Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1298

Datum uitspraak2003-12-24
Datum gepubliceerd2004-01-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308283/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 december 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Renkum (hierna: het college) aan [vergunninghouder] met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een woning op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200308283/2. Datum uitspraak: 24 december 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem van 23 oktober 2003 in het geding tussen: verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Renkum. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 december 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Renkum (hierna: het college) aan [vergunninghouder] met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een woning op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 1 september 2003 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met uitzondering van het bezwaar inzake het ontbreken van de serre van verzoeker op de bouwtekeningen. Bij uitspraak van 23 oktober 2003, verzonden op 31 oktober 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 8 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2003, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker bij brief van 9 december 2003 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 december 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.H.M. Claessen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord vergunninghouder, bijgestaan door mr. B.H.M. Karens, advocaat te Barneveld. 2. Overwegingen 2.1. Gebleken is dat de bouwwerkzaamheden in een vergevorderd stadium verkeren. De Voorzitter is derhalve van oordeel dat, gelet op de betrokken belangen, voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening de vereiste onverwijlde spoed ontbreekt. 2.2. Het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden afgewezen. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. Molenaar Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003 369.