Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0430

Datum uitspraak2003-11-25
Datum gepubliceerd2003-12-17
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers00/146R
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft na beëindiging van de schuldsaneringsregeling, waarbij aan betrokkene de zogenaamde schone lei is verleend, ambtshalve de schone lei teruggenomen omdat betrokkene een belastingteruggave niet aan de boedel wilde afdragen.


Uitspraak

RECHTBANK TE ZUTPHEN Insolventienr : 00/146R Uitspraakdatum: 25 november 2003 Vonnis van de rechtbank Zutphen, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, inzake: [voormalige saniet] geboren op [geboortedatum], wonende te [postcode, woonplaats] aan het [adres]; bewindvoerder was L.K. Soerdjbalie te Enschede, rechter-commissaris was mr. J.C. van der Hooft. 1.Het verloop: dit verloop blijkt uit: - het vonnis van deze rechtbank van 23 april 2003; - de op 13 juni 2003 door de plaatsvervangend rechter-commissaris goedgekeurde uitdelingslijst; - de op 25 juli 2003 ingekomen opgave van de bewindvoerder tot rekening en verantwoording; -het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 november 2003. 2. De beoordeling: Bij vonnis van 23 april 2003 is bepaald dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende op [voormalige saniet] rustende verplichtingen tot afdracht aan de boedel van inkomsten die uitgaan boven het vastgestelde vrij te laten bedrag met ingang van 25 april 2003 zijn komen te vervallen. In dat vonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat [voormalige saniet] niet is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Op 13 juni 2003 heeft de plaatsvervangend rechter-commissaris de door de bewindvoerder ingediende uitdelingslijst goedgekeurd waarna deze lijst op 23 juni 2003 is gedeponeerd. Tegen de gedeponeerde uitdelingslijst is geen verzet gedaan, zodat de uitdelingslijst met ingang van 3 juli 2003 verbindend is geworden. Door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst is de onderhavige schuldsanerings-regeling van rechtswege beëindigd waardoor, op grond van het vonnis van 23 april 2003, de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt - voor zover deze onvoldaan zijn gebleven - niet langer afdwingbaar zijn. Bij brief met bijlagen van 22 juli 2003 heeft de bewindvoerder conform het bepaalde in artikel 356 van de Faillissementswet rekening en verantwoording van haar beheer gedaan aan de rechter-commissaris. Uit de rekening en verantwoording blijkt dat er op 24 juni 2003, dus voor de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, op de boedelrekening is bijgeschreven een bedrag van €EUR 4.755,00. Dit bedrag is ontvangen van de Belastingdienst Particulieren te Zutphen en betreft een teruggave Inkomstenbelasting en Premieheffing over het jaar 2002. Ook blijkt uit bedoelde rekening en verantwoording dat de bewindvoerder dit bedrag op 22 juli 2003, dus na het verbindend worden van de uitdelingslijst aan [voormalige saniet] heeft doorbetaald. Namens de rechter-commissaris is telefonisch aan de bewindvoerder meegedeeld dat, nu het een teruggave over het jaar 2002 betreft, dit bedrag aan de boedel toebehoort en aan de crediteuren uitgedeeld moet worden. Bij brieven van 6 en 21 augustus 2003 heeft de bewindvoerder [voormalige saniet] van het standpunt van de rechter-commissaris op de hoogte gesteld en verzocht het bedrag van €EUR 4.755,00 terug te storten naar de boedelrekening. Bij brieven van 14 augustus en 10 september 2003 heeft [voormalige saniet] slechts om uitstel cq uitleg gevraagd. Bedoeld bedrag heeft zij niet teruggestort, waarna de rechtbank een mondelinge behandeling ex artikel 358a van de Faillissementswet heeft bepaald. Bij brief van 15 september 2003 heeft de rechter-commissaris [voormalige saniet] meegedeeld dat de belastingsteruggave aan de crediteuren van [voormalige saniet] ten goede diende te komen en als alsnog op de boedelrekening diende te worden teruggestort. De rechter-commissaris heeft [voormalige saniet] daarbij gewezen op artikel 358a van de Faillissementswet. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 4 november 2003 heeft [voormalige saniet] zich op het standpunt gesteld dat nu de slotuitdelingslijst verbindend is geworden zij terecht de belastingteruggave over 2002 heeft ontvangen nu de rechtbank bij vonnis van 23 april 2003 heeft vastgesteld dat zij niet is tekortgeschoten in haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en heeft bepaald dat de op haar rustende verplichtingen, met ingang van 23 april 2003 zijn komen te vervallen. Gewezen op de gevolgen van het door de rechtbank toepassen van artikel 358a van de Faillissementswet heeft zij verklaard haar standpunt te handhaven. De rechtbank overweegt het volgende. Uitgangspunt van de Wet schuldsanering natuurlijke personen is dat de schuldenaar gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling alle inkomsten boven het vastgestelde vrij te laten bedrag aan de boedel worden afgedragen en voor verdeling onder de schuldeisers beschikbaar komt. Tot de inkomsten behoort hetgeen de schuldenaar in loondienst aan salaris verdient of uit hoofde van enige voorziening als uitkering ontvangt. De inkomsten uit arbeid bestaan in de eerste plaats uit de bruto bedragen waarop de schuldenaar aanspraak kan doen gelden en dus niet alleen uit hetgeen maandelijks netto wordt ontvangen. Met name voorzover het netto inkomen wordt bepaald door de inhouding terzake van loonheffing heeft te gelden dat de hoogte van het netto inkomen een voorlopig en voorwaardelijk karakter heeft. Het bedrag van de loonheffing is mede afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige. Een teruggave van belasting op basis van een aangifte inkomstenbelasting over enig jaar is dan ook aan te merken als inkomsten die in het jaar waarop de aanslag betrekking heeft zijn genoten. Immers is in dat jaar teveel belasting betaald en als gevolg daarvan te weinig aan de boedel afgedragen. Het enkele feit dat in de onderhavige situatie de feitelijke terugbetaling heeft plaats op een moment dat de looptijd van de schuldsanering reeds was verstreken kan daarin geen verandering brengen. De vaststelling in het vonnis dat de verplichting tot afdracht aan de boedel is komen te vervallen ziet uitsluitend op de inkomsten die na ommekomst van de looptijd worden genoten. Ten overvloede wordt er hierbij op gewezen dat ten tijde van de uitbetaling door de belastingdienst weliswaar de looptijd was verstreken maar de schuldsaneringsregeling nog niet (van rechtswege) was beëindigd. Door de bewindvoerder is het bedrag van de terugbetaling door de belastingdienst ten onrechte aan de schuldenaar uitbetaald. Voor de schuldenaar kan daarin evenwel geen aanleiding gelegen zijn het bedrag niet aan de boedel terug te betalen. Integendeel, waar de toepassing van de schuldsaneringsregeling plaats vindt op uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar en het verkrijgen van de schone lei door de schuldenaar voor de schuldeisers tot gevolg heeft dat zijn hun (resterende) vordering niet langer kunnen opeisen, had het op de weg van de schuldenaar gelegen de bewindvoerder te wijzen op de begane vergissing en eigener beweging aanstonds tot terugbetaling over te gaan. In dit verband dient mede de hoogte van de belastingteruggave in aanmerking te worden genomen in relatie tot enerzijds het totale bedrag dat in de boedel is gevloeid en anderzijds de hoogte van het totale schuldenbedrag. Tegen de achtergrond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat [voormalige saniet] door het bedrag dat zij aan belastingteruggave heeft ontvangen niet aan de boedel af te dragen de crediteuren heeft benadeeld en daarmee alsnog geacht moet worden niet aan haar verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien te hebben voldaan. Deze tekortkoming dient aan [voormalige saniet] te worden toegerekend nu zij hoewel gewezen op haar verplichtingen weigerachtig is gebleven het bedoelde bedrag aan de boedel terug te betalen. Nu na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling is gebleken dat zich voordien feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 350 derde lid onder van de Faillissementswet, is er aanleiding te bepalen dat artikel 358 eerste lid van de Faillissementswet, op grond waarvan de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt, voorzover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn, verder geen toepassing vindt. Ingevolge artikel 358a Faillissementswet kan de rechtbank de hiervoor genoemde beslissing nemen op verzoek van iedere belanghebbende. Tot het moment waarop de schuldsanerings-regeling kan de bewindvoerder geacht worden namens de gezamenlijke schuldeisers op te treden. Na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van rechtswege verliest ook de benoeming van de bewindvoerder haar geldigheid. De schuldeisers hebben op generlei wijze kennis kunnen nemen van voormelde feiten en omstandigheden. Zij hebben derhalve ter gelegenheid van de beëindigingszitting geen bezwaar kunnen maken tegen die beëindiging en evenmin op die gronden verzet tegen de gedeponeerde uitdelingslijst kunnen doen. De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris op grond van het vorenstaande terecht van [voormalige saniet] heeft gevergd dat zij het bedrag van €EUR 4.755,00 alsnog aan de boedel terugbetaalde. Nu de rechtbank ambtshalve kennis heeft gekregen van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden brengt een redelijke wetstoepassing, waarbij niet alleen de belangen van de schuldenaar maar ook de belangen van de schuldeisers in aanmerking worden genomen met zich dat de rechtbank geacht moet worden ook ambtshalve tot toepassing van deze wetsbepaling over te gaan DE BESLISSING: De rechtbank, rechtdoende, Bepaalt dat artikel 358, lid 1 van de Faillissementswet verder geen toepassing vindt. Dit vonnis is gewezen door mr. W.H. Westhuis en uitgesproken op 25 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.