J. van den Bongard (hierna: Van den Bongard) in voormelde procedure onder meer de volgende vraag voorgelegd:
"Biedt de door [Gedaagde]-[K.'s] gebouwde muur/zijgevel in het concrete geval een afdoende oplossing tegen vochtdoorslag en/of lekkage? Bij de beantwoording van deze vraag dient de deskundige er van uit te gaan dat de betrokken muur/zijgevel de functie had om te dienen -zoals aangeboden- als "Wassersperre vor das alte Mauerwerk". Voorts dient de deskundige aan te geven in welke mate bedoelde muur al dan niet is voorzien van een spouw en de invloed van dat gegeven op vochtdoorslag en/of lekkage".
Van den Bongard heeft in het door hem opgemaakte deskundigenrapport -voor zover thans van belang- het volgende vermeld:
"De betreffende muur zou over het gehele oppervlak afdoende kunnen zijn tegen vochtdoorslag en/of lekkage mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden:
- de muur op zich moet waterdicht zijn dan wel
- de spouw moet overal doorlopen (…)
- er geen verdere verbindingen zijn tussen de nieuwe en bestaande muur (…)
Ook is een muur zoals de onderhavige niet per definitie lek; indien goed gemetseld wordt (volle voegen en goede specie samenstelling) en klinkers gebruikt worden hoeft de muur niet te lekken (…) De onderhavige muur vertoont enkele tekortkomingen als spouwmuur: (…) er is geen doorgaande waterkering boven het plat dak van de aanbouw d.w.z. de zichtbare slab lood loopt niet dwars door de nieuwe muur tot in een hoger gelegen voeg van de bestaande muur.
Het risico van lekkage is bij de onderhavige muur als gevolg van deze tekortkomingen veel groter dan bij een uitvoering zoals gebruikelijk. De waterdichtheid van de muur gaat hier een belangrijke rol spelen (…) De vraag is of de muur werkelijk lekt (…) Voorts zijn geen nieuwe lekkages getoond anders dan de beide twijfelachtige plekjes op zolder waar bovendien een spouw aanwezig is! De vraag is of de muur thans nog lekt. (…)."
In voormelde procedure is de rechtbank terzake de zijgevel bij vonnis van 19 april 2001 tot de volgende slotsom gekomen:
"Naar het oordeel van de rechtbank is niet althans onvoldoende komen vast te staan dat [Gedaagde]-[K.] het optrekken van een gevel met spouw voor de bestaande zijgevel (…) niet naar behoren hebben uitgevoerd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende (…) Bij conclusie van antwoord hebben [Gedaagde]-[K.] ter onderbouwing van hun stelling dat het optrekken van de spouwmuur als Wassersperre door hen naar behoren is uitgevoerd, aangevoerd dat enkele dagen voor en tijdens de inspectie van het woonhuis door de door hen geraadpleegde deskundige (…) geen vochtdoorslag en/of lekkage in de woning van [Eisers] is geconstateerd, zulks ondanks hevige regenval. Deskundige Van den Bongard heeft bij beantwoording van de eerste door de rechtbank aan hem voorgelegde vraag "een tweetal kleine verkleuringen in het muurschilderwerk geconstateerd die "nauwelijks zichtbaar" waren en zich afgevraagd "of de muur werkelijk lekt." In antwoord op vraag 10 heeft Van den Bongard geconcludeerd dat geen nieuwe lekkages zijn getoond anders dan de beide twijfelachtige plekjes op zolder waar bovendien een spouw aanwezig is!" In de aanvulling op het "voorlopig" deskundigenbericht van 24 november 2000 heeft Van den Bongard op de vraag van [Eisers] of niet is te verwachten dat de lekkage zal toenemen in de komende jaren geantwoord, dat uitgaande van "de twee twijfelachtige lekplekjes op zolder" toename van de lekkage niet valt te verwachten. Nu gelet hierop van vochtdoorslag en/of lekkages niet althans onvoldoende is gebleken, faalt de stelling van [Eisers] dat [Gedaagde]-[K.] het optrekken van de spouwmuur als Wassersperre niet naar behoren hebben uitgevoerd (…) Het vorenstaande neemt niet weg dat de rechtbank gelet op de bevindingen van deskundige Van den Bongard aannemelijk acht dat [Eisers] schade hebben geleden tengevolge van het niet afwerken door [Gedaagde]-[K.] van de gevelhoeken. Die schade stelt de rechtbank ex aequo et bono vast op een bedrag ad f 2.700,00 inclusief BTW".
3.2.1 In voormelde procedure met zaaknummer 54566 / HA ZA 00-155 hebben [Eisers] schadevergoeding gevorderd ten gevolge van de door [Gedaagde] gepleegde wanprestatie. In die procedure is onder andere de kwaliteit van de zijgevel als Wassersperre, zoals uit het hiervoor bij 3.1 gestelde blijkt, uitvoerig aan de orde geweest en beoordeeld.
In de onderhavige procedure vorderen [Eisers] wederom schadevergoeding ten gevolge van de door [Gedaagde] gepleegde wanprestatie, alsmede een verklaring voor recht dat [Gedaagde] gehouden is tot betaling van de door [Eisers] -ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming zijdens [Gedaagde]- geleden schade, zij het dat zij nu enkel en alleen wanprestatie terzake de zijgevel aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd. Zo hebben [Eisers] thans in de dagvaarding gesteld: "Gedaagde was gehouden om een deugdelijke muur af te leveren. Achteraf bezien blijkt de muur echter de nodige gebreken te hebben (gehad), met als gevolg een substantiële schade".
3.2.2 De rechtbank is van oordeel dat sprake is van kracht van gewijsde voor wat betreft het vonnis van 19 april 2001, nu dit vonnis niet meer met gewone rechtsmiddelen kan worden aangetast. Vast staat immers dat partijen geen hoger beroep hebben ingesteld tegen dit vonnis, en de beroepstermijn inmiddels is verstreken.
3.2.3 Het vorenstaande brengt met zich dat de vorderingen van [Eisers] dienen te worden afgewezen. Een tweede vordering tot (aanvullende) schadevergoeding dan wel tot een verklaring voor recht terzake hetzelfde rechtsfeit (de wanprestatie van [Gedaagde] terzake de zijgevel) is immers, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, niet mogelijk.
3.3 Voorts is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gezag van gewijsde voor wat betreft het door de rechtbank in voormelde procedure gegeven oordeel dat de stelling van [Eisers] dat [Gedaagde]-[K.] het optrekken van de spouwmuur als Wassersperre niet naar behoren hebben uitgevoerd, faalt. Aan de voorwaarden voor gezag van gewijsde is immers voldaan: het vonnis van 19 april 2001 heeft kracht van gewijsde verkregen, dezelfde rechtsbetrekking is in geschil (de vermeende wanprestatie van [Gedaagde] terzake de zijgevel) en de omvang van het gezag van gewijsde strekt zich uit over het hiervoor weergegeven oordeel van de rechtbank in de procedure met zaaknummer 54566 / HA ZA 00-155.
3.4 Voorwaarde voor "toepassing" van kracht en/of gezag van gewijsde is dat dit niet tot ongewenste gevolgen leidt c.q. kan leiden. Naar het oordeel van de rechtbank zou het onaanvaardbaar zijn kracht en/of gezag van gewijsde toe te passen indien sprake is van nieuwe rechtsfeiten op basis waarvan een hernieuwde beoordeling van het gevorderde mogelijk moet zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat van nieuwe rechtsfeiten geen sprake is. Te dien aanzien verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierna bij 3.5.2 heeft opgemerkt.
3.5.1 Indien en voor zover [Eisers] door te stellen dat thans lekkages zijn ontstaan, de voegen zijn uitgevallen en de metselmortel ondeugdelijk is, nieuw bewijs hebben willen leveren voor hun stelling dat de zijgevel door [Gedaagde] niet naar behoren is uitgevoerd, oordeelt de rechtbank dat in ieder geval het gezag van gewijsde belet dat [Eisers] met nieuw bewijs voor dezelfde stelling (aanvullende) schadevergoeding kunnen krijgen.
3.5.2 Hoewel [Eisers] zich in het onderhavige geding op het standpunt stellen dat sprake is van een nieuw gebrek -welk gebrek in de vorige procedure niet aan de orde is geweest, aldus [Eisers]-, namelijk het uitvallen van de voegen en de slechte kwaliteit van de metselmortel alsmede, zo begrijpt de rechtbank, het niet doorzetten van de loodslab tot in de oude zijgevel, is naar het oordeel van de rechtbank van nieuwe rechtsfeiten op basis waarvan het thans gevorderde (wel) zou dienen te worden toegewezen, geen sprake. Ter toelichting diene het volgende.
Allereerst hebben [Eisers] al in de procedure met zaaknummer 54566 / HA ZA 00-155 bij akte na deskundigenbericht aangevoerd dat de voegen uitvielen. Dit gebrek heeft zich derhalve, anders dan [Eisers] stellen, niet eerst voorgedaan nadat het vonnis van 19 april 2001 was gewezen. Laatstgenoemden hebben destijds immers reeds gesteld:
"Inmiddels vallen de voegen uit de muur en is het noodzakelijk dat deze opnieuw wordt gevoegd".
Indien [Eisers] van oordeel zouden zijn dat de rechtbank naar aanleiding van deze stelling in voormelde procedure anders had moeten oordelen, had het op de weg van [Eisers] gelegen appèl in te stellen tegen het vonnis van 19 april 2001, hetgeen zij hebben nagelaten. Van een nieuw gebrek is echter geen sprake.
Ten tweede is het niet doorzetten van de loodslab tot aan de bestaande zijgevel -ten gevolge waarvan volgens [Eisers], zo begrijpt de rechtbank, thans de lekkages en mitsdien ook de door hen gevorderde schade is ontstaan- reeds uitvoerig in voormelde procedure aan de orde geweest. Dat [Eisers] het in onderhavige procedure doen voorkomen als zou de door hen aangestelde deskundige [S.] dit gebrek als eerste (en eerst na voormeld vonnis) hebben ontdekt, is derhalve onjuist. De rechtbank verwijst terzake naar de hiervoor geciteerde passages uit de rapporten van Van den Bongard en Jonk. Van een nieuw rechtsfeit is geen sprake.
Ten derde heeft de deskundige Van den Bongard reeds in de vorige procedure de kwaliteit van de gehele muur als Wassersperre beoordeeld. Er dient derhalve van uit te worden gegaan dat de deskundige ook heeft gekeken naar de (kwaliteit van de) voegen en de metselmortel. In dit verband acht de rechtbank van belang dat Van den Bongard in zijn rapport uitdrukkelijk heeft aangeven dat volle voegen en een goede speciesamenstelling van belang zijn. Hieruit blijkt eens te meer dat de deskundige dit zal, dan wel dient te, hebben meegenomen in zijn oordeel terzake de waterdichtheid van de Wassersperre.
Indien [Eisers] zich niet konden verenigen met de bevindingen/conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige Van den Bongard dan wel met voornoemd eindvonnis of de daaraan ten grondslag liggende beslissingen, had het op de weg van [Eisers] gelegen destijds appèl in te stellen tegen het vonnis van 19 april 2001, temeer nu reeds ten tijde van de vorige procedure bekend was dat de voegen uitvielen.
3.6 Het vorenstaande brengt met zich dat de vorderingen van [Eisers] dienen te worden afgewezen. Laatstgenoemden dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [Gedaagde] gerezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [Eisers] in de kosten van het geding aan de zijde van [Gedaagde] gerezen, tot op heden begroot op € 230,- aan vast recht en € 780,- voor salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Kerpel-van de Poel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.