Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1060

Datum uitspraak2003-12-24
Datum gepubliceerd2003-12-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers99833 / HA ZA 03-804
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dwaling koopovereenkomst auto; onjuiste kilometerstand.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 99833 / HA ZA 03-804 Datum vonnis: 24 december 2003 Vonnis in de zaak van X, wonende te , eiser bij dagvaarding van 13 mei 2003, procureur mr. S.I. Henny, advocaat mr. M. Westerveld te Amsterdam, tegen Y, wonende te , gedaagde, procureur mr. W.H.B.K. Brunet de Rochebrune, advocaat mr. ing. A. Klein te Nijmegen. Het verloop van de procedure Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 17 september 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Daarna zijn nog de volgende processtukken gewisseld: * een conclusie van dupliek. Ten slotte is vonnis bepaald. De vaststaande feiten 1.1 Van 16 januari 2002 tot 11 december 2002 is Y eigenaar geweest van een personenauto van het merk BMW, type 523i, met het kenteken xx-xx-xx (hierna: de BMW). Y heeft deze auto gekocht van ene A te Utrecht voor een koopprijs van € 15.500,--. 1.2 Op 3 december 2002 heeft Y de BMW door middel van een advertentie op het internet te koop aangeboden. In de tekst van de advertentie staat onder andere vermeld: “(…)150.000 kilometer gelopen (…)”. 1.3 Op 11 december 2002 heeft X deze BMW bij mondelinge koopovereenkomst van Y gekocht. De overeengekomen koopprijs van € 14.000,-- heeft X aan Y voldaan. De kilometerstand op de teller van de BMW bedroeg toen ongeveer 154.000. 1.4 Medio januari 2003 heeft X de BMW naar Automobielbedrijf Van Poelgeest B.V. te Amstelveen gebracht. Volgens de factuur van 15 januari 2003 van dit bedrijf zijn toen voor een bedrag van € 2.840,51 werkzaamheden aan de BMW verricht. De kilometerstand op de teller bedroeg toen, volgens diezelfde factuur, 156.409. X heeft deze factuur voldaan. 1.5 In februari 2003 heeft Van Poelgeest B.V. X erop gewezen dat de stand op de kilometerteller van de BMW onlogisch was. X heeft op 27 februari 2003 van Van Poelgeest B.V. een uitdraai van de Stichting Nationale Auto Pas met betrekking tot de aldaar geregistreerde kilometerstanden van de BMW ontvangen. Uit die uitdraai, gedateerd 7 februari 2003, blijkt van twee zogenoemde trendbreuken: - op 10 februari 1998 is als kilometerstand 95.641 geregistreerd en op 20 oktober 1998 de lagere stand van 85.787; - op 12 november 2001 is als kilometerstand 183.156 geregistreerd en op 24 december 2001 de lagere stand van 115.733. 1.6 Bij deurwaarderexploot van 13 maart 2003 heeft X de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen op grond van dwaling, subsidiair de overeenkomst ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan en op grond daarvan Y gesommeerd om binnen 10 dagen de koopprijs ad 14.000,-- en een bedrag aan schadevergoeding van 2.840,51 aan hem (terug) te betalen en de BMW van hem terug te nemen. Het geschil 2.1 Voor de omschrijving van de vorderingen van X en de onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de nummers 1.1 en 1.2 van het tussenvonnis van 17 september 2003. 2.2 Y heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De beoordeling van het geschil 3. Gelet op de primaire grondslag van de vorderingen van X zal allereerst worden onderzocht of zijn beroep op dwaling slaagt. Daarvoor is in het onderhavige geval nodig dat komt vast te staan (1) dat X bij het sluiten van de koop niet wist noch behoorde te weten dat de stand van de kilometerteller van de BMW onjuist was, (2) dat hij bij een juiste voorstelling van zaken deze koop niet had gesloten en (3) dat de bij X levende verkeerde voorstelling van zaken aan (het achterhouden van) een inlichting van Y te wijten is dan wel Y van diezelfde onjuiste veronderstelling als X is uitgegaan (art. 6:228 lid 1 BW). Vervolgens zal moeten worden nagegaan of de eventuele dwaling geen uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of in verband met de aard van de overeenkomst, de verkeersopvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van X dient te blijven (art. 6:228 lid 2 BW). 4. Met betrekking tot het eerste vereiste wordt het volgende overwogen. Op grond van de – op zichzelf niet door Y betwiste – gegevens van de Stichting Nationale Auto Pas staat vast, dat tijdens het sluiten van de koopovereenkomst een verschil heeft bestaan tussen de stand op de kilometerteller van de BMW en het feitelijk met die auto gereden aantal kilometers. Tussen de partijen is evenmin in geschil dat X hiervan toen niet op de hoogte was of redelijkerwijs had behoren te zijn. Aan dit vereiste is dus voldaan. 5. Op grond van diezelfde gegevens van de Stichting Nationale Auto Pas moet het ervoor worden gehouden dat tijdens het sluiten van de koop met de BMW in ieder geval 78.277 kilometers méér waren gereden dan de (ongeveer) 154.000 kilometer die de teller op dat moment aangaf. Verder wordt overwogen dat, zoals X ook heeft aangevoerd, zekerheid over het exacte aantal met de BMW gereden kilometers niet meer is te verkrijgen. Tegen deze achtergrond is de stelling van X, dat hij de koop niet – ook niet voor een lagere koopprijs – zou hebben gesloten als hij van de onjuistheid van de stand op de kilometerteller had geweten, zonder meer aannemelijk. Y heeft deze stelling op zichzelf ook niet gemotiveerd betwist. Voor zover zijn beroep op art. 6:230 BW in dit verband al (mede) zou zijn bedoeld als betwisting wordt verwezen naar het hetgeen onder 9. is overwogen, waaruit blijkt dat dit beroep faalt. Ook aan het tweede vereiste is derhalve voldaan. 6. Dat geldt ook voor het derde vereiste. X heeft onweersproken gesteld dat hij is afgegaan op de advertentie op het internet waarin Y destijds de BMW te koop heeft aangeboden, waarin Y een naar thans is gebleken onjuiste mededeling heeft gedaan over het met de auto gereden aantal kilometers. Op grond hiervan staat vast dat de bij X ontstane verkeerde voorstelling van zaken berust op een van Y afkomstige inlichting. In het midden kan blijven of ook Y van de onjuistheid van de kilometerstand op de teller niet op de hoogte was. 7. Het voorgaande leidt tot geen andere conclusie dan dat X bij het sluiten van de koop heeft gedwaald. Uit het voorgaande volgt dat zijn dwaling niet ziet op een uitsluitend toekomstige omstandigheid. Verder is door de partijen niets gesteld en is ook overigens niets gebleken op grond waarvan de onderhavige dwaling voor rekening van X behoort te blijven. Geoordeeld wordt dat hij dus terecht een beroep op dwaling en de vernietigbaarheid van de overeenkomst heeft gedaan. 8. Aan dit oordeel doet niet af het nieuwe gezichtspunt dat Y bij dupliek nog naar voren heeft gebracht. Dat betreft het verweer dat zijn achterman A in de vrijwaringsprocedure heeft gevoerd of zal voeren. Volgens A zou het verschil in de kilometerstand te verklaren zijn doordat in de BMW een andere ‘klok’ is gemonteerd. Geoordeeld wordt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien wat de relevantie is van deze beweerde omstandigheid – ook indien deze komt vast te staan – voor het onderhavige geschil. Het doet er immers niet toe of de kilometerteller van de BMW het onjuiste aantal c.q. te weinig kilometers vermeldt doordat deze is gemanipuleerd of doordat deze is vervangen. In dit verband zijn de stellingen van Y, dat X ingeval komt vast te staan dat de klok is vervangen een reële waarde voor de auto heeft betaald en dat dan ook geen sprake is van extra onderhoudskosten, onbegrijpelijk. Zij worden dan ook verworpen. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor aanhouding van de hoofdzaak in afwachting van bepaalde vaststellingen op dit punt in de vrijwaringszaak en wordt het aanbod van Y om A in de hoofdzaak als getuige te doen horen als niet ter zake dienend gepasseerd. 9. Voorts ligt in hetgeen in hiervoor onder 5. is overwogen besloten, dat voor toepassing van art. 6:230 BW, zoals Y wenst, in dit geval geen plaats is. Geoordeeld wordt dat het nadeel dat X zou lijden bij vermindering van de koopprijs met instandlating van de overeenkomst niet op afdoende wijze kan worden opgeheven. Zoals X terecht heeft opgemerkt kan niet meer worden vastgesteld hoeveel kilometers nu eigenlijk met de BMW zijn gereden en wat de waarde van de BMW is waarop een lagere koopprijs zou moeten worden gebaseerd. De onzekerheid omtrent het werkelijke aantal kilometers dat de auto heeft gereden komt de verkoopbaarheid van de BMW bepaald niet ten goede en leidt voorts tot onzekerheid over de onderhoudsbehoefte van de BMW. Bovendien gaat het in het onderhavige geval om een aanzienlijk aantal extra kilometers dat met de auto is gereden. Gezien al deze omstandigheden is de lagere waarde van de auto niet goed vast te stellen en behoeft X redelijkerwijs geen genoegen te nemen met enkel een (niet met zekerheid te bepalen) vermindering van de koopprijs. 10. Op grond van het voorgaande zal de primair gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst nietig is, worden toegewezen. In het verlengde hiervan zal Y ook worden veroordeeld om de door X voor de BMW betaalde koopprijs van € 14.000,-- terug te betalen. Wel dient, zoals X zelf ook reeds heeft aangegeven, daarop in mindering te worden gebracht een vergoeding voor het gebruik dat X na de koop van de auto heeft gemaakt. Over de hoogte daarvan wordt het volgende overwogen. 11. Y heeft voorgesteld voor iedere na de koop gereden kilometer € 0,28 te rekenen. X heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Nu dit bedrag de rechtbank ook ambtshalve niet onredelijk voorkomt wordt de kilometervergoeding op dit bedrag vastgesteld. Het aantal te vergoeden kilometers zal, rekening houdend met het voorstel daarover van X, moeten worden bepaald door het verschil te berekenen tussen de stand van de teller ten tijde van de koop – volgens beide partijen 154.000 – en de stand van de teller op het moment van feitelijke teruggave van de BMW aan Y. 12. X heeft tevens de veroordeling van Y tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van de factuur van Van Poelgeest B.V. ad € 2.840,51 gevorderd. Hij heeft hieraan, samengevat, ten grondslag gelegd dat de BMW door het veel hogere aantal gelopen kilometers mankementen vertoonde. Voor het noodzakelijke herstel daarvan heeft hij betaalt, terwijl Y – die de auto weer terugkrijgt – daarvan profiteert. Y heeft hiertegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd. Aangezien X met de auto binnen ongeveer een maand (in elk geval) 2.396 kilometer heeft gereden en aangezien het een auto uit 1996 betreft diende X tot op zekere hoogte rekening te houden met kosten voor onderhoud. Gelet hierop en gelet op het gegeven dat de BMW bij de koop ongeveer de helft meer kilometers had gelopen dan de teller aangaf, is het volgens Y niet redelijk als meer dan 50% van de onderhoudskosten voor zijn rekening wordt gebracht. 13. Uit de stellingen van X bij repliek wordt afgeleid dat hij deze vordering baseert op de stelling dat Y door de verbeteringen aan de auto ongerechtvaardigd is verrijkt. Art. 6:212 lid 1 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Nu de vernietiging van de overeenkomst er met terugwerkende kracht toe heeft geleid dat Y steeds de eigenaar van de BMW is gebleven moet worden geoordeeld, dat de daaraan aangebrachte verbeteringen waarvoor X heeft betaald – en waardoor X dus is verarmd – in elk geval voor een deel aan Y ten goede zijn komen, zonder dat daarvoor een redelijke grond bestaat. Gelet hierop heeft X inderdaad recht op vergoeding van zijn schade, voor zover dit redelijk is. Op grond van het hiervoor weergegeven, gemotiveerde verweer van Le wordt geoordeeld dat het niet redelijk is om het volledige factuurbedrag van € 2.840,51 als schade van X voor rekening van Y te brengen. Hiertoe wordt overwogen dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, uit de kale stelling van X op dit punt niet volgt dat alle op de factuur van Van Poelgeest B.V. vermelde posten zonder meer en uitsluitend te maken hebben met de extra kilometers die de auto heeft gereden. Tegenover het gemotiveerde verweer van Y heeft X op dit punt niet aan zijn stelplicht voldaan, zodat aan bewijs niet wordt toekomen. Op grond van al het voorgaande en op grond van het gegeven dat X zelf een aanmerkelijk aantal kilometers met de BMW heeft gereden en hij dus in zoverre zelf profijt heeft gehad van het onderhoud, wordt de door Y te betalen schadevergoeding met toepassing van art. 6:107 BW schattenderwijs begroot op € 1.420,26, zijnde de helft van het gevorderde factuurbedrag. 14. X heeft ter onderbouwing van zijn vordering ad € 2.481,08 wegens buitengerechtelijke kosten opgesomd welke werkzaamheden zijn advocaat in dat kader heeft verricht. Y heeft op zichzelf niet betwist dat deze werkzaamheden zijn verricht. Hij meent echter dat deze toewijzing van het gevorderde bedrag niet rechtvaardigen en voorts dat de proceskosten daarvoor een vergoeding plegen in te houden. Overwogen wordt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom al deze werkzaamheden moeten worden beschouwd als in het kader van de onderhavige procedure gemaakt. Gelet op al het voorgaande was het op zichzelf redelijk om de bedoelde werkzaamheden te laten verrichten. Wel is opgevallen dat de tekst van het deurwaardersexploot van 13 maart 2003 inhoudelijk grotendeels gelijk is aan die van het dagvaardingsexploot van 13 mei 2003. Daarin wordt aanleiding gezien om niet, zoals op grond van het rapport Voor-werk II gebruikelijk zou zijn, twee punten van het toepasselijke liquidatietarief toe te wijzen, maar één punt. Dat komt in deze zaak neer op een bedrag van € 390,00 en tot dit bedrag zal de vordering wegens buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. 15. Resumerend is van de gevorderde bedragen in totaal een bedrag van € 15.810,26 toewijsbaar, met dien verstande dat Y daarvan nog de conform rechtsoverweging 11. te berekenen gebruiksvergoeding mag aftrekken. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat ook die toewijsbaar is. 16. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Y worden veroordeeld in de aan de zijde van X gevallen kosten van deze procedure, die van het incident daaronder begrepen. De beslissing de rechtbank, recht doende 1. verklaart voor recht dat de tussen de partijen gesloten koopovereenkomst nietig is; 2. veroordeelt Y om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X te betalen een bedrag van € 15.810,26, te verminderen met het bedrag van de met inachtneming van rechtsoverweging 11. te berekenen gebruiksvergoeding en vervolgens te vermeerderen met de wettelijke rente over het alsdan verschuldigde bedrag vanaf 13 maart 2003 tot aan de dag der voldoening; 3. veroordeelt Y in de kosten van deze procedure, die van het incident daaronder begrepen; deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van X gevallen, bepaald op € 1.611,16, waarvan op de voet van artikel 243 Rv te betalen aan de griffier van deze rechtbank op rekening van de Rabobank met nummer 19.23.25.752 ten name van Gerecht 533 Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem onder vermelding van het zaak- en rolnummer 99833 / HA ZA 03-804: € 180,00 wegens in debet gesteld vast recht, € 81,16 wegens explootkosten, € 1.170,00 wegens salaris procureur en het restant van € 180,00 aan de procureur van X wegens de eigen bijdrage in het vast recht; 4. verklaart de onder 2. en 3. gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; 5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en uitge-spro-ken in het openbaar op woensdag 24 december 2003. de griffier de rechter Coll.: CL