Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0269

Datum uitspraak2003-12-08
Datum gepubliceerd2003-12-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307162/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 23 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Naaldwijk (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [derde belanghebbende], voorzover thans van belang, vergunning verleend voor het maken van een uitweg van zijn parkeerterrein, gelegen tussen de Dijkstraat en de Fazantlaan te Honselersdijk, naar de Fazantlaan, met dien verstande dat de uitweg uitsluitend als inrit naar bedoeld terrein mag worden gebruikt.


Uitspraak

200307162/2. Datum uitspraak: 8 december 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekers], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 18 september 2003 in het geding tussen: 1. [derde belanghebbende], gevestigd te [plaats], 2. [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Naaldwijk. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Naaldwijk (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [derde belanghebbende], voorzover thans van belang, vergunning verleend voor het maken van een uitweg van zijn parkeerterrein, gelegen tussen de Dijkstraat en de Fazantlaan te Honselersdijk, naar de Fazantlaan, met dien verstande dat de uitweg uitsluitend als inrit naar bedoeld terrein mag worden gebruikt. Bij besluit van 11 februari 2003 heeft het college de daartegen door verzoekers en [derde belanghebbende] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 september 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond, en het door [derde belanghebbende] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen twee maanden na de datum van verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van de inhoud van die uitspraak. Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 29 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 november 2003, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. J.E. Dijk, werkzaam bij het Bureau Rechtshulp te Dordrecht, en het college, vertegenwoordigd door K. Hoekstra, ambtenaar der gemeente, en [derde belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra, advocaat te Nootdorp, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Bij besluit van 16 oktober 2003 heeft het college, opnieuw beslissend op het bezwaar van [derde belanghebbende], dit bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 23 juli 2002 in die zin herroepen, dat de beperking die in verband met het uitwegen naar de Fazantlaan aan de vergunning is verbonden, wordt geschrapt, en dit besluit voor het overige in stand gelaten. Het hoger beroep wordt, met toepassing van de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit van 16 oktober 2003. 2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening is gericht op schorsing van het laatstgenoemde besluit. Daartoe hebben verzoekers betoogd dat het gebruik van de uitweg gevaarlijk is, met name gelet op de nabijheid van de eveneens aan de Fazantlaan gelegen basisschool. 2.4. In het betoog van verzoekers bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat het besluit van 16 oktober 2003 niet genomen had mogen worden. Daartoe wordt overwogen dat de in geding zijnde uitweg in geen van de van het dossier uitmakende adviezen, waaronder die van de Politie Haaglanden, 3VO, en de Ambtelijke Werkgroep Verkeer, als (zonder meer) onveilig is aangemerkt. 2.5. Onder deze omstandigheden dient het belang bij handhaving van de bestaande vergunning te prevaleren boven de door verzoekers gestelde belangen bij het schorsen daarvan. De Voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat het college de uitweg bij verkeersbesluit van 18 november 2003 gesloten heeft verklaard voor automobilisten komende van de Fazantlaan. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Koutstaal Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2003 383.