Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0964

Datum uitspraak2003-12-16
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307339/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 oktober 2003 heeft verweerder verzoekster onder aanzegging van bestuursdwang opgedragen binnen drie weken na verzending van dit besluit alle gevaarlijke (afval)stoffen en chemicaliën die binnen de inrichting liggen opgeslagen, te verwijderen.


Uitspraak

200307339/2. Datum uitspraak: 16 december 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State strekkende tot ambtshalve toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 10 november 2003, no. 200307339/1, inzake het geding tussen: de commanditaire vennootschap "Antonides C.V.", gevestigd te Oosterzee, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Lemsterland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 oktober 2003 heeft verweerder verzoekster onder aanzegging van bestuursdwang opgedragen binnen drie weken na verzending van dit besluit alle gevaarlijke (afval)stoffen en chemicaliën die binnen de inrichting liggen opgeslagen, te verwijderen. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 6 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 november 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E. Broeren, advocaat te Breda, en bijgestaan door [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door D.A. van der Kooij, ambtenaar van de gemeente, en [gemachtigde], zijn verschenen. Bij mondelinge uitspraak, gedaan tijdens die zitting, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 16 oktober 2003 geschorst met dien verstande dat de reeds verwijderde stoffen en chemicaliën niet mogen worden teruggebracht binnen de inrichting. Daarbij is bepaald dat de Voorzitter op korte termijn beziet of aanleiding bestaat de voorlopige voorziening te wijzigen dan wel op te heffen. Voorts is uitgesproken dat de schorsing van het bestreden besluit in ieder geval doorloopt tot en met 9 december 2003. De Voorzitter ziet thans aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 2. Overwegingen 2.1. Het is de Voorzitter op grond van nader ingekomen stukken gebleken dat verweerder het bestreden besluit van 16 oktober 2003 heeft ingetrokken. Gelet hierop ziet de Voorzitter thans geen aanleiding meer om te bezien of de eerder uitgesproken schorsing dient te worden gewijzigd dan wel dient te worden opgeheven. Nu in de Voorzittersuitspraak van 10 november 2003 evenwel is bepaald dat de Voorzitter in het kader van het op grondslag van artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uit te spreken oordeel zal bezien of er aanleiding bestaat om een proceskostenveroordeling uit te spreken, zal de Voorzitter thans oordelen over de door verzoekster in het kader van de onderhavige procedure opgevoerde proceskosten. 2.2. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 2.3. Verzoekster heeft haar verzoek van 6 november 2003 bij telefaxbericht van 8 december 2003 ingetrokken. 2.4. Het voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht zal ingevolge artikel 8:82, derde lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht door de Secretaris van de Raad van State worden terugbetaald. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Lemsterland in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 697,87, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Lemsterland te worden betaald aan verzoekster. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Scheerhout Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2003 318.