Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0533

Datum uitspraak2003-12-18
Datum gepubliceerd2003-12-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers439/2003 FV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseres vordert nakoming van een concurrentiebeding. Gedaagde voert als verweer aan dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, omdat er sprake is van een dusdanige ingrijpende functiewijziging dat het concurrentiebeding opnieuw overeengekomen had moeten worden.


Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR KG nummer: 439/2003 FV Uitspraak: 18 december 2003 De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LOWLAND INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Hoofddorp, EISERES IN KORT GEDING, procureur mr. A. de Groot, advocaat mr. O. Hammerstein te Amsterdam, tegen: [gedaagde], wonende te [woonplaats], GEDAAGDE IN KORT GEDING, procureur mr. C.H.P. de Boer, advocaat mr. C. van Soest te Huizen. Partijen worden hierna ook genoemd Lowland en [gedaagde]. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter terechtzitting van 8 december 2003 heeft Lowland gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [Gedaagde] heeft de vordering bestreden. Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Lowland de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd. De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK 1. De uitgangspunten 1.1. Lowland is een bedrijf dat zich onder andere bezig houdt met het beschikbaar stellen van personeel aan diverse gezondheidscentra en ambulancediensten. Lowland is met name gespecialiseerd in het leveren van personeel voor intensive care, coronary care, operatiekamers en ambulancediensten. 1.2. Op 1 maart 1999 is [gedaagde] in dienst getreden van Lowland in de functie van intercedent medisch. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Dit luidt als volgt: "9. Het is de werknemer niet toegestaan binnen 12 maanden na het beƫindigen van deze arbeidsovereenkomst bij een onderneming in dienst te treden welke in aard en soort gelijkwaardige activiteiten onderneemt als Lowland International. Hieronder vallen ook uitzendorganisaties. (...)." 1.3. Per 21 augustus 2002 bekleedde [gedaagde] de functie van adjunct-directeur bij Lowland. 1.4. De arbeidsovereenkomst is op 29 september 2003 op verzoek van Lowland door de kantonrechter te Haarlem per 1 oktober 2003 ontbonden. 2. De vordering en de standpunten van partijen 2.1. Lowland vordert thans, zakelijk weergegeven, nakoming van het concurrentiebeding op straffe van verbeurte van een dwangsom van 10.000,- euro per dag, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. 2.2. Lowland stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] in 2002 en 2003 diverse handelingen verricht heeft om zowel bij klanten van Lowland als bij diverse werknemers goodwill voor zichzelf op te bouwen en dat [gedaagde] deze goodwill thans gebruikt om een onderneming te beginnen waarvan de activiteiten van gelijke aard zijn als die van Lowland op medisch gebied. Voorts betoogt Lowland dat [gedaagde] na beƫindiging van de arbeidsovereenkomst verscheidene werknemers van Lowland heeft benaderd met de vraag of zij bereid zijn om bij de onderneming van [gedaagde] in dienst te treden. Bovendien voert Lowland aan dat [gedaagde] nadien ook diverse klanten van Lowland heeft benaderd. Dit handelen is in strijd met het concurrentiebeding en onrechtmatig, aldus Lowland. 2.3. Het concurrentiebeding bevat weliswaar niet letterlijk de bepaling dat het [gedaagde] verboden is om een eigen onderneming te starten, maar Lowland betoogt dat dit wel onder de bewoordingen van het concurrentiebeding moet worden begrepen. Daarnaast voert Lowland aan dat zij onbillijk benadeeld wordt door de overtreding van het concurrentiebeding aangezien [gedaagde] kennis draagt van alle bedrijfsgeheimen en persoonlijk contact had met klanten en andere relaties van Lowland. 2.4. [Gedaagde] erkent dat hij doende is een eigen onderneming te beginnen, doch betwist dat hij daarmee handelt in strijd met het concurrentiebeding. [Gedaagde] voert hiertoe aan dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, omdat dat beding was overeengekomen toen hij als intercedent medisch bij Lowland werkte en hij laatstelijk daar als adjunct-directeur werkzaam was. [Gedaagde] betoogt dat er sprake is geweest van een dusdanige functiewijziging dat het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden. 2.5. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan. 3. De gronden van de beslissing 3.1. Kern van het geschil is de beantwoording van de vraag of [gedaagde] gehouden is aan het concurrentiebeding. [Gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat dit niet het geval is, omdat er na het overeenkomen van het concurrentiebeding een dusdanige functiewijziging heeft plaatsgevonden dat dat beding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden. 3.2. Uitgangspunt in deze is dat een concurrentiebeding opnieuw moet worden overeengekomen indien de wijziging van de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst van zo ingrijpende aard is dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Genoegzaam is komen vast te staan dat [gedaagde] in de functie van intercedent medisch zich voornamelijk bezighield met het samenbrengen van oproepkrachten, voornamelijk ambulancepersoneel, en opdrachtgevers/ambulancediensten. Daar komt bij dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld heeft dat hij in de functie van adjunct directeur de algemene leiding had over de afdeling Medical Services. 3.3. Voorts is komen vast te staan dat het salaris van [gedaagde] bij aanvang van zijn dienstverband ongeveer 2.268,90 euro (f. 5.000,-) bruto per maand bedroeg en dat in de functie van adjunct directeur zijn salaris 7.686,- euro (f. 16.937,72) bruto per maand bedroeg. Gelet op deze aanzienlijke salarisverhoging en de aanmerkelijke positieverbetering van [gedaagde] binnen het bedrijf in een relatief korte periode, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een dusdanige functiewijziging dat [gedaagde] niet onverkort aan het oude beding gehouden kan worden. 3.4. Het concurrentiebeding had derhalve bij de functiewijziging opnieuw overeengekomen moeten worden, waarmee het verweer van [gedaagde] doel treft. Eerst ter zitting heeft Lowland nog aangevoerd dat het handelen van [gedaagde] ook zonder concurrentiebeding als een onrechtmatige daad is te kwalificeren. Lowland heeft echter uitsluitend de nakoming van het concurrentiebeding gevorderd op straffe van een dwangsom. Nu het bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst gesloten concurrentiebeding zijn werking heeft verloren en partijen geen nieuw concurrentiebeding zijn overeengekomen, ligt de vordering van Lowland, gelet op haar tot het concurrentiebeding beperkte inhoud, voor afwijzing gereed. 3.5. Lowland wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. DE BESLISSING De voorzieningenrechter: - weigert de gevorderde voorziening; - veroordeelt Lowland in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op 205,- euro aan verschotten en op 704,- euro aan salaris van de procureur. - verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Gewezen door mr. A.L. Croes, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2003 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.