
Jurisprudentie
AO0770
Datum uitspraak2003-11-12
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00960
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00960
Statusgepubliceerd
Indicatie
bevoegdheid tot het afnemen van eden, verklaringen en beloften door de Korpschef van de KLPD ondergemandateerd. Noch art. 21 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar noch enig andere wettelijke bepaling verzet zich tegen ondermandatering van deze bevoegdheid. In casu is niet gebleken dat de mandaatgever tostemming heeft verleend tot het verlenen van ondermandaat m.b.t. de beediging van buitengewoon opsporingsambtenaren. Gebreken die kleven aan de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar die de gedraging heeft waargenomen zijn niet van dien aard dat als gevolg daarvan de door hem opgelegde sanctie zou moeten worden vernietigd.
Uitspraak
WAHV 02/00960
12 november 2003
CJIB 09044873496
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Zutphen
van 16 september 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaatsnaam]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
wonende te [woonplaats]
1. De inhoud van de beslissingen van het hof van 27 februari 2003 en 21 augustus 2003 worden geacht hier te zijn overgenomen.
2. Het verdere procesverloop
De advocaat-generaal heeft de door het hof gevraagde informatie in het geding gebracht.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hierop schriftelijk gereageerd.
3. Beoordeling
3.1. Art. 21 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, zoals geldend van 1 januari 1998 tot en met 31 mei 1999 bepaalt, dat de procureur-generaal van de bevoegdheid tot het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, mandaat kan verlenen aan de direct toezichthouder. Blijkens de akte van beëdiging is als direct toezichthouder aangewezen: de Korpschef van het Korps landelijke politiediensten te Driebergen.
3.2. In geschil is nog de vraag of degene ten overstaan van wie de Buitengewoon opsporingsambtenaar M. van Kerkhof op 8 maart 1999 de belofte heeft afgelegd, te weten A.A.M. Hellemons, daartoe bevoegd was.
3.3. Uit de door de advocaat-generaal overgelegde stukken blijkt, dat Hellemons voornoemd destijds commissaris van politie en hoofd van de divisie Mobiliteit van de KLPD was, onder wie onder meer de Verkeerspolitie ressorteerde. Voorts kan uit de stukken worden afgeleid, dat de bevoegdheid tot het afnemen van eden, verklaringen en beloften door de Korpschef van de KLPD aan hem was ondergemandateerd.
3.4. De betrokkene voert aan, dat de bevoegdheid tot het afnemen van de eed zodanig is verknocht met de persoon van de korpschef, dat deze zich niet leent voor ondermandatering.
3.5. Naar het oordeel van het hof verzet noch art. 21 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar noch enig andere wettelijke bepaling zich tegen ondermandatering van de onderhavige bevoegdheid. Het hof is voorts van oordeel, dat de aard van de bevoegdheid zich evenmin tegen ondermandatering verzet. Verder is niet gebleken dat het mandaatbesluit zich tegen ondermandatering verzet.
3.6. De betrokkene voert verder aan, dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de mandaatgever, volgens de betrokkene de Minister van Justitie, met de ondermandatering aan Hellemons heeft ingestemd.
3.7. Vooropgesteld dient te worden dat in dit geval niet de Minister van Justitie, maar de procureur-generaal de mandaatgever was.
3.8. Ingevolge art. 10:9, eerste lid, Awb, kan de mandaatgever toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Van toestemming van de procureur-generaal te Amsterdam tot het verlenen van ondermandaat met betrekking tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar die de administratiefrechtelijke sanctie heeft opgelegd blijkt niet.
3.9. Wel blijkt uit de brief van de korpschef van de KLPD d.d. 2 januari (het hof leest: september) 2003, dat de procureur-generaal in algemene zin heeft ingestemd met de (onder)mandatering van de beëdiging van buitengewone opsporingsambtenaren door de korpschef aan de divisiehoofden van de KLPD, onder wie de commissaris van politie Hellemons.
3.10. Gelet op hetgeen in de arresten van 27 februari 2003 en 21 augustus 2003, alsmede hiervoor is overwogen, komt het hof tot de slotsom, dat de gebreken die kleven aan de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar die de gedraging heeft waargenomen niet van dien aard zijn, dat als gevolg daarvan de door hem opgelegde administratieve sanctie zou moeten worden vernietigd.
3.11. Op grond van de zich in het dossier bevindende foto en de in het zaakoverzicht van het CJIB opgenomen gegevens is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Het hof kan de betrokkene niet volgen in de constatering dat uit de foto zou blijken dat de "radar scheef stond". Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van de verbalisant in het zaakoverzicht, dat het meetmiddel op de voorgeschreven wijze is gebruikt. De beslissing van de kantonrechter zal daarom worden bevestigd.
3.12. In aanmerking nemende, dat de zaak reeds twee maal ter zitting is behandeld, de (gemachtigde van de) betrokkene eerder niet ter zitting is verschenen en in reactie op de door de advocaat-generaal in het geding gebrachte informatie niet opnieuw om een zitting heeft gevraagd, ziet het hof geen aanleiding om de zaak nogmaals ter zitting te behandelen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.